meester raaf in 't wilgenboschjen hield een kaashomp in den bek. Reintjen rook het; in zoo'n kostjen Had de snoepert oon wel trek. "wees gegroet ! zei 't looze vosjen, " Waarde Heer Van Ravenhorst ! Edel voorhoofd, fiere borst" Om uw schoonheid te volprezen is uw zangstem ook zoo mooi, als uw rijke vedertooi. Dan moet jij een Fenix wezen, door dit allervriendelijkst woord, voelt de raaf zich bekoord. Nu, zijn stem---die moet bevallen. Rein zou 't hooren, een twee drie, Opent hij zijn bek --- maar zie. Mèt laat hij zijn kaashomp vallen. Reintjen smeult en lekt zijn baard Weet, amice ! vleiers fleemen " Om hun hoorders beet te nemen" Zulk een lesjen bij mijn staart ! is toch wel een kaashomp waard En de raaf? werd bijster kwaad, En hij zwoer nooit van zijn leven Vleiers meer gehoor te geven. Goed, maar 't was een beetje laat.