Een muildier met een korenvracht Ging naast zijn kameraad, beladen met de pacht, Van 't zout, in zilveren munt. Deez' vond zoo groot behagen In de eedle last,dat hij niets liever had gedragen. Hij stapte fier gelijk een held, Hoogmoedig rinkelend met zijn bellen..... Toen daar een bende, die de lucht had van het geld, Op 't pachtersbeestjen aan kwam snellen. Men grijpt hem bij den toom,en dwingt hem stil te staan. En als hij weerstand biedt,wordt hij neergeschoten. Hij kermt:" is dat mijn loon? Mijn makker zal 't ontgaan, "En als ik rijs nooit weer op de koten!" Zijn kameraad zegt, "goede vriend," 'T geluk kroont niet altijd op een hooge postbekleder Had ge ook een molenaar gediend Gij laagt niet zoo ellendig neder.
Eens zag een kikvorsch in de wei Een welgedanen paaschos grazen 'T afgunstig kikertjen, niet grooter dan een ei Begint zich eens zich op te blazen, En rekt en zwoegt en doet zich pijn, Om even groot als de os te zijn. Och broertjen lief, kom nu eens kijken, Nu ben ik er , gelijk gij ziet. Volstrekt niet! --Nu dan?--nog al niet! Maar nu toch wel?--Och neen , het mag er niet naar kijken! Onze arme kikkert perst en perst, Zoo lang , eilacij! tot hij barst.
Hoe veel die met den waan van 't kikkertjen zich vleien! Elk renteniertjen maakt zijn reis naar Ems of Spa, Elk prinsjen houdt er zijn ambassadeurs op na, En iedere zijn lakeien !.
Kriek, die heel den zomertijd Zich met zingen had verblijd, Zag met schrik de herfst verschenen Zelfs geen wormtjen, wààr ze zocht Dat den honger stillen mocht... Mier zal dan wel een kruimtjen leenen Uit haar volle voorraadschuur! Kriekjen loopt naar miertjen-buur, "Help", zoo sprak zij, tot de lente Mij grootmoedig aan de kost! Woord van eer, dat de schuld en rente Binnen t'jaar zijn afgelost. maar wat mier te wenschen liet, Leenen was haar zwak juist niet. "Ei" wat heb gij ,ving zij aan "Heel den zomer toch gedaan?" --Wel ik heb uit al mijn macht, Trouw gezongen , dag en nacht. --Trouw gezongen zij de mier, Wel dat doet mij groot plezier. "'K heb een goeden raad voor u, Zingen deed gij, dans dan nu ============ Wees niet zorgloos! als ge ziet Egoisten helpen niet. "Goede raad,"--- och, lieve man, Goede raad, wie eet daarvan.
meester raaf in 't wilgenboschjen hield een kaashomp in den bek. Reintjen rook het; in zoo'n kostjen Had de snoepert oon wel trek. "wees gegroet ! zei 't looze vosjen, " Waarde Heer Van Ravenhorst ! Edel voorhoofd, fiere borst" Om uw schoonheid te volprezen is uw zangstem ook zoo mooi, als uw rijke vedertooi. Dan moet jij een Fenix wezen, door dit allervriendelijkst woord, voelt de raaf zich bekoord. Nu, zijn stem---die moet bevallen. Rein zou 't hooren, een twee drie, Opent hij zijn bek --- maar zie. Mèt laat hij zijn kaashomp vallen. Reintjen smeult en lekt zijn baard Weet, amice ! vleiers fleemen " Om hun hoorders beet te nemen" Zulk een lesjen bij mijn staart ! is toch wel een kaashomp waard En de raaf? werd bijster kwaad, En hij zwoer nooit van zijn leven Vleiers meer gehoor te geven. Goed, maar 't was een beetje laat.