Pelgrims ter ere van de Moeder Gods Bedevaarten in de beroemde Lievevrouwenkerk bij Thür
Ieder jaar komen vanaf Pasen de eerste processies uit de omliggende gemeenten naar de Lievevrouwenkerk. De bij de parochie en gemeente Thür horende bedevaartskerk, gewijd aan de Moeder Gods, ligt zowat 3 km ten zuidoosten van Thür in het vrije veld. De bedevaarders sluiten zich aan bij de schare gelovigen die sinds eeuwen naar de Lievevrouwenkerk pelgrimeren. Het is een van de oudste kerken van de Eifel en het Rijnland, en van jaar tot jaar het doel van vele bezoekers en bedevaarders. En ook de kermis ieder jaar op het eerste weekend van Augustus trekt ieder jaar vele bezoekers.
In totaal kan de Lievevrouwenkerk terugblikken op een traditie van meer dan 1200 jaar. Opgravingen vóór de eerste wereldoorlog en in 1951 hebben namelijk aangegeven dat de huidige kerk gebouwd is op de funderingen van een Frankische zaalkerk uit de 8° eeuw. Deze werd in het begin van de 13° eeuw vervangen door een volledige nieuwbouw, waarvan na het afbreken van de zijbeuken in 1829 enkel nog de middenbeuk en het koor zijn overgebleven. Kunsthistorisch merkwaardig is de verbinding tussen de laatromaanse vormen van de middenbeuk en de vroeggotische vormen in het koor.
Als eigenkerk van de bisschop van Trier werd ze in de Middeleeuwen het kerkrechterlijk middelpunt van de 14 Pellenzdorpen en tot in de 18° eeuw de zetel van de Pellenzrechtbank. De eerste vermelding van de Lievevrouwenkerk in een oorkonde dateert van 1279 en spreekt van Vrouwenkirchin en een aflatenprivilege uit het jaar 1325 bevestigt de Moeder Gods als patrones van de kerk. Met dit privilege bevestigden twaalf bisschoppen uit Avignon, toen zetel van de pausen, dat de bedevaarders naar de Lievevrouwenkerk een aflaat konden krijgen wanneer ze deze kerk bezochten op bepaalde feestdagen, in het bijzonder de feestdagen van de Moeder Gods. Verder zijn er aflatenprivileges uit de 15° eeuw overgeleverd. Daarbij kwam de oprichting van Broederschappen en Stichtingen, zo stichtte in het jaar 1459 Graaf Willem van Virneburg de eerste Mariabroederschap in de Lievevrouwenkerk, waarvoor hij door paus Pius II de toestemming had verkregen.
Dit alles laat ons besluiten dat de Lievevrouwenkerk reeds in de middeleeuwen het doel was van een drukke bedevaartsbeweging, die zich tot in de 18° eeuw ontwikkelde tot een bovenregionale bekendheid, met bedevaarten over de ganse loop van het kerkelijk jaar. Volgens de optekening van de Monnik Thomas Kupp uit het klooster van Maria Laach, die van 1775 tot 1779 bij de parochie Kruft werkte, kwamen er per jaar in totaal 63 processies naar de Lievevrouwenkerk, onder andere uit Ahrweiler, Klotten en Rhens. Toen zoals nu kwamen de bedevaarders om de Moeder Gods te vereren, en om hulp en bijstand in de dagelijkse noden af te smeken.
Indrukwekkende getuigenissen van deze eeuwenoude bedevaarttraditie zijn de schilderijen langs de bedevaartsroutes naar de Lievevrouwenkerk; zoals bijvoorbeeld de nog bestaande votiefkapel uit het jaar 1605 ten westen van de Lievevrouwenkerk, of het nisschilderij, ook bekend als Golokruis halverwege de processieweg tussen Thür en Mendig. Zijn rang als cultuurmonument kreeg het door zijn inscriptie : naast het jaartal 1472 en de naam Clais Beligen (waarschijnlijk de oprichter) is in de volkstaal van de 15° eeuw rondom de schacht van een kolom het Salve Regina in steen uitgehouwen. Het is de smekende roep om hulp van de mens, die zich in het tranendal ziet tot de Moeder Gods als koningin van de barmhartigheid als voorspreekster. Het origineel van het schilderij is (met gereconstrueerde nis) opgesteld in het achterste gedeelte van de Lievevrouwenkerk. De benaming Golokruis, gebruikelijk sinds de 19° eeuw, verwijst naar de stichtingslegende van de Lievevrouwenkerk, de Genovevasage.
