4.7.
Hoofdgedachte:
Dode werken leiden niet tot eensgezindheid met God, levende wel.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
|
Gedachten:
|
-
|
Dode, aards gerichte actie bréngt niet in hemels contact met de Levende, zelfs niet van uit de meest gunstige positie
|
4.7.1.
|
-
|
Levend, innerlijk begrip voor het hemelse leidt tot eensgezindheid met God, zelfs uit de meest óngunstige positie
|
4.7.2.
|
-
|
Een goed begin van eensgezindheid, verkregen door levend werk, wordt door God voortgestuwd naar oneindige harmonie
|
4.7.3.
|
-
|
Het is goed om de staketsels, die de eensgezindheid met God in de weg staan, af te breken
|
4.7.4.
|
-
|
Jezus wil ons helpen om eensgezindheid met God te bereiken
|
4.7.5.
|
4.7.1.
Dode, aards gerichte actie bréngt niet in hemels contact met de Levende, zelfs niet van uit de meest gúnstige positie
- De mensen zeiden tot Hem:
Wat moeten wij doen, opdat wij de werken Gods mogen werken?
Jezus antwoordde en zei tot hen:
Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, die Hij gezonden heeft. (Joh. 6:28,29).
Deze teksten kwamen elders bij 4.2.8.- ter sprake. Dat geeft niet. Er zal nu best weer wat ánder licht op vallen.
De mensen, waarvan hier sprake is, zijn al een iets uitgesorteerde groep. Zon twintigduizend personen (6:10) hadden de vorige dag van een paar broden en vissen gegeten (9), zoveel ze maar wilden (:11). Ze hadden gesmuld, tot ze allemaal verzadigd waren (:12).
Hoeveel zijn er nu overgebleven, die er wat méér van willen weten? Hoeveel zouden er in die scheepjes (:23) gegaan zijn? (:24). Twee honderd? Veel meer zal het niet geweest zijn.
Een vóórhoede
heeft zichzelf door vasthoudendheid al in een veel betere positie gebracht dan al die wegblijvers. Hun actie heeft iets veelbelovends in zich. Maar: hun innerlijk is er nog niet bij betrokken. Dat denkt nog in even doods aardse begrippen als altijd. Zó is geen contact te maken met het hemelse.
Ze vinden Jezus. Barstensvol nieuwsgierigheid stormen ze op Hem af. Oppervlakkig en sensatiebelust echter alweer dat eerste aanloopvraagje:
Wat hebt U nú weer voor een wonder gedaan?!
Diepzinnig ontdekkend het antwoord:
Jullie bent gespitst op nog meer opwindende gebeurtenissen (:26). Je maakt er werk van om dáár te komen, waar die plaats vinden. Ik heb echter wat ánders voor jullie. Ik wil jullie zó maken, dat je zélf aan de slag kunt gaan met grote daden (Joh. 4:12), dat je zélf kunt gaan werken. Je loon is dan niet meer een vluchtigheid, die éven je lichaam verzadigt. Je loon is dan veel grootser. Het is iets blijvends, dat je hele wezen voor eeuwig vrede en geluk geeft. Ik heb machtiging van God om jullie dát aan te bieden. (:27).
En dán roepen ze:
Ja, dat willen we. Wat moeten we doen om de weg te vinden naar werk, dat God echt welgevallig is.
Met de benadering van oudsher lukte het niet, dat hebben we onderhand wel in de gaten. Díe aanpak is dólgedraaid. Geef ons de voorschriften, die behoren bij de níeuwe tactiek.
Ze denken echter nog altijd in de termen van vroeger. Dat blijkt wel uit het vervolg, dat ik nu verder onbesproken laat. Ze overleggen mogelijk zoiets als:
De oude voorschriften vormen samen een heel dik boek. Die verouderde wet moet aangepast worden aan de nieuwe tijd. De vroegere richtlijnen dienen te worden herschreven. Geeft niet, hoe dik déze wet weer wordt. We houden van aanpakken.
... aanpakken dan op de oude, beproefde manier. Het kan wel wezen, dat de sleutel van toen nooit paste op de poort van de hemel. Maar wat wíl je: we hébben geen andere
we wéten van geen andere
we tálen ook niet naar een andere
Toch eigenlijk een vreemde toestand: we zijn ver voor op de achterhoede, maar onze begrippen zijn nog ván die achterhoede. Ach, we zijn niet werkelijk gelukkig. Oude vrienden zeiden we vaarwel: we moesten zo nodig met dat bootje mee. Díe eensgezindheid is weg. Maar: de nieuwe eensgezindheid met Gód is er ook niet
Er komt dan weer zon antwoord van Jezus: te goed om direct te worden begrepen. Een antwoord, dat onder lijkt te gaan in schreeuwend onbegrip. Een antwoord echter, dat steeds meer komt bovendrijven. Ooit eens zal het in samenwerking met andere uitspraken- leiden tot algemeen begrip (Jes. 25:7).
