Letterlijk in de schaduw van de spoorlijn ligt de oude watermolen. De spoorlijn loopt hier 40 cm hoger over een "stalen" brug die het dal overspant. De molen ligt aan een bergriviertje. De bedding van dit riviertje is al grotendeels afgewerkt. enkel het "water" mankeert nog. Hiervoor maken we gebruik van 2 componenten giethars. Zorg er wel voor dat de rivierbedding perfect "waterdicht" is ! Dit giethars loopt weg door het kleinste gaatje en brengt onherstelbare schade toe, het laat zich namelijk praktisch niet meer verwijderen. Het is ook opletten geblazen met rotsen of muurtjes die op basis van piepschuim zijn gemaakt want deze lossen op in het hars. Hout, papier of gips zijn wel "waterproof". Er bestaan ook korrels die vloeibaar worden door ze op te warmen en die dan ook kunnen gegoten worden, de problemen blijven dezelfde, piepschuim kan absoluut niet tegen hoge temperaturen. De bodem van ons riviertje werd eerst voorzien van grind en zand voor de ondiepe delen. De "diepere" delen werden met acrylverf behandeld. Hoe dieper, hoe donkerder. Het is wel niet de bedoeling alles in een fel zwembadblauw te schilderen, een riviertje tussen de bomen heeft eerder een groenblauwe kleur. Golfjes kan je tijdens het uitharden inbrengen met satéprikkers. Best oefen je dit op voorhand even op een proefstukje, het is een kwestie van hiervoor de juiste timing te vinden. Al met al een leuk werkje.
De Duitse reeks 182, beter gekend onder de naam Taurus is één van de modernste locs van de Deutsche Bahn AG. Deze locs werden gebouwd door Siemens voor de Oostenrijkse spoorwegen. De locs bleken zo succesvol dat ze later ook werden besteld door de Duitse spoorwegen en een aantal andere spoorwegmaatschappijen. Er bestaan ook versies die op meerdere spanningen kunnen rijden zodat je ze tot in Hongarije, Polen en Italië kan tegenkomen. Deze 4 assige locs zijn 6400kW sterk en kunnen in normale dienstregeling 230 km/u aanhouden. De ÖBB 1216 050 heeft op 2 september 2006 met 357 km/h het wereldsnelheidsrecord voor locomotieven verbroken.
Zo snel gaan ze hier in miniatuur niet maar sterk is ons model van Roco wel.
Op de eerste foto zie je de loc bij het buitenrijden van het station. Op de achtergrond de brouwerij van de familie Pilsener. Op de onderste foto zie je de trein bij de ingang van een lawinegalerij.
Deze goederentrein met fonkelnieuwe Audi's staat klaar om zijn reis verder te zetten. De loc is een Duitse reeks BR111, niet de meeste moderne, maar wel een betrouwbare loc uit de jaren 70 en 80. Ergens is het wel ironisch dat de trein zijn grootste concurrent van de fabriek naar de klant moet transporteren zodat die klant later geen trein meer nodig heeft voor zijn verplaatsingen.
Deze IC trein met 2 locs serie 1044 van de ÖBB (Oostenrijkse spoorwegen) verlaat het station van Wiesel. Onderaan zie je een deeltje van de verborgen opstelsporen. Er liggen meer sporen onder de baan dan dat er zichtbaar zijn, in totaal schat ik zo'n 250m.
De centrale verwarming bij de familie Pilsener heeft het laten afweten. Gelukkig is de winter net voorbij ! De installateur is reeds ter plaatse om de ketel te vervangen en een aantal leidingen te vernieuwen. De Pilsener's hebben het financieel mooi voor mekaar afgaand op het stulpje waarin ze wonen. Ze hebben fortuin gemaakt met een goed draaiende lokale brouwerij die op wandelafstand ligt. Het tuintje ligt er ook keurig bij.
De Baureihe E 69/169 bestaat in totaal uit slechts vijf exemplaren. Opvallend voor zo’n kleine serie is dat de locs daarbij onderling ook nog eens flink van elkaar verschillen voor wat betreft het uiterlijk en de techniek.
