|
|
|
populaire geloofshandleiding |
|
|
08-01-2007 |
|
2.3.6 Bekering is geen verdienste, maar genade
Ik heb werkelijk Efraïm horen klagen: Gij hebt mij getuchtigd, als een ongetemd kalf werd ik getuchtigd. Bekeer mij, dan zal ik mij bekeren, want Gij, Here, zijt mijn God (Jeremia 31:1.
De profeet Jeremia wordt er opgetogen van: het onmogelijke is gebeurd. Efraïm, het volk waartoe hij behoort, bekent schuld! Eindelijk komt het eruit: Ja Heer, wij waren net zo ongetemd en net zo dwaas als (stier)kalveren. Die moeten met harde hand de tucht leren. Heer, wij weten, dat onze tegenspoed niet van u komt. Maar wij hebben ontdekt, dat die tegenspoed toch van uw kant elementen van tucht bevat. Daar zijn wij zo dankbaar voor Heer, dat wij ons nu echt naar u toe willen keren. Alleen, zelfs daartoe zijn wij niet in staat. U moet de aanzet ertoe geven, ook daarin zijn wij van U afhankelijk. Het moet iets geweldigs zijn, als een hardnekkig volk zonder berouw eindelijk tot zon doorbraak komt. Heerlijk, als je het goed meent met je volksgenoten en ze komen tot inzicht!
Misschien hebben velen van u de weg gewezen naar God en mistroostig gezwegen, als u hun opmerkingen weglachte en wegwuifde. Wat zullen die raadgevers van lang of kort geleden blij zijn, als u alsnog tot een goed inzicht komt. Het gaat natuurlijk niet allereerst om die blijdschap van uw adviseurs. Het gaat om de reden van hun blijdschap: uw bekering. Mogelijk zijn er sommigen onder u - en vol spanning slaan de engelen u gade - die nu zeggen: t Is zo; ik heb eigenlijk nog nooit een stierkalf gezien, maar t zal dan wel een bar eigenzinnig gedierte zijn. t Is een feit: ik lijk erop, dwars beest, dat ik ben. Ik heb me wat narigheid teweeggebracht met mn gekke sprongen. Maar ik krijg wel mooi zelf de rekening gepresenteerd. ik sloeg mijn vrouw en nu zit ik in dat enge pensionkamertje; ik bestal mijn baas en nu zit ik in de bijstand; ik placht te zingen: Geef me nog een druppie, geef me nog een druppie, geef me nog een emmer vol. Nu ben ik een vat vol wanhoop en verbijstering. O, ik wil me bekeren tot U Vader... t Gaat niet, de duivel heeft me in de houdgreep... in de wurggreep. Heer, help me; t lukt met zelfs niet, naar U toe te komen... dank U Heer... uw genade... uw hand sluit zich om de mijne. En dan juichen niet alleen uw vrienden op de aarde, maar ook uw vrienden in de hemel (Luk. 15:10).
|
|
|
|
Reacties op bericht (0)
|