Kleine Jan die was de eerste op de school En papa die was tevree Als beloning mocht hij meegaan naar het strand En dat vond hij zo plezant Loisette en tante Jeanne Josefien en ons matant Ze gingen allemaal naar LA PANNE
Vader ging tot aan de schouders in de zee Waar is onze Jan zo sprak matant Och wees niet bang ik neem hem hier maar efkens mee Ik ,heb hem vast hier bij mijn hand Toen stond iedereen verschrikt Het manneken was bijna verstikt Hij had de zee haast ingeslikt
Kleine Jan wierd gesoigneerd En hij zong ongegeneerd Aan het strand in het zand Ik was bijna naar 't pierenland En dat vind ik niet plezant Ik wil niet meer in 't water gaan Want als ik kopken onder ga Dan is 't met kleine Jan gedaan.
Ver van hier in 't land van China Daar gaat alles even raar Als ze met geen vreemden vechten Vechten zij met elkaar Hongkong, Nanking of in Peking Laat ge u maar even zien Zijt ge Spaans of Frans of Belg
Refrein Chu chin chow hau wou chu chu ' t Gaat er altijd rustig toe Ping king pang of Pekinees Zing met me mee en ge zingt Chinees Oele oele ping king pang oelepetoetje wees maar niet bang Zing met me mee trek het u maar niet aan Ze kunnen ons toch niet verstaan (BIS )
Als ge dan iets wil gaan eten Gaat ge in een restaurant Maar in plaats van een vork of lepel Krijgt ge stokjes in uw hand Oele Oele tjing tjang boebi Zegt de kelner tegen u Dat wil zeggen smakelijk eten Denkelijk verstaat g' het nu
Zijt ge daar dan rond aan 't dwalen Vraagt dan eens naar de weg Moet ge maar een Chinees gaan halen Let eens op wat hij dan zegt Pa is rechts en Po is linksom Pe is noord en nag is ? Tjang dat is een huis En tjang dat is een ?
Af en toe komt een vra In ' t moederhuis te na Voor een dagesken of tien Is ze thuis dan niet te zien En voor iedere vent Is dat na just de moment Dat hij weer spontaan Terug zijn gangen eens zal gaan En de meeste gaan dan zeudeltochten vieren Met dag in dag uit fameus te pintelieren Maar ik blijf die dagen thuis In de keuken bij 't fornuis Kokenete spelen en van alles bakken Met mijn tiende kind vaneir Maakte ' k ik weer iets klaar Om u duimen en vingeren af te lekken
'k Deed om te beginnen in een grote kom Een liter melk en een half pond bloem Met een klompeke boter en een handvol zout Chocolate koffie en wat havermaat Ik draaide met de gauwte een klot mayonaise Vergat hem niet te mengen met de platte kaas Een lepel suiker en een paar tomaten Twee bananen en gerapste pataten Wat peterselie en een pak parei Schorsenelen en een pot gelei Ik kapte dat in een kom en begon te roeren ' k Klopte het over en het vloog in de geburen De overschot die deed ik in de oven Ik liet dat gerust nog een uurke stoven Ik haalde het eruit om op te stijven Toen was het de moment om eraf te blijven Ik heb dat dan versierd met een laag crème fraiche Bovenop een servolaken en een peche
Dat was klaar en voilà Dat was mijne nieuwe plat En mijn vra kwam veroem Met een kind gelijk een bloem Ik gaf haar een plak Van mijn laatste nieuw gebak 'k Was de dag nadien Weveneir met een kind of tien En nu heb ik een moord op mijn geweten Want ik speelde toch zo gere kokenete Voor ze stierf zei ze schat het was wel lekker Maar koopt in ' t vervolg maar toeetjes bij de bakker.
'k Ben drie maand geboren voor dat 'k werd verwacht, 'k Was lelijk en 'k woog maar een kilo en acht, Ze hebben mij toen in de broeikas gestoken, Daarna heeft geen mens over mij nog gesproken. Maar jaren nadien heeft ons moe eens gezegd, 'k Geloof dat da jong in de broeikas nog ligt, z' Is mij komen halen en ze zei : Zeg jong 't Is tijd om a eerste kommunie te doen.
Refrein ; Amaai mijn orgel, amaai mijn frak. Vanaf dat 'k zijn geboren ben ik de dupe van d' historie. Amaai mijn klak, ze zetten me weer in de zak.
Maar na mijn kommunie dan moest ik naar 't school, Daar speelde ik altijd de laatste viool, De meester zei jongen u moet ik bewonderen, Omdat ge te lomp zijt om helpen te donderen, Ik liet die maar zagen want ik bracht het wijd, Ik zit nu al jaren op d' universiteit, Daar dien ik nu als studeermateriaal, 'k Zit op sterk water in een glazen bokaal.
Amaai mijn orgel amaai mijn frak Vanaf dat 'k zijn geboren ben ik de dupe van d' historie Amaai mijn klak ze zetten mij weer in de zak.
Zij woonde in de sloppen van het oude Amsterdam waar nooit een zonnestraaltje haar venster binnenkwam gedreven door de armoe werd zij prostituee en voor een handvol centjes ging zij met ieder mee.
REFREIN Haar naam was Keetje Tippel, omdat ze op de straat haar lichaam moest verkopen in 't donker 's avonds laat ze leefde van de zonde maar toch was zij niet slecht daarom kwam Keetje Tippel aan het eind nog goed terecht.
Maar toen kwam in haar leven, een jonge blonde held hij hield wel veel van Keetje, maar meer hield hij van geld zij gaf hem al haar liefde, maar hij bleef haar niet trouw want hij zei tegen Keetje " ik neem een rijke vrouw".
Toen moest zij weer de straat op, 't was dààr dat zij hem zag tijdens de revolutie, gewond als hij daar lag. Het was een man van adel, hij stierf al na een jaar zijn huis en al zijn rijkdom, vermaakte hij aan haar.
Schoon is de jeugd,die zelf zich eert, Sterk als gedegen staal, Vredig van aard, maar die zich weert Vecht voor heur ideaal
Were di, kameraad (bis) Eerst te woord dan ter daad. Were di, kameraad! Were di, waar ge zijt! Were di, sta bereid! Were di, waar het lot U ook leidt Were di!
Flink is de jeugd, die durft en wil, Wat heur behoort in recht. Nooit zich vergooit voor vreemde wil, Taai om heur waarden vecht!
Rijk is de jeugd die denkt en strijdt, Om wat nog komen moet. Kloek en beraden zich bereidt Harten en zielen hoedt.