De vijf locs zijn onlosmakelijk verbonden met de lijn Murnau-Oberammergau in Beieren. In 1900 werd deze 24 km lange lijn door de 'Aktiengesellschaft Elektrizitätswerke' geopend. Maar na slechts een jaar ging de maatschappij al failliet vanwege de economische crisis en grote technische problemen. Voor de lijn had men namelijk gekozen voor draaistroom (3 fasen wisselstroom), een techniek die op dat moment nog niet goed uitvoerbaar was. De 'Bayerische Staatbahn' nam de lijn over en probeerde er een nieuwe koper voor te vinden. In 1904 werd de 'Localbahn Aktiengesellschaft' (LAG) de nieuwe eigenaar. Na overleg met Siemens werd nu gekozen voor éénfase wisselstroom. Nadat de eerste treinstellen reden, wilde de LAG ook goederen gaan vervoeren. Daarvoor werd in 1905 een kleine twee-assige locomotief besteld, de LAG 1. De loc reed in 1906 zijn eerste ritten en voldeed prima in de praktijk. Vanwege het succes van deze eerste loc, werden in 1909 en 1912 al twee nieuwe locs in bedrijf genomen. De LAG 2 en LAG 3 gingen de treinstellen vervangen, die tot dan toe het reizigersvervoer hadden gedaan. De nieuwe locs leken weliswaar op de LAG 1, maar waren sterker en ook in technisch opzicht anders. Later kwamen er nog de LAG 4 en 5.
In 1936 werd de LAG overgenomen door de staat en zo kwamen de 'Oberammergau Bahn' en de vijf locs terecht bij de 'Deutsche Reichsbahn'. De locs kregen toen ook een nieuwe bouwserienaam: E 69. Kort voor de Tweede Wereldoorlog, die de locs overigens zonder problemen overleefden, werden de 01, 02 en 03 gemoderniseerd en kregen sterkere motoren. Omdat de 'Oberammergau Bahn' nog over een apart stroomsysteem beschikte, werd in 1954 de lijn aangepast aan de rest van Duitsland: 15000 volt en 16 2/3 Hz. Om de locs nog verder te kunnen gebruiken, besloot de 'Bundesbahn' om de 02, 03, 04 en 05 om te bouwen De locs kregen echter steeds weer opnieuw aanpassingen en onderhoud om ze rijdend te houden, zodat ze tot op heden als museumlocs nog steeds te zien zijn.
Het model op de foto is van Brawa en is uitgerust met een digitaaldecoder. De loc heeft goede rijeigenschappen maar de trekkracht is beneden peil. Meer dan één of twee goederenwagens is voldoende om de loc te laten doorslippen op hellingen. Da's wel jammer voor een overigens mooi en duur model.
Het centrum is (zoals veel) nog in opbouw. De tram is puur decoratief, deze kan rijden maar er is te weinig plaats om hiervoor een traject uit te bouwen. Het is een oud Lilliput model van een Weense tram die ik van 16.5 naar 12 mm heb omgebouwd (van normaalspoor 1435 mm naar smalspoor 1000 mm in werkelijkheid). Het hoge gebouw in het midden bestaat uit 2 identieke gecombineerde bouwdozen van Faller.
Vroeger werden gebouwen stelselmatig te klein gemaakt, de reden was duidelijk : enerzijds plaats besparen en om anderzijds zoveel mogelijk gebouwen per oppervlak kopen, goed voor de fabrikant). De stationsgebouwen en locomotiefloodsen waren min of meer op schaal, al de rest werd systematisch kleiner gemaakt. Dat begint op te vallen als je er figuurtjes naast zet die dan op handen en voeten door de voordeur moet binnenkruipen. Of als het huisje vlak bij het spoor staat, dan lijkt de trein ineens gigantisch groot. Het hangt er natuurlijk allemaal van af wat het doel van de modelbaan is. Als deze bedoeld is voor de (klein)kinderen is het spelen ermee even leuk, exact op schaal of niet. Voor de serieuze modelbouwer liggen de zaken toch een klein beetje anders. Dan kan je, en da's mijn mening), beter een huis minder zetten maar dan wel zonder (te) grote compromissen. Maar iedereen heeft uiteraard recht op zijn mening, er is geen juist of fout in deze discussie.
