Elke zondag komen we als gelovigen samen om het Woord van de Heer te horen en het op te nemen in ons hart, opdat wij mogen groeien in geloof, tot welzijn van de mensen.
Heel wat mensen zijn van nature – ook zonder ‘gelovig’ te zijn – ‘goede mensen’. Paus Franciscus heeft er deze week nog even op gewezen in een homilie, en ook de honderdman uit het evangelie mogen we ongetwijfeld tot deze groep rekenen. Ook zonder Jezus echt te kennen, leven zij als het ware ‘vanuit het evangelie’.
Zelf mogen wij zo vaak de Heer ontmoeten! Het ligt dan ook voor de hand, dat we proberen deze mensen dichter bij Jezus, dichter bij het evangelie, dichter bij het Rijk van God te brengen. Want bij alle mensen, die zachtmoedig en nederig van hart zijn, wil Jezus te gast zijn.
Toen Jezus aan het eind was gekomen van zijn toespraak tot de menigte ging hij Kafarnaüm binnen. Een honderdman die daar woonde had een knecht die ernstig ziek was en op sterven lag; de honderdman was erg op deze knecht gesteld. Toen hij over Jezus hoorde, zond hij enkele Joodse leiders naar hem toe om hem te vragen bij hem te komen en zijn knecht van de dood te redden.
Toen ze bij Jezus waren gekomen, drongen ze er bij hem op aan mee te gaan. Ze zeiden: ‘De man die u dit verzoekt, verdient het dat u hem deze gunst bewijst. Want hij is ons volk goedgezind en heeft voor ons de synagoge laten bouwen.’ Jezus ging samen met hen op weg. Hij was al niet ver meer van het huis verwijderd, toen de honderdman enkele vrienden naar hem toe stuurde met de mededeling: ‘Heer, spaar u de moeite, want ik ben het niet waard dat u onder mijn dak komt. Daarom ook achtte ik mij niet waardig om zelf naar u toe te gaan. Maar u hoeft maar te spreken en mijn knecht zal genezen zijn. Ook ik ben iemand die onder andermans gezag staat en zelf weer soldaten onder zich heeft, en als ik tegen een soldaat zeg: ‘Ga!’ dan gaat hij, en tegen een andere: ‘Kom!’ dan komt hij, en als ik tegen mijn knecht zeg: ‘Doe dit!’ dan doet hij het.’
Toen Jezus dit hoorde, verbaasde hij zich over hem; hij keerde zich om naar de menigte die hem volgde en zei: ‘Ik zeg jullie, zelfs in Israël heb ik niet zo’n groot geloof gevonden!’ Toen de vrienden van de honderdman terugkeerden naar zijn huis, troffen ze daar de knecht in goede gezondheid aan.
(Lucas 7,1-10)
DE VERWONDERING VAN JEZUS
Slechts twee keer zegt Jezus in het evangelie dat hij verwonderd was. In beide gevallen gaat het over ‘geloven’. In Nazaret, bij zijn dorpsgenoten, kon Jezus geen enkel wonder verrichten, want Hij stond verwonderd over hun ongeloof. Vandaag, in Kafarnaüm, verwondert Hij zich over het uitzonderlijke geloof van de honderdman: ‘Zelfs in Israël heb ik zo’n groot geloof niet gevonden.’
In Nazaret gaat het over de Israëlieten. Zij ontvingen de Wet en de Profeten, en mochten God – enigszins – leren kennen. Zij konden ook weten hoe zij in Hem dienden te geloven en Hem te eren. In Kafarnaüm gaat het om een vreemde, iemand die niet tot dat ‘uitverkoren’ en dus bevoorrechte volk van God behoorde. In het beste geval, kan hij hoogstens een ‘beginnende bekeerling’, ‘iemand op de goede weg’, genoemd worden.
Jezus is verwonderd over het ongeloof bij de enen en over het geloof bij die andere. Het wettische, louter uiterlijke geloof van de inwoners van Nazaret mist alle leven en bezieling. Het is geen geloof dat redding brengt en anders maakt. Hun hart blijft gesloten voor het woord van Jezus, voor het Woord, dat Jezus is! Hun geloof is dood en doods en blijft dan ook zonder vruchten.
Al staat die vreemde bezetter, die honderdman, buiten de gelovige traditie, toch heeft hij zijn heel persoonlijk geloof, dat berust op vertrouwen, op gehoorzaamheid en zeker ook op nederigheid. Dat alles leidt hem met zijn hele wezen naar Jezus. Hij aanvaardt zelfs dat hij ‘de onreine’ is, bij wie de Joden niet mogen binnenkomen, maar hij twijfelt er niet aan dat Jezus zijn zieke dienaar kan en wil genezen. Zijn nederige en vurige verwachting doet hem geloven in de helende kracht van Jezus’ woord: zelfs van op afstand kan het Woord, dat Jezus is, alle kwalen genezen, alles anders maken.
