Inhoud blog
  • moera tittel
  • Proficiat!
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    moera tittel

    08-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Welkom
    Als Buschauffeur werkte ik eenentwintig jaar op de lijnbus  in de kop van Noord-Holland.
    Het is mooi werk en zo ontmoette ik veel mensen.
    Hun verhalen schreef ik op en plaatste ze in het personeelsblad.
    Tijdens mijn afscheid mocht ik van mijn werkgever
    een boekje met een vezameling verhaaltjes geven aan mijn collega's.
    Hier wil ik er ook een paar met u delen.
    Moera Tittel 

    08-10-2007 om 21:51 geschreven door moera tittel

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.moera tittel

    BEPAKT EN BEZAKT

     

    Het is koud en somber weer. Al ruim een halfuur zit ze te wachten op de bus. Breeduit geïnstalleerd bezit ze de halve bank. Karretjes, dat wil zeggen tassen op wieltjes staan voor haar.

    Gelukkig daar is de 160 richting Heerhugowaard. Als een groepje klanten hun plaats hebben ingenomen dan hijst ze alles de bus in.

    "Zo daar ben ik weer ", begroet ze mij. "Het was weer een lange dag, eerst heb ik in Delft op de rommelmarkt gestaan en toen even naar de bingo geweest. Ik won daar de eerste prijs. Gouden oorbellen met een echt diamantje. Echt waar hoor, wil je ze zien?"

    Ze wroet in haar tasje en komt met een klein doosje in haar handen naast me staan. Inderdaad toen het doosje open ging schitterden de oorbelletjes me tegemoet.

    "Ze hebben me verteld dat ze wel 350 gulden waard zijn! Niet dat ik ze ooit draag hoor, maar toch een mooie prijs."

    "Nou," zeg ik bewonderd, "het is een heel mooie prijs. Hoe was het in Delft?" Informeer ik verder.

    "Och, dat ging wel, ik heb daar een vaste stand met sieraden, morgen ga ik naar Den Helder en vorige week stond ik nog in Petten.

    "Vanmorgen had ik nog een collega van u in de bus. Ze stapte in Egmond aan Zee in, en ging naar Beverwijk.”

    “Ja, die ken ik wel. Ze heeft lang blond haar toch? Ze staat met nieuwe sieraden, ik heb echte oude. Naar Beverwijk ga ik niet hoor, veel te groot."

    "Hoe gaat het met de muziek", vraag ik.

    "Nou, dat doe ik niet zo veel meer. Ik geef nog wel les, piano en accordeon, maar zelf speel ik niet meer zoveel. Vroeger heb ik nog in een band gespeeld. Overal gingen we op af, leuk hoor. Maar ook zwaar. Nee, dat doe ik niet meer. Maar weet je, vanavond was ik naar die bingo, laat ik daar vroeger in die zaal zijn opgetreden. Ik had het er nog even over met de bazin. Laat die piano, waar ik vroeger op heb gespeeld er nog staan. Ja, wel achter het toneel, maar toch. Raar idee, hoor! Het moet wel zo'n dertig jaar geleden zijn geweest"

    We rijden Hugo-oord voorbij.

    "Nou, ik ben benieuwd of mijn man er staat, ik heb hem wel opgebeld hoor, maar ik red het zelf ook wel."

    De volgende halte wordt haar hele bedrijfje de bus uit gehesen.

    "Morgen moet ik weer vroeg op, dan ga ik naar Purmerend. Als ik de eerste bus pak kan ik net de trein halen. Ben ik om negen uur op mijn bestemming. Dag chauffeur."

    Dan trekt ze de nacht in. De karretjes volgen haar trouw. Vol met leven op markten en braderieën, vol sieraden, die iemand ooit hebben gesierd en nu op zoek zijn naar nieuwe eigenaressen.

     

    Blauw Blauw

     

    Vandaag rijd ik driemaal naar Beverwijk. Om ongeveer half twee sta ik op het busstation. De bus naar Alkmaar vertrekt en even later ben ik de enige bus. Ik heb een boekje bij me en ga wat lezen. Na ongeveer tien minuten komt een wat oudere dame aangerend. Als ik voor haar de deur open, zegt ze:”Wat fijn dat u hebt willen wachten.” Dan hijst ze zich de bus in.
    ”Mevrouw deze bus gaat pas over twintig minuten, maar gaat u rustig zitten.”