Op de foto zie je rechts één van de allereerste stadshuizen van Faller (midden jaren '60). Zoals alle huisjes in die tijd in plastic. Ineenkleven deden we met van die rode tubes Velpon (waar is de tijd), en oppassen dat we niet overal van die draden lijm hadden plakken die er niet meer afgingen. Links daarvan een huis (op schaal) van de firma MKB Modelle in lasercut karton. Deze monteer je met witte houtlijm, veel makkelijker en reukloos ! Het relief in de gevel verkrijg je door meerdere lagen karton op mekaar te kleven. MKB en aanverwanten zal je niet gauw in de modelbouwzaak tegenkomen. Het zijn meestal kleine bedrijfjes die enkel via internet of op beurzen verkopen. Mijn ervaringen zijn tot nu toe zeer positief, als het model voorradig is wordt het op enkele dagen tijd thuisgeleverd. Ik heb één keer een missend onderdeel gehad, na een mailtje werd zonder discussie direct een nieuw stuk geleverd. Daar kunnen sommige grote firma's nog wat van leren.
Voordeel van plastic is dat het afwasbaar is, dat kan je met karton uiteraard niet. Voordeel van karton is dat de kleuren perfect mat zijn en niet lichtjes glanzend zoals bij plastic. De kartonnen modellen zijn inwendig zo verstevigd dat ze niet vervormen bij normaal gebruik. Bij het monteren speelt het feit dat houtlijm reukloos is ook mee als er tegelijkertijd nog huisgenoten in dezelfde kamer TV willen kijken.
Beiden types kan je achteraf nog verfraaien met interieur en verlichting.
Soms wordt me wel eens gevraagd waarom ik niet met een baan naar Belgisch voorbeeld begonnen ben. Het antwoord is vrij simpel. Toen ik met modelbouw begon, zo'n kleine 50 jaar geleden was er praktisch niets Belgisch te verkrijgen. Fleischmann had in de jaren '60 welgeteld 2 Belgische locomotieven in zijn assortiment en dat was het. Idem dito voor Märklin. Nu is de situatie gans anders. Roco, Lilliput en anderen hebben meerdere locs en wagons en er zijn ondertussen Belgische merken zoals LS models die vrijwel elke personenwagon die er ooit geweest is in model hebben uitgebracht.
Als je al zolang bezig bent is omschakeling niet evident. Het zou een dure grap worden, niet alleen alle rollend materieel vervangen maar ook de seinen, huisjes, ... . En dan nog het probleem dat de baan ontworpen is voor rechts rijden en niet links zoals in België.
We houden het dan maar bij Z-Duitsland, da's goedkoper (lees: minder duur).
In 1959 werd de eerste loc van de reeks 2067 aan de ÖBB geleverd, zoals alle locomotieven toen nog in dennengroen. Ze vielen meteen op met hun grote ramen die de machinist een uitstekend zicht in alle richtingen garandeerden. De 440 pk sterke dieselmotor werd in de lange voorbouw ondergebracht. Door middel van een hydraulische koppeling werd de kracht van de motor op een zgn. "blinde as" overgebracht en via drijfstangen naar de 3 assen. De maximum snelheid ligt op 65 km/u. Ze worden tot op heden nog steeds gebruikt voor rangeerdiensten in grote stations.
2067 wachtend op de volgende opdracht. (foto ÖBB)
Het model op de onderstaande foto is een digitale soundloc van Roco en trekt ondanks zijn beperkte afmetingen vlotjes een goederentrein met een 10 tal 2-assige kolenwagens.
Antwerpen heeft zijn Sinksenfoor, in Wiesel staat de kermis met Pasen. Iets bescheidener van opzet dan in Antwerpen uiteraard. Alleszins doen de eetkraampjes ook hier goede zaken.
Het wordt terrasjesweer de volgende dagen, en dat hebben ze hier in miniatuurland ook begrepen ! Tot in de late (vroege) uurtjes een terrasje doen. En dan, om het veilig te houden, bij het krieken van de dag met de trein terug naar huis.