En bij ons? Waarover kan Jezus zich bij ons verwonderen? Over een eerlijke poging om ‘van ganser harte’ te geloven? Of – ondanks alle uiterlijk vertoon en schone schijn – over ons ongeloof en de hardheid van ons hart? Wij zijn het zo gewoon om als vroom en gelovig beschouwd te worden en beseffen daarbij niet dat het er vooral op aan komt om Jezus’ woord diep in ons hart op te nemen, om dan vanuit dit ‘nieuwe hart’ te leven.
Moge het ons gegeven zijn om daadwerkelijk dit Woord, dat Jezus is, in ons hart te omarmen. We zullen ons dan wellicht minder afzonderen en opsluiten in hooghartige getto’s, overtuigd van ons eigen grote gelijk. De uitstraling en de geloofwaardigheid van de ‘gemeenschap van gelovigen’, die zich ‘Kerk’ noemt, zou er zeker wel bij varen!
(geïnspireerd door het ‘Gemeenschapsmissaal voor zon- en feestdagen’)
EGO FLOS
Ik ben een blomme en bloeie voor uwe oogen, geweldig zonnelicht, dat, eeuwig onontaard, mij, nietig schepselken, in 't leven wilt gedoogen en, na dit leven, mij het eeuwig leven spaart.
Ik ben een blomme en doe des morgens open, des avonds toe mijn blad, om beurtelings, nadien, wanneer gij, zonne, zult, heropgestaan, mij nopen, te ontwaken nog eens, of mijn hoofd den slaap te biên.
Mijn leven is uw licht: mijn doen, mijn derven, mijn' hope, mijn geluk mijn eenigste en mijn al; wat kan ik, zonder u, als eeuwig, eeuwig sterven; wat heb ik, zonder u, dat ik beminnen zal?
'k Ben ver van u, ofschoon gij, zoete bronne van al dat leven is of immer leven doet, mij naast van al genaakt en zendt, o lieve zonne, tot in mij diepste diep uw aldoorgaanden gloed.
Haalt op, haalt af!... ontbindt mijn aarsche boeien: ontwortelt mij, ontdelft mij...! Henen laat mij,... laat daar 't altijd zomer is en zonnelicht mij spoeien en daar gij, eeuwige, ééne, alschoone blomme, staat.
Laat alles zijn voorbij, gedaan, verleden, dat afscheid tussen ons en diepe kloven spant; laat morgen, avond, al dat heenmoet, henentreden, laat uw oneindig licht mij zien, in 't Vaderland!
Dan zal ik voor... o neen, niet voor uw oogen maar naast u, nevens u, maar in u bloeien zaan; zoo gij mij, schepselken, in 't leven wilt gedoogen; zoo in uw eeuwig licht me gij laat binnengaan!
Op dit feest van Sacramentsdag gaan onze gedachten uit naar het Laatste Avondmaal en de woorden van Jezus: ‘Neemt en eet, dit is mijn lichaam’. Jezus zegt ons dat Hij in tekenen van brood en wijn bij ons zal blijven. Zo is elke eucharistie een uiting van geloof: wij geloven dat we in dit sacrament één worden met Jezus.
Maar evenzeer is elke eucharistie, van onzentwege, een belofte, die wij aangaan voor ons dagelijkse leven. Als wij daar – in dat dagelijkse leven – niet delen van onszelf, moeten wij nog meer bezield worden door die woorden van Jezus: ‘Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven en gebroken wordt.’
Sacramentsdag mogen we daarom zeker het ‘feest van de gegeven en gebroken Jezus’ noemen: Jezus die zich ten volle bewust is van zijn zending en in volle aanvaarding vooruitblikt op zijn lijden, zijn kruis, zijn gegevenheid tot het uiterste.
De oorsprong van dit feest vinden we inderdaad in de woorden van Jezus bij het Laatste Avondmaal. In die zwaar geladen, emotionele sfeer van het laatste samenzijn met zijn meest intieme vrienden. We kennen de feiten: Jezus nam wat brood, en brak het, en gaf een stuk aan elkeen. We kennen ook de woorden: ‘Dit is mijn Lichaam, voor u gegeven en gebroken’.