    Ze neemt pal achter mij plaats.

    “Mooi weertje hé chauffeur!”

    Haar hoofd komt schuin om het hoekje kijken.

    “Dat is het zeker mevrouw, het ziet er goed uit.”

    “Ik heb een beetje hoofdpijn. Van morgen stond ik er mee op en toen heb ik een saridon genomen. Het zakte zo weg, maar nu komt het weer opzetten. Ik neem nu geen saridon meer. Het komt vast van het lange haar, Ik ben al een tijdje niet naar de kapper geweest.”

    “Kan dat mevrouw, hoofdpijn van lang haar? “

    “Nou-ou, als je heel dik lang haar heb, maar ik heb een beetje dunnig.”

    “Misschien bent u ergens over aan het piekeren?”

    “Mijn vriendin heb een nieuwe keuken, ik zei nog:”Dat mot je niet doen!” Maar ja dan kommen ze bij haar aan de deur en dan ken ze geen nee zeggen. Ze zouwe drie dagen bezig weze, nou dat is ok zo, maar der moet nog wel elektrische bedrading aan gelegd worden. En nou zit ze, het is nog lang niet klaar. Ik zei nog begin der niet an, je heb een mooie keuken, maar ja, d’r overbuurvrouw heb er ok een en even verderop ook.”

     Ik knik maar eens vriendelijk in haar richting.

    “Mijn broer is stoffeerder, hij doet van alles, trap bekleden, gordijnen ophangen of stoelen bekleden. Het hangt allemaal van de opdrachten af. Hij heb het zijn leven lang gedaan.”

    “En u mevrouw, wat heeft u allemaal gedaan?”

    “Ik was werkster.”

    Ze kijkt daarbij een beetje verlegen. Haar ogen knipperen achter de dikke brillenglazen en lijken daardoor nog groter.

    “Dat heb ik ook een tijd gedaan, mevrouw.”

    “Ik werkte bij sint Elisius kerk. Dat is een grote gemeenschap. We waren er wel met z’n vijftienen. Toen ging ik door mijn rug. Spit. Niet meer tillen hé. Dat doen ik ok niet meer. ’t Ken d’r zo weer in skieten. Zal ik nog es wat vertelle?  Mijn vriendin heb een hondje. Heeft ze gekregen as puppy. Druk beessie is dat! Heeft ie gister de leiding kapot gebeten en nou doet ze ‘m weg. Hij moet maar naar het asiel of zo. Heb ze het lef om an mijn te vragen of ik ‘m wou hebbe. “Is ’t niks voor jou?” zei ze. Nou, op een flat zeker. Dat is niks voor een hond.”

    Ze zet haar tas stevig op haar schoot om haar woorden kracht bij te zetten.

    “Kijk die meiden nou, het is toch nog veel te koud voor een hempie.”

    Ze wijst naar een groepje die op een andere bus staan te wachten. Zelf heeft ze een T-shirt aan.

    “Heeft u ook zo’n hemdje?”

    “Jazeker!” zegt ze trots. ”Een shirtje. Licht blauw, past op deze rok. Iets lichter blauw is tie. Die rok heb ik gekocht op de rommelmarkt. Hij was drie euro vijftig. Ik dacht,”Die is voor mij.” Ik draag graag van die plissérokken.”

     Bij het Europaplein stapt de dame uit. Het is druk op de halte. Als ik in mijn achteruitkijkspiegel kijk zie ik dat het blauw in al haar kleding doorgevoerd is. Blauw T-shirt, donkerblauwe plissé rok, licht blauwe kousen en ook haar schoenen zijn in dezelfde kleur. Het heeft duidelijk haar voorkeur. Haar rok danst als een wolk om haar heen.

     

     

    Dan maar zonder zin.

