Appels en peren : neem de vrucht vast met de linkerhand, snijd ze in vieren met het fruitmesje, schil de partjes en eet ze dan uit het vuistje.
Gevogelte : neen, wat u ook al mag gehoord hebben, het is en blijft niet erg netjes op restaurant om bouten in de hand te nemen en af te kluiven. Gebruik dus mes en vork, ook al betekent dit dat u wat vlees aan de botjes moet laten. Thuis kan je de bouten wel met je handen eten.
IJs : weersta aan de verleiding en laat het laatste restje gesmolten ijs in het glas of de coupe. Dus niet schuin houden om de laatste inhoud uit te lepelen (of, erger nog, uit te drinken). Zie ook bij soep.
Kreeft en langoustines : de grote scharen breekt u met een speciaal tangetje (een soort van notenkraker) en die haalt u vervolgens leeg met een kreeftenvorkje. De dunne pootjes en scharen daarentegen mag u gewoon met de vingers afbreken en uitzuigen. Een vingerkommetje is hier onontbeerlijk.
Oesters : nooit uitslurpen! Neem de oester in de ene hand en wrik de zeevrucht in de schaal los met vorkje. Laat de inhoud zachtjes en zonder slurpgeluid in de mond glijden en dep uw vingers schoon in het vingerkommetje.
Pasta : altijd met lepel en vork, nooit een mes gebruiken. Alleen brede pastavormen (lasagne, cannelloni) of gegratineerde pastagerechten eten we met vork, mes èn lepel. Echte italianen eten pasta enkel met vork.
Sinaasappels : eerst snijdt u met het fruitmesje een kapje van de schil, vervolgens maakt u kruiselings op vier plaatsen een insnijding in de schil van boven naar beneden. Trek de vier stukken schil er af met het mesje of met de hand. Tot slot eet u de partjes uit het vuistje.
Soep: nooit koud blazen, natuurlijk, gewoon laten afkoelen. En op het laatst houden we het bord niet schuin, maar laten we het bodempje in het bord.
|