4.4.2.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Wedergeborenen kiezen een ánder onderwerp voor hun aanbidding
- Assur zal ons niet verlossen, op paarden zullen wij niet rijden. En wij zullen niet meer zeggen tot het werk onzer handen: Onze God.
- Want van U krijgt de wees barmhartigheid (Hosea 14:4).
- Het is verstandig, wanneer iemand zich omkeert van zijn eigen weg en met God méé gaat lopen.
- Voorbij begint dan te gaan al dat hopeloze gestruikel door eigen domheid (:2).
- Het is goed om God excuus te vragen voor alle wilde gepraat en boude beweringen en verder alleen Hém te aanbidden (:3).
- Het is genezend om niet meer van ieder ander hulp te verwachten dan nu juist van Gód.
- Het is nuchter makend om niet meer alle soorten weelde, macht en kracht, na te willen jagen.
- Het is goed om te kunnen zeggen, dat het nu úit en áf is met alle verering van eigen bedenksels.
- Alles en iedereen buiten God valt immers tegen. Maar Hij
Hij laat je niet met lege handen staan. Geen hulpeloze, geen verlatene, geen mens alléén of God wil zijn hulp (Ps. 54:6), zijn Trooster (2 Th. 2:16), zijn Redder uit elke eenzaamheid zijn.
U, wedergeborene, hebt door Gods genade een eerbiedige houding jegens Hem gevonden:
- lang geleden misschien al keerde u zich af van uw eigen doodlopende weg. En: u keerde zich naar God toe.
- U ként de belofte, dat er een mogelijkheid aankomt, om helemáál niet meer te struikelen (2 Petr. 1:10).
- Nadat u God om vergeving had gevraagd, werden uw woorden meer betrouwbaar en uw uitspraken wijzer.
- U hebt er een begin mee gemaakt om uw hulp van Hem te verwachten.
- U kunt rustig de verwonderde vragen verduren, wanneer de mensen uw nieuwe auto zien, zo veel eenvoudiger dan uw vroegere. Soms zeggen ze:
O, ik wéét het. Dat is de nieuwe soberheidsrage. Dit is heel ín bij de Engelsen. Kerel, wat ben jij een trendsetter!
Maar ú weet, dat u door iets uit te sparen op tijdelijke pleziertjes- eeuwig nut verschaft aan de levens van andere mensen.
- En uw eigen werk, uw meningen. Och, de tijd, toen u blonk van zelfgenoegzaamheid, kinderlijke verwaandheid, wanneer u het weer eens zo bést had gezegd
Nú straalt u van blijdschap, wanneer de eer van God hoog wordt gehouden. En of u dan zélf de woordvoerder bent of een ander
dat doet er helemaal níets toe. Want: u hebt ontdekt, wie God is. Hij steunt (Jes. 41:10), Hij geeft raad (Ps. 16:7), Hij bevrijdt (Ps. 144:2). U vereert Hem, die u, als een o zo eenzaam mens in een gemeente plaatste, een gezin van kinderen van God (Ps. 68:7).
Heel die vrolijke opsomming: levenswerk is het, dat God verheerlijkt. Schoon wordt uw huis van plakkerig stof. Alles gaat glanzen.
Wat hoor ik: bént u nog niet zóver?! Dan hoort, wat hierboven staat, precies bij ú. Want het is alleszins gematigd. En overigens: wat niet is, kan komen. Wat niet is, zál komen.
|