     

    Het is koud en het waait. Met lijn 165 sta ik in Egmond aan zee te wachten tot het tijd is om weer richting Alkmaar te vertrekken. Een aantal mensen komen aangelopen, waaronder een oudere heer en een jonge vrouw. Sommige mensen behouden lang een jonge uitstraling. Zij ook. Haar donkerbruine jas om hult haar mollige lichaam. Het lange haar hangt over de schouders. Ze lacht. “Gaat u maar voor !”zegt ze tegen de oudere heer en wacht netjes haar beurt af. Met een zucht ploft ze daarna op de voorste bank.

    “Lekker warm is het in de bus. Ik heb het koud gekregen. Wat een naar weer!”Haar tas parkeert ze op haar schoot, terwijl haar armen zich eromheen vouwen.

    “Zo, dat is weer gedaan. Vandaag heb ik bij mijn moeder schoon gemaakt. Dat doe ik iedere week. Ze heeft de ziekte van Altsheimer. Ze wordt hoe langer hoe meer vergeetachtig. Het valt niet mee hoor. Laatst had ze iets in de oven opgewarmd en toen wilde ze de koekenpan in de hete oven zetten. Ik zag dat gelukkig.” Dat kan niet hoor mam. Dan gaat de steel smelten.” Zeg ik nog.” Ze vergeet ook telkens dat ze eten van tafeltje dekje krijgt.”

    ” Kom,” zegt ze dan:” laten we een pannetje soep op zetten.”

    “Je krijgt eten van tafeltje dekje”waarschuw ik nog, maar ja ze vergeet het zo weer. Ik vindt het wel gevaarlijk hoor. Ik ga nu één keer in de week het huisje door werken. Van daag had ik helemaal geen zin in stofzuigen, maar ja, dan maar zonder zin. Het hele huis gezogen en de badkamer en de wc gedaan. Mijn moeder heeft stof af genomen. Is het weer lekker schoon allemaal. We hebben haar ingeschreven voor een verzorgings huis. Maar ja, hoe lang gaat het duren.”

    De lieve dochter trekt een zorgelijk gezicht.

    “Het zal u niet meevallen. Het lijkt me een hele zorg voor u!”

    “Dat klopt. Je bent toch bang dat er iets gebeurt.”

    “Misschien helpt het als u een briefje op de ijskast plakt?”dacht ik met haar mee.

    “Nee hoor, dat helpt ook niet meer, ze vergeet het gewoon.”Met een zorgelijk gezicht keek ze nu de regenachtige wereld in.

    Nog een paar minuten voor dat we mochten vertrekken. Net genoeg om een klein mandarijntje te pellen.

    “Ahhh, lekker ruikt dat toch. Thuis leg ik de schillen van de mandarijnen altijd op de verwarming. Daar komt zo’n heerlijke geur van af en dan ruikt het hele huis er naar. Mijn kinderen vinden het ook heerlijk. Ik mag ze ook niet weg gooien, maar ja als ze helemaal verdroogd zijn, dan heb je er niets meer aan.”Ze haalde eens diep adem.

    Het was weer tijd om naar Alkmaar te gaan.

    ’s Avonds thuis heb ik nog een mandarijntje gepelt. Er kwam een bakje voor de schillen en ter ere van haar hangt er in ons huis nu ook de zoete geur van de mandarijnen.

     

    De bloedneus.

     

    Het is een rustige ochtend. Voor de tweede keer rijd ik richting Beverwijk en er zijn niet veel passagiers. Op de terugweg stapt een keurige heer de bus in. Hij groet vriendelijk, gaat dan in de buurt van de uitstapdeur zitten. Tijdens het wachten, voor een stoplicht, kijk ik in de achteruitkijk spiegel. Nerveus houdt de man z'n hand onder zijn neus. Zijn andere hand zoekt naarstig naar een zakdoek. Ik ken dat gevoel, een bloedneus. In zijn zakken is geen zakdoek te vinden en de nood is hoog.

    De man vraagt aan een mede passagier om een deppende voorziening. Ook deze kan, na enig zoeken, de man niet helpen.

    In mijn tas heb ik misschien nog wel zakdoekjes en na even rommelen vind ik ze.

    Bij het volgende stoplicht pak ik de microfoon en roep;

    "Meneer" en laat hem het pakje papierenzakdoekjes zien. Dankbaar komt hij naar voren.

    "Neemt u maar mee meneer."