Het is de geschiedenis van Pfaltsgraaf Siegfried en zijn trouwe gemalin Genoveva van Brabant, en van zijn ontrouwe hofmaarschalk Golo. Terwijl de graaf ten oorlog is getrokken tegen de Sarazenen probeert deze Golo, die zwanger is van Siegfried, tot echtbreuk te verleiden. Omdat Genoveva hem terugwijst, zint Golo op wraak. Aan de terugkerende Pfalsgraaf vertelt hij dat Genoveva zich tijdens zijn afwezigheid zich met een kok heeft ingelaten, en van hem een kind heeft gekregen. Genoveva wordt met haar zoon ter dood veroordeeld, doch de jagers, die ze in het woud zouden moeten doden, hebben medelijden en laten ze gaan. Zij overleven met de hulp van een hinde, met de melk waarvan zij zich voeden. Jaren later komt Siegfried bij de jacht langs de spelonk waarin Genoveva en haar zoon leven, als hij de hinde besluipt. Hij herkent zijn vrouw, en de valse beschuldigingen van Golo worden opgehelderd. Golo wordt ter dood veroordeeld en door ossen gevierendeeld. Als dank voor het wonderbare terugvinden van zijn vrouw en zijn zoon laat de pfaltzgraaf op de plek waar hij ze heeft teruggevonden een kerk bouwen, de Lievevrouwenkerk.
De sage gaat terug op een geschrift van een monnik van Maria Laach uit de 15° eeuw. Sindsdien is ze in vele varianten vertelt en verbreid. De belangrijkste scènes staan afgebeeld op het hoogaltaar van de Lievevrouwenkerk. Boven de romaanse altaartafel, die nog stamt uit de bouwperiode van het koor (13° eeuw) verheft zich de altaaropbouw uit tufsteen met de Genovevalegende. Daar naast zijn de heilige Anna (links) en de heilige Maria met Kind (rechts) te zien, daarboven de ten hemelopneming van Maria, tussen de heilige Barbara links en de heilige Katharina rechts. Bovenaan is de heilige apostel Johannes afgebeeld, de patroon van de parochie Thür. Het altaar behoort tot de vier altaren van de vroeger driebeukige kerk, dus van voor de afbraak van de zijbeuken. Kunsthistorisch wordt het aanzien als een van de belangrijkste voorbeelden van de landelijke steenplastiek van de 17° eeuw.
De sage van Siegfried en Genoveva heeft zeker de onbekende kunstenaar(s) geïnspireerd om dit kleur- en vormrijke barokaltaar te scheppen. Historische bewijzen of details met betrekking tot de kern van de legende zijn er eigenlijk niet. Voor de Frankische periode is er noch een Pfalzgraaf Siegfried noch een Genoveva van Brabant bekend. Het huidige standpunt is dat de stichter van de Lievevrouwenkerk met de sage de betekenis van de Lievevrouwenkerk wilde beklemtonen met een miraculeus stichtingsverhaal. Zo maakt de toevoeging "van Brabant van Genoveva een dochter van het Westfrankisch koningshuis, en voor Pfaltzgraaf Siegfried bestaat er wel een historische naamgenoot (het is de tweede stichter van het klooster Maria Laach), maar die is verplaatst van de 11° naar de 8° eeuw.
Maar opgravingen uit 1951 hebben belangrijke aanwijzingen gegeven voor de datering van de oprichting van de Frankische zaalkerk. Onder het koor van deze kerk zijn drie graven gevonden, waarvan is vastgesteld dat ze uit de 8° eeuw zijn en waarboven later het hoofdaltaar van de Frankische kerk is opgericht. Deze personen moeten als zeer waardig beschouwd zijn geweest, als boven hun graven het hoofdaltaar is opgericht. Meer weten wij er niet over. Wat ook hun namen mogen geweest zijn, misschien is hun levensverhaal van die aard dat het aanleiding was voor legendevorming.
Tenslotte blijft de stichting van de Lievevrouwenkerk als Frankische zaalkerk uit de 8° eeuw verder een van de geheimen van de geschiedenis.
Friedrich Hermes
Bron : www.mendig.de Frank Neideck toegevoegd 17/03/2003
Vertaling : eric l
|