4.5.2.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Op God afgestemd werk doorstaat de proef wél
- De dag des Heren zal komen als een dief. Oop die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan en
de áárde en de wérken daarop zullen gevonden worden (2 Petr. 3:10).
Onze wereld zal niet altijd op de manier van nu blijven functioneren. Al die staten
de grote en de kleine geschillen
en de organisatie De Verenigde Naties, die nog zowat probeert te redderen.
Jezus komt eenmaal terug als de grote Wereldpresident (Jes. 23:1). Het is hier niet de plaats om daarop in te gaan. Beknopt is dat gebeurd in 1.6. en 1.7. In een later deel kom ik er nader op terug.
Voor het moment wil ik er dít van zeggen: de dag, waarop Jezus het leiderschap aanvaardt, komt toch nog als een verrassing'.
Dat is zélfs het geval voor degenen, die Hem tot hun heil verwachten (Hebr. 9:28). Hoopvol houden zij altijd wel rekening met de dag. In harde verdrukking heeft hun christocentrisch werk elke test doorstaan. Blij vóelen zij als het ware, dat hun verlossing eraan komt(Luc. 21:28). Zij nemen de voortekenen waar (Matt. 24:33)
maar dag en uur
wetenschap dienaangaande is niemand gegeven (Mark. 13:32).
Op die dag zal iedereen (Op. 1:7) een grote beroering in de geestelijke wereld waarnemen (2 Thess. 1:10; Op. 16:21). De duivel raakt voor een lange tijd elke beslissende invloed dáár kwijt (Op. 20:2). Alleen wat zielige restjes van die invloed, de moeite van het noemen nauwelijks waard, worden later gaandeweg ópgeruimd (Jes. 65:20).
De met Gods Geest vervulde wedergeborenen daarentegen nemen voor altijd (Dan. 12:3) hun plaatsen in Gods rijk in. Niet alleen hun geest en ziel, maar ook hun lichaam (Op. 11:11) heeft deel aan die overwinning (1 Thess. 4:16, 17).
De wereldbevolking zal merken, dat allerlei zekerheden hun kracht verliezen. Wereldgodsdiensten hebben opeens geen boodschap meer. Zij hebben voortaan geen enkele zeggingskracht (Op. 16:19). In de moeilijkste laatste tijd voor Jezus komst (Dan. 12:7) hebben de ordenende machten het onderspit gedolven. De tegenhoudende krachten zijn weggespoeld in de door de antichrist ontketende chaos (2 Thess. 2:7).
Politie, leger, wetgeving, ambtelijke en semi-ambtelijke bemoeiingen
: het zijn zwakke en armelijke wereldgeesten gebleken (Gal. 4:9)
van onmisbaar belang in normale en zelfs abnormale tijden. In die laatste volslagen hectische- periode (Marc. 13:19) worden die grondelementen van een leefbare maatschappij echter als het ware met vuur verbrand, evenals het naamchristendom (Op. 17:16).
Twéé vastigheden blijven echter:
- deze planeet met zijn land en water, bergen en dalen, wouden en velden, dieren en mensen, blijft zijn banen rond de zon trekken. Pas véél, véél later komt dáárin mogelijk verandering (Op. 21:1), die dan tevens verbetering is.
- De hele mensheid is beroofd van álles, wat tot dan toe vastheid bóód. Zij kan dan echter ook met een schone lei begínnen. Er ligt een nieuwe orde kláár. Het goede werk van God, door wedergeborenen verricht. Het nieuwe denken: de betere aanpak voor alle vraagstukken. Oplossingen, gegeven door verstand, dat zich laat leiden door het licht van Gods Geest. De wereldbevolking gaat niet léég en hópeloos de nieuwe tijd tegemoet. Een nieuw soort regeerders, met nieuwe, heerlijke en door-en-door gezonde plannen gaat de nieuwe President terzijde staan (Jes. 32:1).
Op God afgestemd werk heeft glansrijk de proef doorstaan. Temidden van het wegsmelten van de invloeden van partijen, pressiegroepen, genootschappen en mondiale organisaties is het werk van de wedergeborenen onvernietigbaar gebleken. Hetzelfde vuur, dat de steen verhardde (Op. 16:10, 11) en het hout verbrandde (Op. 18:8), heeft hún goud gelouterd (Dan. 12:10).
U wedergeborene- zegt nu misschien:
O
wat zou ik graag levend en blijven werk dóen. Het moet toch héérlijk zijn om in de chaos iets te hébben om úit te delen. Mensen schreeuwen dan tevergeefs om leiding (Jes. 3:6, 7). Dan pakken ze míj beet en zeggen:
Jij
jíj
jij hebt wat.
En dan kan ík zeggen:
Ja
kom méé
(Zach. 8:23).
Stel je toch vóór!
Kun je nu niet eens een vóórbeeld geven van werk, waarin doodsheid gaandeweg vervangen wordt door leven van Godswege. Je bent nóg te vaag. Ik wil iets concreets. Ik wíl de goede kant uit. Ik wil werk doen, dat níet bij de handen afbreekt, maar dat van het vuur alleen maar béter wordt (Op. 3:18). Noem eens een praktijkgeval, dat voor mij herkenbaar is!
Er was eens een Christen die zieken en bejaarden bezocht om te zien, of hij van nut kon zijn voor zijn Zender. Er wás goud in dat werk, maar vráág niet, hoe weinig karaat. Wanneer hij van zijn bezoekuur terugkwam, zei hij voldaan:
Vorig maal víjf gesprekken
nú
in dezélfde tijd: zésmaal kunnen getuigen.
Wat een productie,
zei zn vrouw.
De lichte ironie in haar stem ontging hem. Jaren verstreken. Ettelijke malen werd zijn edelmetaal in het vuur gebracht (Mal. 3:3).
Nog steeds bezoekt hij zieken en bejaarden. Hij gebruikt nu méér zijn twee oren en mínder die ene mond. Hij luistert en bidt. Zijn productie lijkt zo op het oog nérgens naar. Eén per uur! Maar zijn goud is van beter gehalte aan het worden. Wanneer de dag dáár is, zal het vuur ook zíjn werk aftesten (1 Petr. 1:7). Er blijft nu echter heel wat meer van over dan in zijn snelle jaren. Te voorzien is, dat heel wat van zijn werk de proef gaat doorstaan. Het is immers tegenwoordig veel meer op God afgestemd.
Het is toch wat om iets onvernietigbaars mee te dragen,
zei hij laatst tegen mij.
Wel, voor gewone mensen een gewoon voorbeeld van een gewone vent. Doe maar dóór met de Heer. Hij zorgt wel voor het smelten (Jes. 48:10) en het louteren (Ps. 66:10). De slakken komen wel, klaar voor afscheppen, boven drijven. Schép ze dan ook af! Ramen en deuren dicht voor alles, wat het reinigend werk van God vertraagt. Niet doof worden voor aanwijzigen om beter te functioneren (Pr. 4:13). De vlag uit voor de grote zuivering en de grote Zuiveraar (Luc. 3:17).
|