    Met de zakdoekjes gaat hij naar zijn zitplaats terug. Al poetsend lost hij zorgvuldig zijn problemen op.

    De rit verloopt verder rustig.

    Op het Alkmaarse station komt de klant weer naar voren.

    “Ik wil u graag bedanken voor uw hulp. Ik heb niet veel bij me, maar deze zijn voor u."

    "Dank u wel en graag gedaan."

    Hij stapt uit, mij achterlatend met twee munten.

    Thuis gekomen bekijk ik ze nog eens beter. De een is ene herdenkingsmunt van "Lyndon Baines Jonson", met de tekst: "Where lie the sings of hope? They lie in the realm of reason."

    En de andere munt herdenkt: "John F.Kennedy" met de tekst: "A man does what he must."

    De beide munten bewaar ik in mijn kistje met kostbaarheden en zijn vooral een herinnering aan de man met zijn bloedneus.

                             

    De logeer matras.

     

    Het is halverwege de avond. Met lijn 22, die via de Alkmaarse binnenstad naar de wijk Daalmeer voert, rijd ik langs het Station Noord.

    Er stapt een meneer in, met onder zijn arm een opgerolde kampeer matras. Bij het instappen moet hij zich aan alle stangen vast houden. Met een plof komt hij op het voorste bankje terecht.

    “Effe me kaart soeke!”

    Meteen duikt hij diep in zijn colbertje.

    “Ah, hier is het! Drie strippies graaggg!”

    “Goedenavond, gaat u kamperen?”vraag ik hem.

    “Nee-ee, da’s voor me pleegkind.” Veel betekenend knikt zijn hoofd, terwijl hij zijn onderlip naar voren tuit;” Ach, da doe je voor ze. Je hellep ze. Niet da ze het waardere kenne, nee-eee-, da komp pas over een paar jaa-aar. Dan begrijpe se wat je foor se gedaan hepp.”

    “Houd u goed vast, we gaan rijden!”

    “Jawel hoor, ik weet wel da’k een slokkie op heb. Da komp, ik was bij me suster. Daar was ik al een tijdje nie geweest en se was zo blij, da se heb me een borrel in geschonke. Kijk, wij kamperen niet en ik wist da me sus dat wel dee. Ze wilde ook perse voor me koke, vandaar dat het laat geworde is. Nou most die jonge een paar dage  met z’n klas weg. Lekker op kamp. Kenne se mekaar beter lere kenne,

    zogeseit. Tja, dan regel je wat voor zo’n jong. Het valt niet mee hoor, om het voormekaar te krijge, ik heb ok van die wisselende diensten, net as u!”

    “Wat voor werk doet u als ik vragen mag?”

    “Ik werrek bij de post, op de sorteer afdeling van de pakket post. Da’s in Amsterdam. Nou, dan werk je weer vroeg en dan weer laat. Ik heb een hekel aan vroege dienste, da’s niks voor mij. Mijn baas wil dat. Ik ben nog bij hem geweest, want er is er ook één op de afdeling die niet van laat houdt. Ik seg, kenne we wel ruilen,

     maar mijn baas zegt:”Niks hoor je doet je eigen werk!”

    Zeg ik tegen hem:”Dan moet je wel weten dat je tot twaalf uur een mooi stuk chagrijn over de vloer heb!”

    “Maakt u ook wel eens iets leuks mee?”

    “Tja, dat zal ik u vertellen. Laatst was er een doosje stuk gegaan. Dat was een pakketje uit Volendam. U weet wel van dat postorder bedrijf dat al die seks artikelen verstuurd. Werkt er op mijn afdeling een knul en die komp er mee aan zette. “Wat is dit nou voor iets?” Vraagt ie. Nou ik stikte zowat van de lach. Ik vraag hem: “Weet je dat niet?”

    “Nee, ikke niet.”hij had geen idee. 

    Ik zeg:”Nou kom maar mee. Waar is die doos? Daar zitten nog batterijen in.”

     Dus ik doe ze er in. Nou toen wist ie het.”

    “Een kunst penis, maar wat moet je daar nou mee?”