Dít antwoord:
Het nieuwe wetboek is zo dún met dat éne artikel. Het is ook zo ánders. Die ene regel wordt voortaan in gedachtewerelden ingebeiteld en niet meer in steen (Jer. 31:33).
o Geloof in Mij
geloof in mijn kracht om je door het offer van mijn bloed met God te verzoenen.
o Geloof in mijn kracht, om je diepste innerlijk je geest- te genezen.
o Geloof in mijn kracht om je innerlijk je ziel- te herstellen.
o Geloof, dat je lichamelijke gezondheid daar baat bij zal hebben (3 Joh. :3).
o Geloof, dat Ik je vol wil maken met mijn Geest, zodat je vanuit je nieuwe weten ook níeuw kunt werken.
Tot zover onze eerste overweging.
U wedergeborene- u hebt het ook allemaal zo echt méégemaakt.
Met heel veel anderen op een onverwachte manier gezegend bij een opwekkingscampagne. Er kwam een echtpaar met ieder een gitaar: wat ís dat nu helemaal. Het was echter Gods tijd
iedereen vond daar álles: bekering en genezing en een aanraking met de Geest van Jezus. Toen de campagne was afgelopen, stoven de meesten evenwel naar alle kanten uiteen. Betrekkelijk weinigen waaronder ook u- gingen op zoek. U en die andere weinigen wilden méér weten. Dat onderzoeken, dat vragen, is wat u betreft- nog steeds aan de gang.
Al jaren lang draait u mee in een gemeente. Er is echter nog altijd die onrust in u van niet helemaal zeker te zijn van uw zaak. Misschien gaan de volgende vragen wel door u heen:
- Heb ik wel genoeg mijn bést gedaan voor Jezus.
- Zou ik niet voortaan elke morgen om zes uur opstaan om te bidden en bijbel te lezen.
- Zou ik misschien een bóek moeten gaan schrijven om zó nuttig te zijn voor God.
- Doen anderen niet veel meer voor Hem. Kunst, zíj krijgen de kans, ik niet.
En zó botst u als een dom insect maar steeds tegen het onzichtbare glas, dat u scheidt van de vrije vlucht. Met uw aardse denken trekt u zelf die versperring op. u kunt er likkebaardend dóórkijken, maar u kunt er niet dóór! U snakt náár, maar maakt geen wezenlijk contact mét God.
In het geval, dat deze en dergelijke vragen door uw brein spoken, zegt Jezus tegen u:
- Nu zoek je nog naar áárdse dingen, al wil je daar dan ook een hemels tintje aan geven.
- Wees toch wijzer; geniet nu eerst eens van je geloof in Mij. Let eens goed op! Merk je, hoe ik die dofheid uit je geest wegneem.
- En je zielenleven: je wordt al aangenamer voor je omgeving.
- En je voortdurende verkoudheden; waar waren ze in de afgelopen winter?
- Let ook eens op die blijde gedachten, die steeds meer bij je opkomen. Ik ben met mijn Geest in jou aan het wérken; dat moet je toch mérken!
De nieuwe wet is als een compact disk in je hart. Puur geluid komt er uit, dat nóóit slijt, beschadigt of minder wordt. Gooi die oude, grijsgedraaide langspeelplaat nu eens weg.
Mijn lied in jouw hart maakt:
- Dat het klik zegt tussen jou en Mij. Dan werk je niet meer vóór Mij, maar mét Mij. Dan hoef je niet zo meer je best te doen. Dan gaat het vanzelf.
- Dat je éérst met Mij te rade gaat, voor je plannen uitvoert of voortzet (Spr. 3:6). Dat voorkomt veel onnodig verdriet.
- Dat je net zo blij bent met wat anderen voor Mij doen als je blij bent, met wat jijzelf voor Mij doet. Dan pas komt jouw kans, jouw doorbraak. Dan pas kun je doelmatiger gaan werken. Naijver kan dan niet meer maken, dat je dichtklapt en voor mijn werkopdrachten onbereikbaar wordt. Pas dán kom je er toe om aan te pakken op míjn manier. Dan krijg je ook lóón van Mij: eeuwige vrede, hemels geluk.
Stel je toch voor:
- Niet meer tok tok tegen die ruit, tot je er van suizebolt; maar: rust voor je bolletje.
- Niet meer het licht en de warmte vanuit de verte zien, maar van vlakbij ervaren.
U was al een beetje los van het oude en dat gáf al een voorsprong. U was echter ook nog wat los van het nieuwe en had eigenlijk niet zoveel contact met de grote Energiebron als wel wenselijk was. Maar nú eindelijk- begint die verbinding beter tot stand te komen. Nu krijgt u hémels loon voor het loslaten van áárdse eensgezindheid met vele anderen. Dat loon kreeg u niet, toen u de oude saamhorigheid prijsgaf uit bijvoorbeeld verveling of hoogmoed. Dat loon krijgt u nú wel, omdat u door het geloof geleerd hebt, los te laten als dat beslist nodig is- uit liefde tot Jezus (Luc. 14:26).
Is er nog ergens zoiets krampachtigs bij u, als hier voor aangegeven. Ontspan die spieren met gebed, verwarm ze met liefde, masseer ze met geloof. Dan zult u blij, stralend en stevig kunnen voort wandelen naar het grote werk.
|