Dillie en ik gaan tot bij Leonie. Leonie is alleen thuis. De Lowie is
een zeer sappige kerel. We eten koekengebak met tas kakao. Het doojt. Er is
zonneschijn en goed weer. Het ijs rijst van de daken. We eten karamellen van 12
centiem dhonderd gram
Jef komt thuis uit Hamburg (er is niet veel). Leonie Van
Cammeren (1895-1987) is een nicht van de vader van Frans en woont in Schelle.
Boom, Maart 1942
(apart briefje)
Il
pleut, mais le bonheur me sourit
Je me moque de la pluie. Het regent maar of het geluk ons toelacht
betwijfel ik sterk. Oorlogstijd is synoniem van ongelukstijd. De maand maart
die ons op 21 de lente bracht schenkt wisselvallig weer. Niet goed voor vaders
gestel en de poederbranderij houdt dan ook bijna niet op. Dat ziek zijn blijft
in ons huishouden een spijtig licht brengen. We hebben wel wat hoop in vaders
toestand, maar als ik moeder soms hoor over slechte nachten en altijd door
poeder branden dan komt er weer altijd zon wasem van meer terneergeslagenheid
over allen. Gezondheid is toch rijkdom!!!
Gaarne zou ik zingen: je me moque de la pluie,
maar eerst kunnen
De materiële kant valt alweer zwaar te slikken.
Ik heb Dillie voor de grootste verlichting fel te danken. Dat meisje staat me
in alles zeer na bij en ik respekteer dat ook ten volle. Naast de gehechtheid
van ons beide hebben we nog een onuitsprekelijke vriendschap ten bate van ons
van de broer en zus uit het Antwerpse. In moeilijke momenten helpt Julian. Een
paar woorden van hem geven me moed. Hij is zon speciale kerel die recht door
zee gaat. Ik zie dat uitkomen voor zijn eigen idee doodgaarne bij hem. Hij is
een wilskrachtig jongeman. Bij hem heb ik velerlei gedachten opgedaan die me
veel van pas kwamen en zn praktiesen zin heeft, naast mijn eigen
zenuwachtigheid, altijd veel leskens afgedwongen. Zo was het bij t leger en zo
ging het bij ons in Vlaandren.
Mit ook is een zeer aangenaam meiske. Ik heb
achting voor heren en een oneindige sympathie. Het lachend optimisme en de
gezonde kijk op zaken die heren eigen zij, staan haar wonderwel, ze is net een
heel mooie vlinder die bij de minste zonnegoedheid door t hemelblauwe
fladdert. Ja, Mitteke is een goeie vriend. Soms heb ik me zelf als eens
afgevraagd of dat ik ten opzichte van heur geen liefde koester. Das raar maar
dat is zon soort van liefde die niet te verklaren is. Het is meer dan
sympathie, veel meer. Maar echte vriendschap is het toch wel. En ik hou van Julian
ook wel en daarom ook van Mit. Vrienden, ware vrienden zijn het beiden.
We zijn over dezen tijd ietwat tevreden. Omdat
ik nu een beetje geld verdien plus onzen Theo. We moeten zo ons plan trachten
te trekken en zijn nog kontent als we thuis mogen blijven, in eigen sfeer.
Men brengt ons ook nieuws over het
tewerkstellen van ouderen en niet-werkenden. De jongere elementen zouden een
gepasten stiel aanleren. In Nederland spreekt men over te studeren in Hannover.
In Frankrijk om als boer te gaan naar Oostland. Zo krijgen we de variëteit aan
nieuws en het doet ons denken op het invallen van het briefke van de werkbeurs.
Wat er ook van zij, als God ons maar behoede van elk kwaad.
Verder is Jef dus thuisgekomen. Hij was al in
de keuken zonder dat wij er van wisten. Jef bracht niet veel mee naar t
schijnt. Hij heeft ook zijn vrij-papieren maar wat of hij doen zal weten we
niet eens van allemaal!
Wat het eten aangaat: de boter is in
rantsoenhoeveelheid geweldig gedaald. We kregen 60 gram. Je hoort mensen
praten en je hoort verscheidene opinies. De ´woekerhandel`vraagt reeds 300
frank voor een kilo boter. Het kan ons niet raken want zoveel geld om het
daaraan te besteden bezitten we niet eens.
Onze melk is ook tegengeslagen. Eén keer reed
ik naar Antwerpen en haalde en paar liter. Dan was t gedaan. Moeder haalt nu
om de week een liter naar onze melkboer van vroeger
In deze week schreef ik naar Bilzen en kreeg
een sappig briefke weer. In Bilzen verhuisden ze. Het huis van moeder werd
gekocht. Als ik aan Bilzen denk is het nog steeds met weemoedigheid en een
bijtend, onverklaarbaar heimwee. Het zijn er toch doorbrave mensen ook!
Ook schreef ik naar Vlijtingen en Loksbergen.