    “Kijk dat za’k je vertelle. As je meisje nou er es geen zin in jou heb, dan neem ze dat ding. Dat gezich van dat joch, vergeet ik me leve niet, Je kon me weg dragen van de lach! Oh kijk chauffeur, hier moet ik er uit, moet ik op het knoppie drukke? Nou, dan ga ik maar. Dag cheffeur!”

    Met het matje onder zijn arm verdween hij het donker in.

     

    De Reddingsbrigade.

     

    Op het station in Uitgeest mag ik 17 minuten wachten. Het daar een chaos van jewelste. Er wordt een tunnel aangebracht onder het station door. Het is een kunst geworden om de bus behoorlijk te parkeren. Langs hekken en over opgebroken stukken weg mogen de passagiers proberen de bus bereiken. Gereld stappen de passagiers binnen voor Uitgeest, Akersloot en af en toe voor Alkmaar. Ongeveer zeven minuten voor vertrektijd komen twee jongens van ongeveer dertien jaar bij de bus staan.

    Gretig kijken ze de wereld in en enthousiast geeft er een zijn strippenkaart.

    “Mag ik twee stripjes voor Uitgeest?” Vraagt hij.

    De kaart heeft al een stempel met het zone nummer van Amsterdam.

    “En hoe was het in Amsterdam?”

    “Dat weet ik niet, deze kaart is van mijn moeder en ik mocht hem vandaag gebruiken. Dat is wel een uitzondering.”

    Zijn vriend ging niet met de bus. Hij had zijn fiets bij zich en even nog geen zin om van zijn vriend te scheiden.

    Zal ik met jou meegaan? O nee, ik heb geen strippen kaart.”

    “Mag hij niet op jouw kaart, opper ik.”

    “Ne-e-ee, die kaart is van mijn moeder en ze gebruikt hem voor haar werk!”

    Het feest ging niet door. De vriend vertok naar een andere richting.

    “Op wat voor school zitten jullie?”

    “We zitten op het V.B.O., dat is het Voortgezet - Begeleidend - Onderwijs”.

    “O, dan weet je nog niet wat je wilt worden?”

    “Jawel! Ik wil bij de reddingsbrigade! Dat vind ik leuk”.

    “Wat moet je daarvoor leren?”

    “Je vaarbewijs enzo.” Verveeld kijkt hij een andere kant op. Dat zo’n chauffeur dat niet weet, zag ik hem denken.

    “Je kunt vast wel goed zwemmen?” Probeer ik een schot voor open boeg.

    “Nee hoor! Een schipper hoeft het water niet in!”

    “Er zijn maar een paar reddingsboten, kun je niet beter een binnenvaartschipper worden?” Probeer ik nog.

    Verontwaardigd kijkt hij mij aan.

    “Een paarrrr?! Er zijn wel veertig reddingsboten! Ik ben er wel eens wezen kijken. Ik mocht alles zien! Als er open dagen zijn ga ik er altijd heen!”

    De jongen was duidelijk beter op de hoogte dan ik.

    “Ik vind het echt heel leuk. Ik heb altijd al bij de reddingsbrigade gewild! Dat is hartstikke leuk! Nu chauffeur. Hier moet ik er uit, tot ziens.”

    En met een flinke zwaai springt hij uit de bus.

    In gedachte wens ik hem een prachtige reddingsbrigade-toekomst toe. Aan hem zal dat niet liggen!

     

     

    De vliegenier

     

    Hij geeft zelf zijn kaartje, drie turven hoog. Springt dan op het voorste bankje.

    “Ma-am, gaan we hier zitten?”

    Zijn Ma-am zeult met drie tassen naar de dubbele bank en nestelt zich aan de andere kant van de bus.
    ”Mag ik dan hier?” Vraagt hij.

    Het mag. Meteen steekt hij van wal:

    “We zijn met twee treinen geweest en nu met de bus. Eerst een trein en toen overstappen op een andere. We waren naar Dordrecht!”

    “Zo, was je in Dordrecht, dat is een verre reis,” reageer ik.

    De jongen knikt heftig.

    “We zijn naar een oom geweest. Daar hebben we drie nachtjes geslapen. Ik zou eigenlijk een broek met mijn moeder gaan kopen. We hadden geld gekregen voor een broek. Maar nu heb ik schoenen. Kijk deze. Zwarte met rood en grijs. Mijn neef heeft ook zulke schoenen. Maar dan zwart en alleen rood.”

