|
|
|
populaire geloofshandleiding |
|
|
02-12-2006 |
|
2.3.4 Bekering is niet iets, waarvoor je geen moeite hoeft te doen
Overwegingen: het gaat hier niet om een fluitje van een cent (2.3.4.1); om in muziektermen te blijven: u zult wel eens een toontje lager moeten zingen (2.3.4.2).
2.3.4.1 Het gaat hier niet om een fluitje van een cent
Een rest zal zich bekeren de rest van Jakob tot de sterke God (Jes. 10:21)
Jesaja zie tegen het volk, waartoe hij behoorde: Enkelen van jullie maar en je bent toch zon groot volk zullen er in slagen om de grote draai naar God toe te maken. Allereerst nu het volgende. Denkt u alstublieft niet: Wat hun niet lukte, lukt mij ook niet. De algemene omstandigheden zijn nu beter: Jezus heeft zijn offer gebracht; de Heilige Geest s zijn werk begonnen; het inzicht in Gods plannen kan veel scherper zijn (Dan. 12:4). Aan ons is door Gods genade meer gegeven. Onze startpositie is beter. Onze conditie wordt beter onderhouden. Het wedstrijdparcours staat ons duidelijker voor ogen. Overigens is het ook wel weer zo, dat er meer van ons wordt gevraagd en veel van ons wordt verwacht. In vroegere geslachten doelpuntten eerdere christenen ons naar de eindronde toe. Nu slaan zij ons van de tribune gade. Vol vertrouwen rekenen zij er op, dat wij in de finale de winnende goals maken (Hebr. 12:1). Zonder onze beslissende overwinning kunnen zij de vruchten van hun voorbereidende overwinningen niet plukken (Hebr. 11:40). Maar wij zullen overwinnen, als wij blijven in Christus, die ons kracht geeft (Rom. 8:37). Om actief deel te nemen aan die grote slotmatch is het ten minste nodig, dat u zich bekeert. Het recht om door de deelnemersingang naar binnen te gaan voor zulk een krachtmeting, kan niet goedkoop worden gekocht. Mensen, die denken: Bekeren, leuk zeg, laat ik er dat nou ook nog maar even bijnemen, verwerven dat recht niet. Uit de meningen van velen zou u wellicht de indruk krijgen, dat u zich al voldoende naar God hebt toegekeerd, als u: goed leeft; een vage term (Mark. 10:19); ieder mens het zijne geeft; dat is echter niet hetzelfde als: God het zijne geven (Luk. 18:11); met oudjaar protestanten of met Pasen katholieken ter kerke gaat (Hebr. 10:25); in iedere collecte voor een goed doel bijdraagt. Al deed Job dat ook (31:16), daarmee bent u niet klaar. U zult dit doen, maar het andere, het meerdere niet nalaten (Matth. 23:23). Zulke krachteloze babbeltjes, zulke zoethoudertjes, brengen u niet in aanmerking voor de deelnemerskaart. Een rest!, zei Jesaja. Til er nu toch niet te licht aan.
Bekering is geen fluitje van een cent. Al begint de vergelijking mank te gaan, toch sluit ik met deze uitspraak: Als u denkt, op een koopje Gods kant te kunnen kiezen, loopt u kans, niet op een deelnemerskaart, maar op een gele of zelfs een rode kaart (Matth. 25: 10-12).
2.3.4.2 Om in muziektermen te blijven: u zult wel eens een toontje lager moeten zingen
Jezus riep een kind bij zich, plaatste dat in hun midden en zei: Voorwaar, Ik zeg u: wanneer gij u niet bekeert en wordt als de kinderen, zult gij het koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan (Matth. 18:2,3).
Een volgende gedachte bij u kan deze zijn: Goed, goed, geen klusje van niets dus, die bekering, ook niet te zwaar (Deut. 30:11), maar hier en daar wel moeilijk. Wat is er dan moeilijk aan?
Jezus toonde een facet van deze moeilijkheid. Bij zijn onderwijs wenkte Hij eens een in de buurt spelend kind om er even bij te komen. Voorwaar, Ik zeg u... begon hij. Altijd, wanneer Hij die aanhef gebruikte, kwam er weer een grondwetsartikel van het koninkrijk. Dus: oren wijd open: bekeren houdt in: worden als een kind. Het kind stond daar, schuchter, bedeesd, nederig. Was het hoogmoedig? Kom nou; het vond alles alleen maar eng, wilde wel zo weer weghollen. Maar de discipelen? Waren zij hoogmoedig? Nou en of; zij stonden net te vragen, wie wel de voornaamste zou worden in Jezus toekomstige geestelijke vrederijk. Lever die hoogmoed in, zegt Jezus, anders gaat mijn feestelijke rijk van de toekomst aan je neus voorbij. Ze moesten soms heel wat incasseren, die discipelen. Als zij wel eens een veeg uit de pan kregen, dan ligt het in de rede, dat ook wij wel eens een harde noot krijgen te kraken.
En... mijzelf laat ik er nu even buiten... u?? Staat u ook wel eens erg parmant in het leven, zo van: Ik vind dit en ik vind dat en het moet zus en zo; en mijn mening is...
U bent misschien een heel goede computerdeskundige of verpleegster. In het gewone, dagelijkse leven kunt u zich misschien de houding veroorloven van: weet je wel, wie ik ben! Ook dan zou ik er overigens voorzichtig mee zijn. Maar in uw contact met God? Hij weet opperbest, wie u bent (Ps. 139:1). Zing jegens Hem gerust een paar toontjes lager. Laat uw bekering ook als element inhouden, dat u: jegens Hem nederig bent (2 Cor. 7:6); ook jegens uw medemens en houding aanneemt, die de sporen draagt van nederigheid, eerbied, hoogachting (Philipp. 2:3). Ieder van die anderen is even uniek als uzelf. Als u hen van dienst mag zijn, is dat geen eer voor hen, maar voor u!
Dat valt niet altijd mee voor die stoere Mavo-leraar, die kittige journaliste, die belangrijke jurist, maar voeg dat element toch maar toe. Dat toevoegen doe je niet zo maar eens even... O ja, zeg, een snuifje nederigheid. Dat goed gedoseerd leren toevoegen van een bescheiden vriendelijkheid, zo wezenseigen, dat alle mensen die geaardheid van u kennen (Philipp. 4:5) kost wel wat. Het kost kracht, zweet, zelfverloochening. Maar het doel is het waard.
|
|
|
|
Reacties op bericht (0)
|