In de historische context of samenhang zijn het profetische woorden: ‘wat ik hier met dit brood doe, - breken en delen – dat zal de komende uren ook met mij gebeuren’. In dit simpele gebaar zegt Jezus a.h.w. aan zijn vrienden: ‘Ik zal gemarteld worden en gekruisigd. Ik zal gegeven en gebroken worden totterdood. Want hiertoe ben ik in de wereld gekomen, niet zomaar, maar ‘opdat alle mensen leven zouden hebben, en wel leven in overvloed’.
En het gebaar van het gebroken brood zegt ons nog meer. Ook jullie, mijn vrienden, zijn hiertoe geroepen. Een dienaar staat immers niet boven zijn meester. Als je ten einde toe mijn volgeling wil zijn, als je ten einde toe wil leven voor het Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zal geen aardse roem je deel zijn. Wat de machten van het kwaad met Mij gaan doen, zal ook met jullie gebeuren. Dat vraag ik jullie: om ten einde toe mijn weg te gaan, gegeven en gebroken. Niet uit zelfpijniging, maar opdat eens, opdat ooit de gerechtigheid van God het moge halen op de machten van kwaad en onrecht, die zo welig tieren. Opdat mensen, hier en elders, opdat wereldwijd, mensen die zich arm weten en ontvankelijk zijn, leven mogen vinden en wel in overvloed.
Zo is dit feest van Sacramentsdag en eigenlijk elke eucharistie een bewogen, ontroerde herinnering aan wat toen gebeurd is. Maar daar blijft het niet bij: in elke eucharistie aanvaarden wij, hoe schamel wij ook zijn, telkens opnieuw onze eigen roeping om zo te leven, Hem achterna. Desnoods gegeven en gebroken.
Vandaag vieren we het feest van de Heilige Drie-eenheid. Het is een moeilijk feest omdat het een poging is om verstaanbaar te maken wat nu eenmaal onverstaanbaar is: het diepste Wezen van God.
In het kruisje dat we maken verwijzen we naar dit diepste Wezen:
- we mogen God Vader noemen;
- Jezus, die op onze aarde leefde en leed, gemarteld en gedood werd, is niet alleen een mensenkind maar ook de Zoon van God
- En als Goede, Heilige Geest leeft God ook in ons en om ons heen.
In zijn afscheidsrede bij het Laatste Avondmaal zei Jezus tot zijn leerlingen: Eigenlijk heb Ik jullie nog veel te zeggen, maar je kunt het nu nog niet verwerken. Wanneer de Geest der waarheid komt, zal Hij jullie leidsman zijn naar de volle waarheid – niet dat Hij eigenmachtig zal spreken, Hij zal slechts zeggen wat Hij te horen krijgt – en wat komen gaat, zal Hij jullie meedelen. Zo zal Hij Mij verheerlijken, want wat Hij jullie zal meedelen, komt van Mij.
Immers, alles wat de Vader heeft is ook van Mij; daarom mag Ik zeggen dat hetgeen Hij jullie zal meedelen, van Mij komt.
(Johannes 16,12-15)
EEN NAAM VOOR GOD
De Heilige Drievuldigheid, een moeilijk woord, dat we als kind van buiten leerden, zonder er iets van te begrijpen. Het was goed bedoeld: laat het de kinderen maar van buiten leren. Want als zij de echte waarheid kennen, dan komt alles wel goed. Zo is het helaas niet verlopen: velen haakten af, om vele redenen, maar toch ook wel omdat de kilte van het denken zo veraf staat van de warmte van het hart, dat ontroerd wordt door de ontmoeting met God.
Hoe God door theologen gedacht wordt – één in drie personen – dat gaat ons petje te boven, en dat is zelfs niet eens zo erg. Wat belangrijk is, is dat we zien hoe God zichzelf geleidelijk aan noemt. En dan moeten we luisteren naar de bronnen van ons geloof, die een veel eenvoudiger taal spreken.
Eén belangrijke bron vinden we al in het O.T. Mozes laat de kudden grazen, en de Heer verschijnt hem in een brandende struik. Mozes krijgt de opdracht om de Israëlieten uit het slavenhuis van Egypte weg te leiden. Maar hij zegt: ‘Als ik aan de Israëlieten zeg dat de God van hun vaderen mij gestuurd heeft, en ze vragen: ‘Wat is de naam van die God?’, wat moet ik dan zeggen?’ Toen antwoordde God hem: ‘Ik zal er zijn voor u’. ‘Ik zal er zijn voor u’, het is de eerste naam, die God aan zichzelf geeft.
