4.5.
Hoofdgedachte:
Dode werken zijn vernietigbaar, levende werken onvernietigbaarxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
|
Gedachten:
|
-
|
Op ménsen afgestemd werk doorstaat de proef niet
|
4.5.1.
|
-
|
Op Gód afgestemd werk doorstaat de proef wél
|
4.5.2.
|
-
|
Jezus werk is onvernietigbaar
|
4.5.3.
|
-
|
Het werk van Jezus volgelingen is onvernietigbaar
|
4.5.4.
|
-
|
Die onvernietigbare werken liggen voor u kláár
|
4.5.5.
|
-
|
Stap er ín
|
4.5.6.
|
4.5.1.
Op ménsen afgestemd werk doorstaat de proef níet
- Ik Gamaliël- zeg u: laat u niet in met deze (volgelingen van Jezus) en laat hen geworden. Wánt
indien dit streven of dit werk uit mensen is, zal het vernietigd worden. Maar indien het uit God is,zult gij het niet kúnnen vernietigen, het mocht een blijken, dat gij tegen God strijdt
(Hand. 5: 38,39).
Er is een geweldige deining rond de apostelen in de eerste tijd na de Hemelvaart van Jezus (Hand. 1:0) en de aardevaart van de Heilige Geest (Hand. 2:2-4). Tijdens een geding tegen Petrus en de andere discipelen loopt hun léven gevaar (Hand. 5:33).
Maar één van de Farizeeën een zekere Gamaliël- wordt door God gebruikt om de druk van de ketel te halen. Sussend zegt hij:
Jezus is dood. Zijn volgelingen zijn nu nog bijzonder actief. Maar denk nu eens aan twee soortgelijke figuren als Jezus, in het verléden: Theudas en Judas de Galileeër. Díe gingen dóód en toen was het met de motivatie van hun volgelingen ook ráp gebeurd (: 36, 37). Maak je toch niet zo dík!
o als de leer van Jezus niets meer was dan de ideeën van Theudas en Judas, verloopt dit gedoe óók.
o Als Jezus leer echt van God was
wel
dan is het ageren tegen degenen, die zijn leer verbreiden: vechten tegen de bierkaai.
ik zou maar een beetje voorzichtig doen als ik jullie was.
Gamaliël verkondigt hier een keiharde waarheid: werk, waarbij mensen in het middelpunt gesteld worden, doorstaat de proef níet. Wat nu verder zijn beweegredenen waren om zó te spreken, laat ik in hoofdzaak buiten beschouwing. Zijn slotsom kan er op wijzen, dat het wonderbaarlijke opeens uit de gevangenis zijn van de gelovigen (Hand. 5:25) hem tot een voorzichtige opstelling heeft gebracht.
Wat nu hiervan zij
Theudas en Judas brachten geen idee, maar zichzelf. Ideeën te rechter tijd gebracht- kunnen uitgroeien tot wereldgodsdiensten en hebben dan een lang leven. Overigens worden ook zíj door geweldige rukwinden weggeblazen (Op 16:19).
Zichzélf brengen echter mislukt altijd. Wel zéker heeft Gamaliël Jezus onderschat. De Heiland bracht DE idee, maar die was ín Hem belichaamd. Gamaliël zal ten onrechte gedacht hebben:
Jezus bracht Zichzélf, net als Theudas. Ondanks alle opmerkelijke omstandigheden van dit ogenblik loopt het na zíjn dood net zó af. Wat zíjn de volgelingen van Jezus trouw aan hun dode Meester! Wat hééft Hij ze goed getraind!! Maar was het ánders met Judas de Galileeër?! Hij eiste blinde gehoorzaamheid, hij kréég die
wat wáren zij op zijn hand
wat slóten zij zich om hem aanéén. Maar na zijn dood
pffft
het leidde allemaal nérgens toe.
Als de gedachtegang inderdaad zo is geweest, is zij uiteraard fout. Zij moet dan berust hebben op gebrekkige en mogelijk vooringenomen waarneming. Maar één ding staat als een paal boven water:
Op een méns geconcentreerd werk gaat te niet, wanneer de tijd voor de test dáár is. Nog niet zo lang geleden hadden wij in Nederland een man, die beweerde, dat hij God was. Ook toen hetzelfde liedje, als bij Judas de Galileeër: hij stierf
zijn aanhang probeerde het nog even
maar het vuurtje is nú uit. Al dat dode werk, die voze opwinding, bleek vernietigbaar.
In het nú volgende beperk ik mij tot een gedeelte van de hiervóór vluchtig behandelde totaalgedachte; dit gedeelte:
- Theudas, Judas en hun aanhangers máákten het niet, omdat hun mensgericht streven een dood werk was.
In het kader van mijn onderwerp kan deze deelgedachte van nut zijn. Ik werk haar voor een mogelijk nú actueel zijnde situatie als volgt uit:
U wedergeborene- zult zeker tot een gemeente behoren. In de verhouding tussen u en de voorganger van die gemeente kunnen de zaken op drie manieren misgaan. Er is sprake van dood, mensgericht werk in de volgende gevallen:
- De voorganger eist van u, dat u hém centraal stelt. U gaat daar niet op in.
- Uw voorganger eist datzelfde van u; nu gaat u er wél op in.
- De voorganger stelt Jezus centraal. U echter blijft hém (de voorganger) hardnekkig in het middelpunt van uw aanbidding plaatsen.
In het eerste geval lijdt uw voorganger grote schade; in een harde verzoeking loopt hij gegarandeerd stuk.
In het tweede geval maakt u allebéi brokken.
In het derde geval zijn de brokken voor ú. Echter: ook uw voorganger wordt in zijn ontplooiing beperkt.
- Bid voor uw voorganger in het eerste geval.
- Bekeer u en bid voor hem in het tweede.
- Bekeer u in het derde.
Zoals eerder gezegd, heb ik van de tekst maar een klein stukje en dan nog zijdelings- gebruikt. Gamaliël zegt:
Aards werk is vernietigbaar. Hemels werk is onvernietigbaar.
Ik werk die laatste gedachte echter in de hierna volgende punten met behulp van andere teksten uit.
Wat dat zijdelings gebruik betreft: van allerlei aards werk heb ik één bepaald soort op de korrel genomen. Dat doe ik nóg even in de slotzinsneden.
Voor ú geldt: is er bij ú aards werk?
Is er een begeerte om:
- Mensen te behagen (Gal. 1:10).
- Bij hen een wit voetje te krijgen.
- Bij hen in de pas te komen.
Of:
(een tweede kwade zaak):
Wilt u anderen overheersen:
- aan hen uw wil opleggen.
- Hun gedachten volgens een door u gepland model kneden.
Doe dat streven weg! Het wil uw geloof ópeten, totdat daar niets van rest. Als dat gebeurt, hebt u niets over, als ééns dat dode werk in het vuur verbrandt (1 Cor. 3:15).
Haal de bezem door:
- alle gepluimstrijk en gepluimstrijkt willen worden;
- alle geringeloor en geringeloord willen worden;
- alle gedril en gedrild willen worden;
- alle gemanipuleer en gemanipuleerd willen worden.
|