4.3.6.2.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
de ándere maakt van níets: een káns!
- Wat gij ook doet, verricht uw werk van harte, als voor de Here en niet voor mensen (Col. 3:23).
Ach, dat dagelijkse werk van u werk in de ruimste zin dan- wat stelt dat nu helemaal vóór: Níets toch eigenlijk. Wat voor kans kan dáár nu inzitten. Niets dan nieten door de schuld van de anderen.
- Je bent een kittig wijfje en je wilt in je huwelijk je jonge meisjesleven voortzetten. Gezellig doorzakken in een café met vrienden van vroeger. Die man van je moet nu niet gaan zaniken over huiselijkheid en teamspirit (:18).
- Je bent een echte sportvent. Zaterdag en zondag zijn voor het trimmen en zeilen. Je vrouw hééft het maar over de kinderen en over zichzelf. Zij klaagt, dat zíj nergens eens kómen. Op die manier beperkt zij je zelfontplooiing. Heel gevaarlijk voor jouw beleven van je eigen identiteit. Laatst heb je ze daar nog voor áfgeblaft! (:19).
- Die oudelui, die zíjn er toch voor om belazerd te worden. Ze zijn er toch enkel en alleen maar voor de centen. De rest is toch flauwekúl! Dat gedoe over je best doen op school. Ze moesten eens weten, dat je al een maand spijbelt (:20).
- Je jaagt echt een beetje achter die jongen van je aan. Je wilt er een voetbalster van maken. Eigenlijk háát hij dat spel, maar hij moet er doorhéén. Laatst zat je te kijken naar een wedstrijd, waarin hij meedeed. Hij liep weer eens niet hárd genoeg. Keihard riep je:
Hé Peter
zal ik een stóel voor je halen.
Iedereen gíerde van het lachen, maar híj kon je wel schieten (:21). Dom van zon knul hè.
- De chef met al zijn vóórschriften
Dit formulier hebt u vergeten en dát is niet goed ingevuld.
enz.
Hier te breed en daar te lang. Laat ie nu gauw wat krijgen (:22).
- Je wilt zo graag je imago opvijzelen, je denkt:
Hoe zal ik het nu eens zó zeggen, dat ik bij de mensen goed overkom.(:23b).
U
wedergeborene: u hebt daaraan méégedaan. Ook ú maakte van niets iets, dat minder dan níets was.
Maar dat is nu afgelopen: er zit muziek in uw werk in ruimte zin -huwelijks, maatschappelijke en gezinsverhoudingen- en in engere zin: de baan: het leek alleen maar niets. U maakt nu van dat gewáánde niets een werkelijke káns.
- U mevrouwtje: u wás dat weerbare dametje. Benauwd om een offer te brengen, als híj ook niet wat deed. En nu met de wedergeboorte in u- hoe is het nu? U verricht uw werk in dit geval uw huwelijk- zo van harte voor de Heer. Het begrip onderdanigheid hebt u vertaald tot offerbereide toewijding. Nu u dóet, wat hóórt, erváárt u ook, wat hoort. Uw dode werk van Hoe kom ik aan mijn trek vlamt op tot leven: hoe maak ik hém gelukkig. Dat ís al zon fijne ervaring. En uw mán? Hij stráált. Hij wordt aangemoedigd om ook positief te handelen. Wat is het lícht aan het worden (:18).
- U meneer: ú was die bodybuilder. Hoe gaat het, nu het nieuwe leven gestalte in u krijgt?! Zaterdag was u níet bij de veldloop. Maar u was wél in het pretpark. Toen u uw zoon van acht afhaalde uit één van de attracties, zei hij:
Pappie, ik hou van je.
Hebt u óóit zoiets heerlijks gehoord? Het lijkt zo nietsbetekenends, een dagje met het gezin op stap. Maar nú zet u dat niets om in een heel reële kans op steeds meer geluk.
Weet u nog, wat u welgemeend na overleg met de Heer- tegen uw vrouw zei:
Het weekend is voortaan voor júllie.