Tot heden nog geen antwoord
"
De vrijwillige en verplichte tewerkstelling
(bron:
http://users.skynet.be/luc.sadones/Geschiedenis/VerplichteTewerkstelling/VTFeiten.htm)
Bij het
begin van de bezetting was de werkloosheid massaal: ongeveer 500 000 personen,
d.i. 25 % van de beroepsbevolking, hadden geen werk in augustus 1940. De massale terugkeer van krijgsgevangenen en
vluchtelingen, het ontredderde industriële apparaat, het gedeeltelijk verwoeste
wegennet en de ontwrichte grondstoffentoevoer waren hiervan de oorzaak. De Militärverwaltung zag in deze werkloosheid
een potentiële bron van onrust en een bedreiging voor het herstel van de zo
noodzakelijke oorlogsindustrie. Vandaar
dat de bezetter reeds begin juni 1940 startte werd met een Arbeitseinsatzplan. De Arbeitseinsatz was een typisch
nationaal-socialistisch concept: centralistisch, totaal, plangeleid en daardoor
in strijd met de wetten van de vrije arbeidsmarkt. Het doel was tweeledig: de werkloosheid
oplossen en het arbeidsaanbod stimuleren ten dienste van de oorlogseconomie,
waarbij het tweede luik vrij vlug het belangrijkste werd. De Duitse overheid stimuleerde het
bedrijfsleven en organiseerde de wederopbouw.
Bovendien nam zij het heft in eigen handen: Luftgau, Kriegsmarine en
vooral de Organisation Todt wierven massaal aan om militaire verdedigingswerken
te bouwen en te onderhouden. Op 1
november 1941 stelden deze organisaties 152 000 Belgische arbeiders tewerk, in
België en Noord-Frankrijk.
Bij het
begin van de Arbeitseinsatz werd de tewerkstelling op vrijwillige basis
georganiseerd. Via de Nationale Dienst
voor Arbeidsbemiddeling en Toezicht (NDAT) ronselde de Gruppe
VII-Arbeitseinsatz van de afdeling Economie van de Militärverwaltung arbeiders
voor Duitsland. Een intensieve
propagandacampagne in de arbeidsbureaus en de collaboratiepers trachtte de
Belgen warm te maken voor het opzet. Bij
het begin was de actie een relatief succes: aangetrokken door de hoge lonen in
Duitsland, de werkloosheid en de armoede in België en de beloofde sociale
voordelen, vertrokken tot december 1941 circa 90 000 arbeiders vrijwillig om
den brode. Slechts een kleine minderheid
van de arbeiders waren Nieuwe-Orde-aanhangers die zich geroepen voelden om uit
idealistische overwegingen hun diensten aan te bieden in den vreemde.
Maar vrij
vlug bekoelde het enthousiasme wegens het niet naleven van de vooropgestelde
verbintenissen door de Duitse werkgever.
De lonen waren lager en werden onregelmatig doorgestuurd naar België; de
arbeidsduur was langer dan afgesproken en de beloofde verlofregeling werd niet
gerespecteerd; de arbeidsvoorwaarden waren soms slechter dan voorgesteld. Protest van de Militärverwaltung tegen deze
gang van zaken bij de diensten van Sauckel in Berlijn, kon het tij niet doen
keren. Het werd snel duidelijk dat de
vrijwillige tewerkstelling niet voldoende was om aan de noden van de Duitse
oorlogsmachine te voldoen.
Over het
aantal arbeiders dat vrijwillig naar Duitsland trok zijn de meningen verdeeld. Realistische ramingen houden het bij 200 000
Belgische arbeiders die vrijwillig dienst namen in het Reich. De documenten PS
1323 en 208 van het proces van Nürenberg geven 212 903 tewerkgestelden voor het
jaar 1941.
Reeder, de
commandant van de Verwaltungsstab, was niet te spreken over de vele problemen
die zich voordeden bij de rekrutering van vrijwillige arbeiders. Schultze, de
vertegenwoordiger in België van de Arbeitseinsatz, drong reeds vanaf augustus
1940 aan op sancties tegen werklozen die weigeren vrijwillig naar Duitsland te
gaan.
Op 6 maart
1942 werd de arbeidsverplichting in België en Noord-Frankrijk ingevoerd, zeer
tegen de zin van de Secretarissen-Generaal.
Verwilghen, Secretaris-Generaal voor Sociale Zaken, neemt ontslag uit
protest. Het Hof van Cassatie, de
hoogste rechtbank, veroordeelt de ordonnantie als strijdig met de Conventie van
Den Haag. De Duitsers zetten echter
door: volgens de Militärverwaltung had de maatregel alleen de asociale
elementen op het oog die zich onttrokken aan de dienstbaarheid aan de
gemeenschap en de strijd tegen het Bolsjewisme.
Bovendien werden een aantal begeleidende maatregelen genomen om het
succes van de acties te verzekeren: niet-kriegswichtige bedrijven worden gesloten; er mochten geen
nutteloze bedrijven meer opgericht worden; er kwam verplicht zondagswerk in
de mijnen; werkbekwame behoeftige verloren hun sociale uitkeringen. De arbeidskrachten die zo vrij kwamen, en die
niet bereid waren om dienst te nemen in Duitsland of bij de Organisation
Todt werden verplicht tewerkgesteld in
België en Noord-Frankrijk, op speciale werven, tegen 85 % van het minimumloon.
09-09-2011 om 09:53
geschreven door uw neef
|