Enkele eeuwen later, bij Johannes, vinden we – in andere woorden – een zelfde naam voor God: ‘God is Liefde’. In deze namen, die God zichzelf toekent raken we zijn meest intieme ‘Ik’. Bovendien spreken deze Bijbelse namen, die God aan zichzelf toekent, onze hele persoon en niet enkel ons verstand aan.
We mogen geloven in een God, die Liefde is, in een God, die van zichzelf zegt: ‘Ik zal er zijn voor u.’
Zo wordt Hij ook het uiteindelijke rustpunt van ons leven en ons streven. Wij, rusteloze zoekers naar geluk, vinden slechts rust in de warme geborgenheid van de eeuwige Liefde, zoals wij God mogen noemen.
Pinksteren is de voltooiing van Pasen. Op die dag immers werd de Geest van God vaardig over allen die achter gesloten deuren bijeen waren.
Toen pas doorzagen zij de volle waarheid: wie Jezus voor hen was en wat Hij hun in de loop der jaren had voorgeleefd.
Bij het Laatste Avondmaal zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Als jullie Mij liefhebben, zul je ter harte nemen wat Ik jullie opdraag. En Ik zal de Vader vragen jullie een andere Helper te geven, die voor altijd bij jullie zal zijn.
Als iemand Mij liefheeft, zal Hij mijn woord ter harte nemen; dan zal mijn Vader hem liefhebben en zullen We bij hem ons verblijf gaan houden. Wie Mij niet liefheeft, neemt mijn woorden niet ter harte. Het woord dat jullie horen, is echter niet mijn woord, maar dat van de vader die Mij gezonden heeft. Dat is het wat Ik jullie te zeggen had, nu Ik nog bij jullie ben.
De Helper die de Vader jullie in mijn naam zal zenden, zijn heilige Geest, zal jullie verder in alles onderrichten: Hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb.
(Jo 14,15-16 en 23-26)
‘ZIJN HEILIGE GEEST ZAL JULLIE ONDERRICHTEN’
De heilige Geest laat zich moeilijk vatten in woorden. Maar Hij is aan het werk in mensen, waar iets bijzonders van uitgaat: hun woorden, hun daden komen diep uit hun hart, en wijzen ons de goede weg. Laten wij bidden om zulke mensen te worden, mensen bezield door de Heilige Geest, in wie Jezus zelf woont en ook vandaag nog zichtbaar wordt.
Heer God, geef ons die diepe genegenheid,
die onze blik op Jezus richt,
en die zijn hart wil zijn in deze harde wereld.
Geef ons de vreugde om dankbaar te leven
dankbaar voor alles wat we gekregen hebben
dankbaar voor alles wat wij mogen zijn.
Geef ons geduld:
geduld met anderen die anders zijn,
geduld met onszelf, omdat wij zwak zijn,
en soms veel tijd nodig hebben
om die mens te worden, die we willen zijn.
Geef ons warmte in de omgang met elkaar
en laat ons gevoelig worden voor elkaars leed:
het groot verdriet misschien
maar ook die kleine pijnen,
waaraan een mens traag doodgaat.
Geef ons die goedheid, die iedereen het beste gunt.
Die ons open en onbevangen naar mensen toekeert,
zonder argwaan of bijbedoelingen,
maar vol vertrouwen op hun goede wil.
Geef ons trouw om het gegeven woord nooit te breken,
en om onze roeping niet te vluchten.
Geef ons zachtheid om te beseffen
hoe kleine wonden pijn kunnen doen
en zachtheid om nooit één mens te kwetsen.
(vrij naar Carlos Desoete en Valeer Deschacht)
Die mooie gaven van de Geest wil ik u van harte toewensen op dit feest van Pinksteren, deze zalige hoogdag van Gods Goede Heilige Geest.
Vandaag keren we eens te meer naar de ontroering van het Laatste Avondmaal. Zeer bewogen en vol emotie bidt Jezus voor zijn vrienden.
Hij bidt ook voor ons en allen, die later – zelfs vele eeuwen later – door hun woord en leven, in Hem zullen geloven, van Hem zullen getuigen, als de bron van hun diepste Vreugde, de vervulling van hun diepste hunkering, het Eerste en het Laatste Woord over hun Leven.
Daarom ook die zo innige bede: ‘Kom, Heer Jezus, kom!’
Tijdens het Laatste Avondmaal sloeg Jezus zijn ogen ten hemel: ‘Heilige Vader, Ik bid niet alleen voor hen, maar voor allen die door hun verkondiging in mij geloven. Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals u in mij bent en ik in u, laat hen zo ook in ons zijn, opdat de wereld gelooft dat u mij hebt gezonden.