    “Ze zijn wel heel mooi hoor. Ik vind het heel snelle schoenen!” Zeg ik bewonderend.

    “Kijk, wat een grote stekels heeft die jongen in zijn haar!” Hij wijst naar een tiener die zijn zwarte lokken in punten gedraaid heeft.

    “Hoe zou hij dat gedaan hebben, daar snap ik niets van.”

    “Ik maak ook wel eens stekeltjes met gel, dan krijg ik allemaal kleine puntjes, dat vind ik wel mooi!” Met zijn hand wrijft hij over het korte zwarte haar.

    “Ik ben al bijna acht. Ik heb een vriendinnetje die heb ik nat gespoten met een waterpistool. Dat vond ze niet leuk, ik deed er warm water in. Toen heb ik haar helemaal nat gespoten en toen was ze boos. Mijn vriendje heeft een waterpistool met drie standen. Dan kun je er drie stralen mee spuiten, dan doe je zo.”

    Met zijn handen maakt hij een draaiende beweging.

    “Hij deed het niet en toen gooide hij hem zo op de grond. Toen heb ik hem gepakt en hem met water gevuld. En hem helemaal nat gespoten. Toen was ie heel boos.

    Hij was ook boos met knikkeren. Ik kan het veel beter. Ik heb een heleboel van hem gewonnen. Nu heeft hij een klein bosje en ik een hele zak vol. Ik krijg ook grote knikkers van mijn neef.”

    “Win je die dan ook?”

    “Nee, die is al zestien, die heeft ze niet meer nodig.”

    “Wat wil je later worden?” Vraag ik hem.

    “Piloot! Weet je waarzo?” “Bij de militairen.”

    “Dan ga je zeker eerst in dienst en dan voor piloot leren. Het is wel moeilijk hoor!”

    “Of bij de KLM. Die is toch van Nederland, dat vind ik ook leuk. Mijn vader is in Irak. Hij bouwt een huis voor ons. Dan krijg ik een zwembad. Hij wil ook veel dieren, zegt hij. Konijnen, schapen, geiten en nog veel meer. Het wordt dan een dierentuin. Toen mijn vader wegging moest ik heel erg huilen. Ik vind het niet leuk, waarom moest ie nou met het vliegtuig. Hij kan toch ook bij ons blijven.”

    Als de jongen en de moeder uitstappen zeg ik tegen haar. Dag mevrouw, ik geloof dat ik nu alles wel zo’n beetje weet. De moeder knikt alleen maar. Vrolijk huppelt de jongen naar huis. Hij draait zich nog even om en zwaait.

     

     

    De Warme Jas.

    Het is in de loop van de ochtend.  In Tuitjenhorn wacht ik mijn vertrektijd af om lijn 157 naar Alkmaar te gaan rijden. Het rustieke dorpje is opgesierd met een glazen koepeltje als abri. Dit is bedoeld als sterhalte. De wachtende mensen kunnen daar hun bus afwachten, het is er echter altijd heel rustig. Na ongeveer een kwartiertje komt er een vriendelijke jongeman aangelopen. Hij heeft een uitzonderlijke jas aan. Het is van vilt gemaakt. De techniek heb ik wel eens gezien tijdens een handenarbeidmarkt. Men demonstreerde het vervilten van wol. Men maakte hiervan hoeden.

    De vriendelijke jongeman stapt de bus in en ik waag het te vragen: ”Heb je die jas zelf gemaakt?”

    “Ja. Reageert hij enthousiast. ”Die heb ik inderdaad zelf gemaakt.”

    “Hoe krijg je dat voor elkaar?” Vraag ik door.

    “Het is een vervilt-techniek. Dat maak je door gekaarde wol met groene zeep in elkaar te wrijven. Ik heb de jas helemaal zelf gemaakt. Een vriendin van mij heeft alleen geholpen met naaien. Daar heb ik geen kaas van gegeten. In principe kun je hem uit één stuk maken. De jas liep echter aan de onderkant wijduit. Dat hebben we verholpen door er een naad in te naaien.”