Los van het feit of je nu met wisselstroom (Märklin) of gelijkstroom (de rest van de wereld) rijdt heb je tegenwoordig ook nog de keuze of je analoog of digitaal wil rijden op je modelspoor. Zo ergens halverwege de jaren 90 kwamen de eerste digitaalsystemen op de markt. Marklin met zijn Motorolasysteem voor wisselstroomlocomotieven, Trix met Selectrix, en Lenz met zijn DCC voor gelijkstroom. Mede door het feit dat Roco zeer nauw samenwerkte met Lenz is dit DCC systeem zowat de standaard geworden voor gelijkstroombanen. Tegnwoordig zijn er ook multiprotocol decoders die de 3 systemen aankunnen. De eerste decoders waren relatief groot, duur en je moest je locomotief bijna volledig demonteren om een plaats te vinden om de decoder in weg te steken. Er kwam soldeerwerk en soms zelfs freeswerk aan te pas. Tegenwoordig is het allemaal veel makkelijker geworden : in elke loc is er een aansluiting voor een decoderstekker voorzien en een plaats om de decoder zelf weg te steken. Je moet enkel kijken welke soort pinaansluiting je nodig hebt (6, 8, 14, 21 polig). In 2 minuten tijd is de loc omgebouwd. De bovenbouw losschroeven of afclipsen. Origineel stekkertje eruit en stekker van de decoder erin. Decoder op de voorziene plaats met kleefband bevestigen, kap erop en klaar. Standaard heeft een decoder altijd het adres 3 meegekregen, vraag me niet waarom maar het is zo. Je kan de locomotief zelf software-matig elk adres geven tussen 1 en 99 (tegenwoordig zelfs 1-999). Het adres 0 kan gebruikt worden om met een analoge loc toch op een digitale baan te rijden, de motor vindt dit echter niet zo leuk en laat dat ook horen met een luid gebrom.
Decoder plaatsen, let erop dat er nergens metaal van de loc geraakt wordt !
Stekker monteren (let op de richting) en klaar !
Wat zijn nu de voordelen van digitaal rijden ?
Je kan met 99 (999) verschillende locs totaal onafhankelijk van elkaar rijden op eenzelfde rail. Verder blijft de verlichting constant branden los van de rijsnelheid, je kan ze ook uitdoen indien gewenst. Je kan je trein "tunen" : versnellen, remmen, maximale snelheid, cruise control, ... alles kan ingesteld worden. Met "soundlocs" ga je nog een stapje verder : rijgeluiden, hoorn of stoomfluit, knarsen van de remmen, ... .
En de nadelen van digitaal ?
Wel al dat moois kost wel iets : een set met programmatietoestel, versterker en regelaar kost al snel enkele honderden euro's (gaat wel levenslang mee bij normaal gebruik). Elke loc heeft ook een decoder nodig, die zijn gelukkig steeds beter en goedkoper geworden (van 75 € in de beginjaren naar 20-25 euro tegenwoordig !
Je kan ook je wissels en seinen digitaal gaan sturen en dit zelfs met de muis vanaf je computerscherm maar da's een onderwerp voor later.
Station Wiesel is een middelgroot doorgangsstation. De treinen die langs links het station uitrijden hebben een forse klim voor de boeg: ongeveer 45 hoogte cm's om precies te zijn. Om dit met treinen van 8 personenrijtuigen met 1 locomotief te verwezenlijken mogen de hellingen nergens steiler dan 3% zijn. Dat heeft als resultaat dat deze helling ongeveer 15m lang is. Vermits ik niet in een kasteel met grote zalen woon zijn de hellingen in spiraalvorm gelegd om plaats te winnen. Via een grote brug en een keerlus komt de trein dan na de afdaling een tijd later langs dezelfde linkerzijde het station terug ingereden. Als onze trein de reis verder zet en het station aan de rechter zijde verlaat daalt het spoor nogmaals 15 cm om een aantal ondergrondse opstelsporen te passeren die voor de nodige parkeerplaatsen zorgen. Hier kunnen we van trein wisselen zodat we niet steeds dezelfde combinatie terug zien passeren. Uiteindelijk komt de trein terug langs rechts het station binnengereden. Het ganse traject afrijden duurt tussen de 5 à 6 minuten. In het station zijn uitwijksporen zodat treinen mekaar kunnen inhalen. Op de foto zie je een personentrein van de DB AG (Duitse spoorwegen) een Oostenrijkse goederentrein passeren. Daar tussenin staat nog een diesellocomotief V200 van de DB uit de jaren '60. Gans vooraan passeert net een goederentrein met tankwagens in de andere richting.