Ik heb hen laten delen in de grootheid die u mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals wij: ik in hen en u in mij. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat u mij hebt gezonden, en dat u hen liefhad zoals u mij liefhad. Vader, u hebt hen aan mij geschonken, laat hen dan zijn waar ik ben. Dan zullen zij de grootheid zien die u mij gegeven hebt omdat u mij al liefhad voordat de wereld gegrondvest werd.
Rechtvaardige Vader, de wereld kent u niet, maar ik ken u, en zij weten dat u mij hebt gezonden. Ik heb hun uw naam bekendgemaakt en dat zal ik blijven doen, zodat de liefde waarmee u mij liefhad in hen zal zijn en ik in hen.’
(Johannes 17,20-26)
‘KOM, HEER JEZUS, KOM!’
Halfweg tussen Hemelvaart en Pinksteren, het is de tussentijd van de afwezigheid van Jezus, de tijd van groot gemis en intens verlangen. Elk jaar beleven wij die tijd opnieuw: dezelfde stemming wordt in ons wakker gemaakt. ‘Kom, Heer Jezus, kom!’, de woorden, die we hoorden aan het einde van de eerste lezing. Het zijn de laatste woorden uit het boek van de Openbaring, zelf het laatste boek van de Schrift. In deze tussentijd leven wij ons leven.
‘Kom, Heer Jezus, kom!’, het was – toen al – een onnoemelijk verlangen, dat nooit tot rust kan komen, zonder het weerzien van de meest Geliefde. Zo raak hadden de leerlingen het al gezegd, op de weg naar Emmaüs, toen zij aan hun vreemde reisgezel vertelden wat er tevoren in Jeruzalem gebeurd was: ‘En wij die gehoopt hadden …’
‘En wij die gehoopt hadden …’ Voor hoeveel mensen in hoeveel eeuwen was het de uitdrukking van de diepste hunkering, die hier niet te vervullen is. Voor hoeveel mensen in hoeveel eeuwen was het al het heimwee dat ons altijd voortdrijft, rusteloze zoekers als wij zijn. ‘Onrustig blijft ons hart, tot het zijn rust vindt in U’: schreef de H. Augustinus over die eeuwige onrust.
Wij, mensen, zijn onvervuld en onaf … we zullen hier ook altijd onaf en onvervuld zijn, nooit geheel tot rust gekomen. Altijd jaagt die onvolkomenheid ons voort. De honger in ons hart blijft altijd honger, de dorst naar leven blijft onlesbaar. Altijd lokt er een einder, die verder ligt. Altijd wenkt er een verwachting, die méér inhoudt. De hemel, zeggen wij, omdat we geen beter woord hebben. Maar die hemel is geen land of zee, het is die haven, waar we eindelijk thuiskomen. Waar elke hunkering, heel diep in ons, gestild wordt in Gods liefdevolle tederheid.
‘Kom, Heer Jezus, kom’. Laat ons iets proeven van die volkomen rust, waar wij zo naar uitzien en waar wij voorgoed geborgen zullen zijn bij onze God, de Eeuwige, de Almachtige, de Algoede naar wie wij altijd op zoek en op weg zijn: de Heer van tijd en eeuwigheid, die ook onze meest Geliefde wilde zijn.
Een spreekwoord van de Indianen zegt: ‘Een echt groot mens loopt met zijn hoofd in de wolken en met zijn voeten op de grond.’
Vandaag mogen we hetzelfde zeggen: een mens van de hemelvaart leeft een beetje met zijn hoofd in de wolken want Jezus blijft ons leiden en zijn leven is een hemels ideaal om na te streven.
Maar een mens van de hemelvaart staat ook met zijn twee voeten op de grond, en probeert de noden aan te voelen van elke mens die hem gegeven is en toevertrouwd.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: `Er staat geschreven dat de Messias zou lijden en op de derde dag uit de doden zou opstaan, en dat in zijn naam de bekering zou worden verkondigd aan alle volken, tot vergeving van zonden. Jullie zullen hiervan getuigen, te beginnen in Jeruzalem. Ik zend jullie wat mijn Vader heeft beloofd. Jullie moeten in de stad blijven totdat je wordt toegerust met kracht van boven.'
Toen bracht Hij hen buiten de stad tot bij Betanië. Daar hief Hij zijn handen en zegende hen. En terwijl Hij hen zegende, ging Hij van hen heen en werd Hij in de hemel opgenomen. Zij vielen voor Hem op de knieën en keerden daarna in grote vreugde terug naar Jeruzalem.
Zij bleven voortdurend in de tempel en prezen God.