    Hij laat de mooi afgewerkte randen zien. De hele jas is omgenaaid met een festonsteek, in een afstekende kleur.

    “Kijk,”  gaat hij verder,” deze naad is veranderd.”

    “En hoe krijg je die gekleurde vlekken er in? Het lijken net gedraaide ballen. Hoe krijg je die er in verwerkt?”

    ”Daar neem je gekleurde wol voor. Het mag geen wol zijn van het Texelse schaap. Daar is de structuur niet goed van. Die krijg je niet in elkaar gewreven. Het moet goed in elkaar grijpen. De gekleurde wol heb ik in een speciale winkel gekocht.”

    De witte jas is versierd met rode, paarse, blauwe en gele ballen. Het is een bont geheel.

    “Sommige vrienden vragen of ik voor hen ook zo’n jas wil maken, maar daar begin ik niet aan. Eén jas is voor mij genoeg. Ik heb nog wel een paar sloffen gemaakt. Die wrijf je gewoon om je voeten heen. Ze passen perfect en ze zijn lekker warm. De zolen kun je met een soort gom verstevigen. Je kunt er ook een leren zool onder maken.”

    We zijn op de halte bij de Stationsstraat aangekomen. Er stapt een moeder met twee kinderen de bus in. Hartelijk begroeten ze elkaar en beginnen gelijk een geanimeerd gesprek over familie en aanverwanten. De hele weg blijven ze gezellig met elkaar kletsen. Als ze uitstappen zwaait de jongeman naar mij en ik denk:

    “Dag leuk warm mens in een leuke warme jas!”

     

     

     

     

    Fausto

     

    Op de stad rijden is toch anders dan op de buitenlijnen. Er worden altijd veel vragen gesteld.

    "Gaat u naar dat plein, of wilt u mij waarschuwen als we daar of daar zijn?”

    Telkens komen deze plekken mij bekend voor, maar waar ze liggen weet ik niet precies. Mijn geheugen laat mij in de steek. Dan maar het halteboekje gepakt. Soms som ik de halte namen op en komen de klant en ik er samen uit. Gelukkig worden we ook vaak geholpen door de medepassagiers en kunnen er leuke gesprekken in de bus ontstaan.

    Met lijn 22 richting de Hoef kan er weinig fout gaan. Op de terugweg staat er bij een abri een echtpaar te wachten. Hij draagt de koffer en zij de buskaart.

    "Goedenavond chauffeur, mogen we met u mee naar het station." Aan de zachte g te horen komen ze van ver. Na het afstempelen keek ik even naar de abri of er nog een volgende klant stond. Het was echter een heel andere figuur die in het hoekje wachtte. Een stenen clown van ongeveer 60 c.m. groot.

     "U vergeet uw kind," grapte ik.

    "Nee, nee, nee." reageerde de man. “We zagen hem bij het grofvuil staan en we vonden hem heel erg leuk. We moeten echter nog een heel eind reizen en kunnen hem niet meenemen. Wilt u hem hebben? Ik pak hem wel even!!!"

    Voor ik nee kan zeggen staat de clown onder mijn stoel. Er zit een beetje swing in de figuur en nu deze onder de stoel geklemd staat, is het alsof ik met moeite door mijn nieuwe aanwinst wordt gedragen. De volgende passagiers reageerden met:

     "Heeft u uw nieuwe vriend meegenomen?"

    Zelf bedenk ik eervolle plekken rond of in mijn woning. Het wordt nog een heel gesleep met de onhandelbare vriend. Mee voor een bakkie, mee in de volgende bus, mee in het chauffeursverblijf. En eindelijk mee in de auto. Hij mag blijven. Telkens als ik hem zie moet ik even lachen. De clown van lijn 22. Hij doet me denken aan Fausto .

    Het leven gaat verder ook voor een clown. In mijn huis heeft hij overal gestaan. Maar toch…..mijn huis blijkt te klein. Er is niet echt een goede plek te vinden.

    Kijk! Mijn vriend en ik zijn nu een jaar op dansles. Onze danslerares is dol op clowns. Dat kun je overal in haar dansschool zien. Op een dag hebben we Fausto bij haar in de gang gezet met een briefje: “Voor Christien.”