Toen zij u omhelsde, sloegen de vlammen uit dat zo doods geworden huwelijk van u (:19).
- Jíj jongeman, was dat être, zeg maar: die etter. En nú: je bekeerde je toen in die tent, weet je nog. In de jeugdclub begon je te ervaren, wat het is om opnieuw te zijn geboren. Je wijdde je jonge leven aan Jezus toe. En nú: je ouders zijn je vrienden. Je biechtte op, maakte een nieuw begin.
Wat is nu een tienerleven:
o Beetje plaatje draaien
o Beetje moeite met de seks
Stelt toch niets vóór!
o Maar jíj draait plaatjes in de evangelische koffiebar
o Laatst was er één, die bij de bijbel was opgevoed, hij wist er nog zóveel van. Hij probeerde je uit, wilde je uit je tent lokken met zon quasi gemeend rotvraagje:
Zeg, wat is nu eigenlijk dudaïm? (Gen. 30:14).
Maar jouw reactie was zó, dat je hem zág denken: hij is gaver en volwassener dan ik. Dat niets van je leven wordt een kans, niet alleen voor jou, maar ook voor anderen. Je wandelt in ieder geval reeds in het licht met Jezus. Het donkere dal van luieren en bedriegen ligt áchter je. Wat is dát een behaaglijk idee (Col. 3:20).
- ü was die vader, die uw zoon zo opfokte: nu ja, niet voor voetbal, maar voor de school die u gedaan had en al zijn broers en zussen ook. Toen het nieuwe begin in uw leven kwam, was er zón toewijding om héél uw dagelijkse doen en laten aan God te wijden. U bad
en u kreeg licht op de situatie met uw zoon. Laatst zei hij, toch zo blij te zijn met de tuinbouwopleiding, waar u hem dan nu tóch naar toe liet gaan. U hebt hem bezig gezien in de schooloefentuin. Die kloeke gestalte bezig met mánnenwerk. Dóód ging hij op die vroegere school. Dood werk om hem daarheen te dwingen. Nú leeft hij óp. En ook ú vaart er wel bij. Door die goede beslissing vlamt wat dat betreft- uw gezinssituatie van leven.
- Ú was die man, die altijd roddelde over de chef. Het nieuwe denken begon echter in u. U zei:
Jezus, ik ben U toegewijd. Waar moet ik beginnen om mijn werk van alle dag te veredelen?!
U zag in, dat u eigen belangen diende door de belangen van de chef te dienen. Het dode werk:
Wat zal hij nú weer hebben.
en:
Ik lig toch stiekem dwars,
bloeide op tot leven:
o hij heeft toch ook zijn richtlijnen
o ik richt dit verslag nu eens zó in als híj het wil.
Wat is nu het schrijven van rapporten?! Níets toch! Na twintig jaar zijn ze in ieder geval door de papiermolen. Maar dat niets werd tot een káns om uw verzuurde innerlijk om te spitten en lucht te geven.
- Ú was die showbink. U leidde al eens een zangdienst, u sprak soms een woord, maar het behagen en het naar-de-ogen-kijken van mensen was een té groot element in uw overwegingen. Uw innerlijk onderging een renaissance. U zei tot God:
U heeft mij welgedaan (Ps. 13:6). Uit de grond van mijn hart kan ik daarom zeggen, dat ik tot uw dienst bereid ben. Zeg maar, hoe ik mijn werk moet herinrichten.
En; u zág: uw omgang met de mensen stelde niets voor. Het moest opgetild worden naar het licht. Toen Góds eer in het middelpunt kwam, werd dat niets een kans op een stralender, vruchtbaarder leven (Col. 3:23).
Zó is dat gegaan. Ja toch? Ja, ja
of halleluja.
Hé, u bent zo stil! Als het nog niet zo is gegaan, dan gáát het zo gaan. Laat uw hand nóg steviger door God vasthouden door blij, openhartig en vertrouwend te bidden. Dan trekt Hij u mee
|