(Lucas 24,46-53)
‘HIJ GING VAN HEN HEEN’
Hemelvaart, het is geen soort ruimtereis van de Heer! Hij keert weer naar de Vader, van wie Hij is uitgegaan. Jezus is meer dan een fantastische mens. Wij hebben de neiging Hem al te menselijk te zien, want in onze tijd is al wat hemels is verdacht, ongrijpbaar. Wij zien Hem graag als een ideale mens, vol aandacht voor de andere, een profeet van een betere wereld.
Maar alleen daarmee is het beeld van Jezus onaf. Wij hebben dan alleen maar gelezen wat we graag horen. Zelf spreekt Hij veel over de Vader, die Hem gezonden heeft. En wij geloven: ‘Hij zit aan de rechterhand van God, zijn almachtige Vader.’
Hemelvaart is ook geen echt afscheid. Jezus zegt : ‘Ik zal met u zijn tot aan het einde der tijden. Hij belooft ook zijn pinkstergeest: Ik zal u niet verweesd achterlaten. De hemelvaart is een nieuw begin. Zoals je afscheid neemt van je school, na je studies. Je hebt veel geleerd, veel ontvangen, maar het is niet af: het begint pas! Je moet in praktijk brengen wat je geleerd hebt.
Daarom hoorden wij ook ‘wat staan jullie daar naar de hemel te kijken?’ Begin er nu aan: gaat en verkondigt mijn boodschap! Hemelvaart is een zending, de zending van de kerk, die met Pinksteren zal uitgerust worden met de Geest van God.
Pasen, Hemelvaart en Pinksteren: het zijn drie klemtonen van een zelfde groot mysterie:
Pasen zegt ons: ‘Ik ben verrezen, Ik leef voort onder u.’
Met Hemelvaart is het: ‘Ik ben bij de Vader van wie ik ben uitgegaan, en ik stuur jullie op weg, maar ik blijf bij u alle dagen van uw leven.’
En op Pinksteren: ‘Ik zend je mijn Geest om mijn boodschap te verkondigen, aan gans de wereld’
Van harte een zalige hoogdag, in deze rij van hoogfeesten van ons geloof! En laten wij eraan denken, zoals de mensen in Zuid-Afrika, in hun sappig taaltje spreken over dit feest: ‘nie kijk nie, maar doen!’
Naar aanleiding van 'Moederdag', zondag aanstaande, dit gedicht. Met nog altijd even veel liefde, genegenheid en ontroering opgedragen aan mijn - destijds - bejaarde moeder, ondertussen reeds meer dan 30 jaar overleden. Zo herkenbaar!
Op die laatste avond rond de tafel nam Jezus afscheid van zijn leerlingen. In zijn afscheidswoord dat we straks zullen horen reikt Jezus drie bouwstenen aan waarmee zij – en dus ook wij – toekomst kunnen bouwen.
‘Ook al ga Ik heen, toch blijf Ik bij jullie
door de Boodschap die Ik jullie heb aangereikt,
door de Helper die mijn Vader jullie zal schenken, de heilige Geest,
en door mijn vrede die Ik neerleg in jullie hart.’
Het zijn troostende woorden van Jezus die steun en bemoediging geven als we ervoor openstaan!
Tijdens het Laatste Avondmaal zei Jezus tot zijn leerlingen: `Als iemand Mij liefheeft, zal Hij mijn woord ter harte nemen; dan zal mijn Vader hem liefhebben en Wij zullen bij hem ons verblijf gaan houden. Wie Mij niet liefheeft, neemt mijn woorden niet ter harte. Het woord dat jullie horen, is echter niet mijn woord, maar dat van de Vader die Mij gezonden heeft. Dat is het wat Ik jullie te zeggen had, nu Ik nog bij jullie ben.
De helper die de Vader jullie in mijn naam zal zenden, zijn heilige Geest, zal jullie verder in alles onderrichten: Hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb.
Vrede laat Ik jullie na, mijn eigen vrede geef Ik jullie, een andere vrede dan de wereld te bieden heeft. Je moet je dus niet zo laten verontrusten en de moed niet verliezen.
Je hebt gehoord wat Ik zei: niet alleen dat Ik heenga, maar ook dat Ik bij jullie terugkom. Als jullie Mij liefhadden, zou het jullie met vreugde vervullen dat Ik heenga naar de Vader, want de Vader is groter dan Ik.
Ik zeg het jullie dus nu al, voordat het zover is, dan zul je, als het zover is, geloven.
(Johannes 14,23-29)
‘DE HELPER, DIE IK ZAL ZENDEN’
In de tweede helft van de paastijd, gaat er al meer aandacht naar de Heilige Geest. Theologen hebben daar soms in moeilijke woorden over gesproken, terwijl alles eenvoudig wordt als we naar Jezus zelf luisteren.