    De volgende les stond Fausto op een ereplaats. Boven op de vitrine met een schijnwerpertje aan zijn voeten geniet hij mee met alle dans muziek. Zijn trompet in de aanslag. We vertellen niet hoe hij daar terecht is gekomen. Een beetje mysterie is op zijn plaats.

    Zeg nou zelf, zou u willen weten dat je op het nippertje gered bent van het grofvuil? Nee toch! Mijn vriend en ik genieten wel van zijn aanwezigheid. Hij heeft ons vast geholpen want we hebben inmiddels brons gehaald. We gaan nu voor zilver.

     

    Houtje-touwtje.

     

    De hele winter loop ik de winkels af. Ik wil een houtje-touwtje jas. Zo’n lekkere warme duffel, die je altijd aan kunt. Nu het lente is stapt er een oudere dame in. Zij heeft een echte donkerblauwe houtje-touwtje jas aan. Als ze op de terugreis op dezelfde strippen retour reist, durf ik het haar te vragen:

    “Mag ik u vragen waar u die jas gekocht heeft? Ik heb er de hele winter naar gezocht en niet gevonden.”

    “Ja, lekkere jas, hé!” lacht ze me toe.” Bij Stork. Eigenlijk verkopen ze paarden artikelen, maar hier op de Zeswielen hebben ze een zaak met alleen kleding. Het ligt een beetje achter af. Maar de bus rijdt er langs met lijn tweeëntwintig. U ziet het vast wel een keer.”
    ”Fijn, Ik ga er wel een keer kijken, ik heb echt overal gezocht. Laatst kwam ik er één tegen in een heel dure winkel. Maar die was wel € 350, dat vond ik wel erg veel geld voor een jas.”

    “O, maar deze was ook ƒ 350.-. Ik heb hem al vijftien jaar. Hij is zo lekker warm en waterdicht. Ik heb hem een keer aangehad met zeilen. Het regende dat het goot. Na een hele dag op het water was ik nog niet nat. De jas heeft wel een week nodig gehad om te drogen. Hij is niet zo dik als mijn vorige. Dat was een echte Duffel. Die heb ik nog wel, ik gebruik hem voor de tuin, als ik in een boom moet klimmen. Maar ze hebben ze daar in drie kleuren. Blauw, rood en een soort bruin. De bruine vind ik niet mooi. Het is net of ze alle verf door elkaar hebben gegooid en dat geeft zo’n vieze bruine kleur. Niet mooi. De dames jassen hebben een geruite kraag. Er zit geen voering in. Die heb ik er zelf ingemaakt.”

    We zijn bij haar halte.

    “Nu mevrouw, straks rijd ik lijn 22 en ik ga er vast een keer naar kijken, dank u wel!”

    “Graag gedaan.” En met een “Prettige Paasdagen” nemen we afscheid.

     

    In een roetsj naar huis.

     

    Een tourbus reedt voor mij de halte op. Vervelend hoor, mijn klanten moesten nu door de plassen en de regen de bus instappen, omdat ik niet goed kon halteren. Even later kwam een jonge man aangehold.

    “Pffffffffffft, dat is nog eens een perfecte aansluiting. Ik kom met die bus uit Frankrijk. Nu kan ik zo thuis komen. Mag ik een strippenkaart voor de Daalmeer alstublieft?” Met zijn roze strippen kaart kwam ook zijn studenten kaart tevoorschijn. Het was tenslotte zondag.

    “Kom je helemaal uit Frankrijk?” Vroeg ik hem.

    “Jawel, ik ben de afgelopen week wezen skiën. Het was heel mooi weer, beter dan al deze regen. In het begin van de week viel er mooie verse sneeuw. De rest van de week scheen lekker het zonnetje. Lekker weer om te skiën. Dat deed ik voor het eerst en het ging nog hartstikke goed ook!” Zegt hij.

    “Was het een reis van school uit?”

    08-10-2007 om 21:31 geschreven door moera tittel

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Proficiat!
    Proficiat!

    Uw blog is correct aangemaakt en u kan nu onmiddellijk starten! 

    Met vriendelijke groeten,
    SeniorenNet-team

    08-10-2007 om 20:45 geschreven door

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - ( Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 08/10-14/10 2007

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!