In totaal kunnen we momenteel een 40 tal complete treinen wegzetten en naar wens één of meerdere rondjes laten afleggen.
Wiesel is de naam van een denkbeeldig stadje niet ver van het drielandenpunt Duitsland-Oostenrijk-Zwitserland. Het is een doorgangsstation gelegen aan een dubbelsporige hoofdbaan die geëlektrificeerd is. De masten staan er al maar de rijdraad hangt nog niet. Dat werkje komt pas als allerlaatste aan de beurt omdat je anders constant in de draden blijft hangen bij werkzaamheden aan en rond het spoor. De perrons zijn lang genoeg voor een trein met acht 30 cm personenwagens. Het doorgaande linkerspoor behoort bij de enkelsporige S-Bahn maar wordt in het weekend ook gebruikt door een historische stoomtreinvereniging die hier ritten voor toeristen en verenigingen organiseert. Dat geeft me de gelegenheid toch met stoomtreinen te rijden op een voor de rest moderne baan.
Het stadje Wiesel zelf is nog niet volledig af maar de foto geeft toch reeds een eerste indruk van de stationstraat. De huisjes op de foto zijn klassiekers van Kibri en Pola die min of meer op schaal 1/87 zijn. De meeste gebouwen zijn sterk verkleind, persoonlijk heb ik liever een gebouw minder maar dan wel op schaal. Gelukkig zijn er tegenwoordig firma's die daar rekening mee houden zoals bvb. "MKB Modelle" en "Stadt in Model". De gebouwen van deze laatsten zijn in "lasercut" karton gemaakt en worden met houtlijm gemonteerd. Ze zijn exact op schaal afgeleid van bestaande gebouwen. We komen hier later nog op terug.
Deze reeks moderne thyristorlocs vormen de ruggengraat van de Oostenrijkse spoorwegen. Ze rijden zowel voor personen als goederentreinen en komen ook regelmatig in Duitsland tot in Frankfurt toe voor internationale treinen. De laatste jaren komen hiervoor wel meer en meer Tauruslocomotieven aan zet.
Vanaf 1974 kwamen meer dan 200 van deze 4-assige locomotieven met een vermogen van 5400 kW in dienst. Ze waren toen de sterkste 4 assige locs ter wereld. Hun maximum snelheid ligt bij 160 km/u, een aantal locs zijn later omgebouwd naar 180 km/u en in de nieuwe reeks 1144 ondergebracht.
Het model van deze loc is van Roco en bezit een 8 polige aansluiting voor een DCC decoder (Lenz). In de loop van de jaren zijn er net als bij het origineel tientallen kleurvarianten uitgebracht. De loc op de foto is de zgn. "Confettiloc" met motieven uit een populaire Oostenrijkse kinderserie.
Even voorstellen : ik ben de trotse eigenaar van een redelijk grote HO modelbaan. Deze is nog in opbouw op mijn hobbyzolder. De treinen worden digitaal gestuurd (DCC systeem), de schakelingen en seinsturingen gebeuren analoog. De baan situeert zich in het zuiden van Duitsland, niet ver van de Oostenrijkse en Zwitserse grens zodat we treinen uit deze 3 landen kunnen tegenkomen. De baan situeert zich in het tijdperk IV-V, zo ergens rond het jaar 2000, maar echt fanatiek zijn we daar niet in. In de loop van de volgende weken en maanden volgen artikeltjes waarop we meer in detail op een aantal zaken zullen ingaan.