Opnieuw zijn we aanwezig bij het Laatste Avondmaal. We beleven de laatste uren van Jezus, zoals we misschien ooit aan het sterfbed van een geliefde stonden en bedroefd waren. Die stemming was er die avond, maar Jezus zelf troost en bemoedigt: ‘Je mag de moed niet verliezen. Want de Vader zal een Helper zenden.’
Ook na zijn kruisdood zal Hij onder ons blijven, als DE LEVENDE. Maar alleen DAN en DAAR waar mensen Hem tot leven brengen. Zoals we soms bidden: ‘Barmhartige God, laat de Geest van Jezus in ons wonen en vervul ons met uw liefde. Maak nieuwe mensen van ons; dat wij op Jezus mogen gelijken. Maak ons herbergzaam van hart voor alle mensen rondom ons; dat wij delen in hun vragen en hun pijn, in hun vreugden en hun hoop.’ ZO blijft Jezus als DE LEVENDE onder ons. Want DAAR en DAN leeft zijn Geest.
Jaren geleden moest er eens een belangrijke politieke benoeming gebeuren. Het was rond Pinksteren en iemand zei: ‘Het is natuurlijk niet de Heilige Geest, die de goede keuze zal maken.’ Het was spottend bedoeld, maar we mogen het ook ernstig nemen. Zoals Jezus zei: ‘De wereld staat niet open voor mijn Geest, ze kent Hem niet.’ Als die wereld zich liet leiden door de Goede, Heilige Geest van Jezus, zou hij er inderdaad heel anders uitzien.
Dan zou Jezus als DE LEVENDE onder ons leven, en de vruchten van zijn Geest zouden rijkelijk bloeien: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid en trouw, zachtheid en ingetogenheid.
God, we zijn met U verenigd, Gij hebt ons verenigd met U. Gij hebt ons geleerd dat Gij in ons woont als we open zijn voor elkaar. Help ons om deze openheid te bewaren en er moedig voor te vechten.
O God, wanneer we elkaar aanvaarden, met heel ons hart, helemaal, aanvaarden we U, en danken we U, en aanbidden we U, en beminnen we U met heel ons wezen, want ons wezen is in uw Wezen en onze geest wortelt in uw geest.
Vul ons dan met liefde, en laat ons verbonden zijn met liefde als we onze eigen wegen gaan, verenigd in deze ene Geest die U aanwezig stelt in de wereld, en die U getuigenis doet afleggen van de ultieme werkelijkheid die liefde is.
Paus Franciscus heeft de uitbuiting van goedkope arbeidskrachten in landen als Bangladesh aangeklaagd. Een maandloon van 38 euro, zoals de slachtoffers van de onlangs ingestorte textielfabriek in Bangladesh kregen, komt neer op ‘slavenarbeid’, aldus de paus woensdag tijdens een Mis met jongeren in het Vaticaan. Uit puur winstbejag arbeid niet gepast betalen of geen arbeidsplaatsen creëren is ‘tegen God’.
Tijdens de algemene audiëntie rond het middaguur klaagde de paus opnieuw de ‘egoïstische hebzucht’ aan als oorzaak van de groeiende werkloosheid. Arbeid vormt een ‘fundamenteel bestanddeel van de menselijke waardigheid’ en behoort tot ‘het liefdesplan van God’.
De gebeurtenissen in Bangladesh hebben de paus diep getroffen, zei hij ’s morgens in zijn preek. Hij hekelde dat in de hele wereld vele mensen op grond van economische, sociale en politieke dwang feitelijk slavenarbeid moeten doen.
Tegelijkertijd riep de paus op tot versterkte inspanningen in de strijd tegen de werkloosheid. ‘Een samenleving die niet zo georganiseerd is dat allen de mogelijkheid hebben te werken, functioneert niet goed: zij is niet rechtvaardig’, aldus de paus.
Aanleiding voor zijn uitspraken was de viering van 1 mei, volgens de kerkelijke kalender de gedachtenis van Sint Jozef arbeider. In de christelijke traditie wordt de pleegvader van Jezus vereerd als timmerman. De gedenkdag werd in 1955 ingevoerd door paus Pius XII (1939-1958) als een katholiek alternatief voor de ‘Dag van de Arbeid’, zoals die door vakbonden wordt gevierd.
Dit gedicht van Anton van Wilderode stond op het bidprentje bij de uitvaart van E.H. Dries Morel, vorige week maandag, in de Sint-Bernadettekerk te Gent. In het licht van eeuwigheid en volkomen leven wordt de betekenis ervan anders en dieper.
