 |
|
 |
populaire geloofshandleiding |
|
 |
30-12-2006 |
 |
2.3.5.5 Er komen niet nog betere gelegenheden
Een opmerking: Indien iemand van de doden tot hen komt (als er iets heel bijzonders gebeurt) zullen zij zich bekeren. Het antwoord: Indien zij naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen zij ook, indien iemand uit de doden opstaat, zich niet laten gezeggen (als de gewone dingen niet helpen, dan helpen de buitengewone ook niet) (Luk. 16:30).
Deze tekst maakt deel uit van een verhaal met allerlei invalshoeken (beschouwingsmogelijkheden). Ik ga op al die mogelijkheden nu niet in. De kern is als volgt. Vraag: zouden er mensen zijn, die zich niet bekeren op gewone oproepen, terwijl zij zich wel zullen bekeren als er iets heel opzienbarends gebeurt? Antwoord: neen, de gewone aanwijzingen zijn al duidelijk genoeg. Wie nu niet leert luisteren, leert het nooit.
Ik probeer in eigentijdse taal door te geven, wat Mozes en de profeten hebben gezegd. De meesten van u zullen die inlichtingen ook wel van anderen hebben ontvangen. Maar zelfs, als ik de eerste was, die u informeerde, waar wacht u dan nog op? U kunt niet zeggen: Tikje wijdlopig, maar wel grappig opgemerkt, hier en daar. Ik blijf ter zake attent. Als er iets heel opwindends gebeurt, doe ik mee. Bijvoorbeeld, als die Jezus, waar hij het steeds over heeft, terug komt. Nee, maar dan ben ik erbij!
Als u nu geen begin maakt, loopt u inderdaad een goede kans om er straks bij te zijn. Wat zeg ik? Er gloeiend bij! Als het geluid klinkt (Matth. 24:31), als Gods lijfwacht aantreedt (Openb. 16:12), als Gods vijanden wanhopig proberen, zich te verschuilen (Hos. 10: , dacht u dan, dat u rustig kon blijven? Dan zegt u niet meer, attent-geamuseerd: Hé, daar is de thrill, waarop ik wachtte. Nu even bekeren om me nog bij de incrowd te voegen (de ingewijden). Dan is er alle kans, dat u ontsteld stamelt: Wat is het donker. Het lijkt wel nacht. Ik kan niets meer doen (Joh. 9:4). Misschien brengt u de tegenwoordigheid van geest nog op om de naam van Jezus of van God aan te roepen en zo behouden te worden (Ps. 145:1 . Maar het is riskant, laatste nippertjes-werk, dat u ook alleen maar kunt doen, als u althans íets hebt. Waarom uitstel? Stel nu orde op zaken. Er komt geen betere gelegenheid meer.
2.3.5.6 Als u nu geen opruiming houdt, zet het vuil zich vast
Ik (Jezus) heb haar (een valse profetes in de gemeente) tijd gegeven om zich te bekeren, maar zij wil zich niet bekeren van haar hoererij. Zie, Ik werp haar op het ziekbed en hen, die met haar overspel bedrijven, breng Ik in grote verdrukking, indien zij zich niet van hun werken bekeren (Openb. 2:21,22).
In een gemeente van navolgelingen van Jezus was eens een vrouwelijk gemeentelid met een radde tong en een zeker geestelijk overwicht. Ze stond in een reuk van heiligheid en werd de profetes genoemd. Maar met de seks was het bij haar niet pluis. Er gebeurden rare dingen in dat huis van haar, heel rare dingen. Velen uit de gemeente werden erdoor besmeurd. God was zo goed geweest om haar tijd te geven, zich te bekeren. Maar ze had die tijd laten verlopen. Nu was ze binnen het bereik van ziektemachten gekomen. Haar bewonderaars waren in een gebied verzeild geraakt, waar de Here hen niet meer beschermen kon voor rampspoed. De eis bleef: bekeer je nu! Het wordt steeds moeilijker. Stel het niet meer uit!
U hebt misschien ook allerlei toestanden in uw leven. U staat misschien ook wel te veel onder de invloed van en medemens. Dat zal in negenennegentig procent van de honderd niets met overspel te maken hebben. Maar mogelijk bent u zo in de sfeer van een ander gekomen, dat u allerlei stellingen van hem of haar blindelings onderschrijft. Het is u ontschoten om alleen naar Jezus te kijken, de Leidsman en Voleinder van uw geloof (Hebr. 12:2). Door mensen te volgen en kritiekloos te vereren, komt u in gevaar, hen ook domweg te volgen, als zij geestelijk overspel gaan bedrijven. Iemand kan bijvoorbeeld daartoe komen, als hij allerlei fantastische theorieën in zijn hart toelaat, die wel de nieuwsgierigheid en sensatielust bevredigen, maar van geen enkel nut zijn voor het koninkrijk van God (Titus 3:9).
Als u in zon situatie bent, kan het zijn, dat u al een zachte wenk van God om u meer op Hem te richten, hebt genegeerd (Matth. 22:5). Moet God u met harde hand tot de orde roepen? (2 Sam. 7:14). Dat moet toch niet nodig zijn! Waarom die pijn, die schrik, dat gevaar van verharding? (Ex. 7:13). Houd nu opruiming, laat God u nu schoonboenen. Het vuil zit nu nog los. Dadelijk vreet het zich vast in uw huid. Bij een schoonmaakbeurt zal het God nog wel lukken er grond in te krijgen. Het gevaar is echter niet denkbeeldig, dat u zich aan die drastische schrobbeurt onttrekt. Het is niet een zaak van: Ach, dat kan nog wel even; dat heeft zon haast niet; het lijdt nog wel wat uitstel. De zaak van uw bekering kan niet op zijn beloop gelaten worden. Uw bekering heeft wél haast en lijdt géén uitstel.
|
|
|
 |
Reacties op bericht (0)
|