‘Kindertjes’, zo spreekt Jezus ons vandaag aan, ‘een nieuw gebod geef ik u: heb elkander lief’. En Hij gaat verder: ‘zoals ik u heb liefgehad’.
Jezus geeft ons niet alleen een nieuw gebod. Hij straalt ook liefde uit, en zo wordt Hij iemand, om mee op weg te gaan, als DE WEG, DE WAARHEID en HET LEVEN ... voor ons eigen, kleine leven, doorheen onze eigen, kleine dagen.
Tijdens het Laatste Avondmaal zei Jezus tot zijn leerlingen: `Nu wordt de Mensenzoon verheerlijkt, en in Hem wordt God verheerlijkt. Als God in Hem verheerlijkt is, zal God Hem ook in zichzelf verheerlijken, ja, Hij zal Hem spoedig verheerlijken.
Kindertjes, nog maar kort zal Ik bij jullie zijn. Ik geef jullie een nieuw gebod: dat je elkaar liefhebt. Met de liefde die Ik jullie heb toegedragen, moeten jullie ook elkaar liefhebben.
Daaraan zal iedereen kunnen zien dat jullie leerlingen van Mij zijn: als jullie onder elkaar de liefde bewaren.’
(Joh 13,31.33-35)
‘LIEFDE IS EEN ZELDZAAM KRUID!’
'Liefde is een zeldzaam kruid', is de titel van een boek van Maria Rosseels. Wat zeldzaam is, lokt tot namaak. Zo zijn er kunstbloemen, en die kunnen mooi zijn. Maar ze maken het heimwee naar echte bloemen alleen groter.
Een voorbeeld. Er bestaan veel liedjes over de liefde. Willem Vermandere zong eens: ‘Er zijn van die zangers, die de liefde bezingen, lijk da wieder klappen van ‘t were’. Maar het lied van de echte liefde – die geen namaak is – is uniek. Dat is iets helemaal anders dan ‘klappen van ’t were’.
Zo was de ervaring van Chiara Lubich, en haar vriendinnen, toen zij op het einde van de oorlog, tussen de bombardementen, het evangelie begonnen te lezen. Zij wisten natuurlijk dat de liefde belangrijk is. Maar in een flits zagen ze: dit is het nieuwe gebod, dat ons leven een nieuwe wending kan geven!
Het gaat erom te beminnen zoals Jezus liefhad. Het nieuwe van die liefde is Jezus zelf. In ons dagelijkse leven, gaan we naar Jezus kijken: wat zou Hij nu doen? Eén keer heeft Jezus gezegd: 'Leer van Mij...'. En wat wij, volgens zijn woord, van Hem moeten leren, is dat Hij mild is en zachtmoedig van hart. Dit woord kan ons hart nieuw maken.
De context van het nieuwe gebod is het Laatste Avondmaal en het lijden van Jezus: in zijn lijden blijkt zijn liefde. Zijn liefde heeft alles te maken met de weg van het lijden. En dat lijden van Jezus begint bij het verraad van Judas. Met dit donkere verraad op de achtergrond schijnt het licht van zijn liefde nog feller. Ook nu nog worden mensen door vermeende vrienden in de steek gelaten. En kan de noodzaak van die nieuwe liefde ook nog feller doorbreken.
Wat nieuw is, kan veel veranderen. Dit is ook zo voor de nieuwe liefde in een wereld vol wonden. Die nieuwe Liefde opent nieuwe horizonten. Daarom zegt Jezus dat men mensen als zijn leerlingen herkent, als zij elkaar liefhebben. Als zij liefhebben zoals Hij zelf liefhad. Niet het spreken over Jezus, niet de vergaderingen, maar het nieuwe gebod van Jezus spreekt tot het hart van de mensen. En kan alles nieuw maken … ook vandaag!
Heer,
vervul mij met uw liefde,
maak mijn hart vreugdevol,
verlicht mijn verstand met heldere gedachten,
doe mijn ogen weer lachen,
laat mijn oren genieten van muziek,
scherp mijn neus voor al wat geurt en welriekend is,
geef mijn mond een opgewekte glimlach,
maak mijn handen zacht en teder,
sterk mijn armen met kracht,
geef zwaaikracht aan mijn benen
en wek een danspas in mijn voeten.
Maak me helemaal blij en gelukkig, Heer,
met hoofd en hart en zintuigen.
Bewaar mij voor alle onheil,
leid mij met vaste hand op al mijn wegen
en laat uw zegen mij overal en altijd vergezellen.