Vandaag
lezen wij uit het evangelie volgens Lucas, eerste hoofdstuk, verzen 26 tot 38
In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in
Galilea, naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette,
een afstammeling van David. Het meisje heette Maria.
Gabriël ging haar huis binnen en zei: Gegroet Maria, je bent
begenadigd, de Heer is met je.
Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat
die begroeting te betekenen had.
Maar de engel zei tegen haar: Wees niet bang, Maria, God heeft je
zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je
moet Hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste
worden genoemd, en God, de Heer, zal Hem de troon van zijn vader David geven.
Tot in eeuwigheid zal Hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn
koningschap zal geen einde komen.
Maria vroeg aan de engel: Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog
nooit gemeenschap met een man gehad.
De engel antwoordde: De heilige Geest zal over je komen en de
kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind
dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God. Luister, ook je
familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is
nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar
zwangerschap, want voor God is niets onmogelijk.
Maria zei: De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat U
hebt gezegd.
Daarna liet de engel haar weer alleen.
---
Vandaag
houdt de wereld adem in: Maria boodschap noemen wij dit feest. Er zijn
grotere feesten. Maar wat we vandaag vieren is toch heel bijzonder. De hemel
raakt de aarde, Gods tedere ontferming raakt onze vrijheid en we kunnen ja of
neen zeggen. Hij vraagt alles aan een meisje uit Nazareth. Aan haar, die zo
klein is, vraagt God om moeder van zijn Zoon te worden. De hele schepping rilt
en huivert. God is zo groot dat Hij de vrijheid van een klein meisje eerbiedigt
om Zijn plan uit te voeren. Hij vraagt haar instemming en zij kan in volle
vrijheid ja zeggen. En zij doet dat ook! Niet uit eigen kracht, want al van
bij haar geboorte woont de Geest in haar hart. Zij staat zo open, zij is zo
ontvankelijk dat zij van ganser harte ja zegt zodra God haar aanspreekt. Maar
die Geest dwingt niet. Zacht en teder bewoont Hij haar, zodat zij, helemaal
vrij, en toch met heel haar wezen ja zegt op dit onbegrijpelijk gebeuren:
Gij zult een kind ontvangen, een zoon ter wereld brengen en Hem Jezus noemen.
Dit Fiat is het grootste wat mensen ooit konden doen. Want hier is onze
vrijheid, zo kwetsbaar en zo gekwetst, overgegaan in de vreugdevolle overgave
van de totale ge-HOOR-zaamheid.
Er
komt in het leven van elke mens zon dag of uur waar aarde en hemel de adem
inhouden. Het is het uur van de engel in ons leven, die van Godswege, een
oprecht ja-woord vraagt. En dan staat alles even stil. God is zo groot en ook
zo teder dat Hij ook ons hart niet wil overweldigen. Hij vraagt het:
asjeblief, ben je bereid? En dan
zullen wij wellicht schrikken of bang zijn, want wat God vraagt is bijna altijd
zo groot. Maar ook aan ons zal Hij zeggen: de Heilige Geest zal over U komen
en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. En wat dan uit u groeit
is heilig en komt van God. Wat Hij ook
vraagt, wees niet bang. Zeg gewoon: Zie de dienstmaagd des Heren, mij
geschiede naar uw Woord.
Dan
gaat de engel heen en komt de Geest over ons en Jezus kan opnieuw dieper in de
wereld treden.
Wees gegroet, Maria, moeder van de Heer,
leer mij luisteren als God tot mij spreekt
en ook voor mij, een goede boodschap heeft.
Wees gegroet Maria, moeder van de Heer,
help mij doen dat wondere dat God mij vraagt,
en vertrouwen dat zijn Liefde alles ten goede keert.
Vandaag
lezen wij uit het evangelie volgens Lucas, eerste hoofdstuk, verzen 26 tot 38
In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in
Galilea, naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette,
een afstammeling van David. Het meisje heette Maria.
Gabriël ging haar huis binnen en zei: Gegroet Maria, je bent
begenadigd, de Heer is met je.
Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat
die begroeting te betekenen had.
Maar de engel zei tegen haar: Wees niet bang, Maria, God heeft je
zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je
moet Hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste
worden genoemd, en God, de Heer, zal Hem de troon van zijn vader David geven.
Tot in eeuwigheid zal Hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn
koningschap zal geen einde komen.
Maria vroeg aan de engel: Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog
nooit gemeenschap met een man gehad.
De engel antwoordde: De heilige Geest zal over je komen en de
kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind
dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God. Luister, ook je
familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is
nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar
zwangerschap, want voor God is niets onmogelijk.
Maria zei: De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat U
hebt gezegd.
Daarna liet de engel haar weer alleen.
---
Vandaag
houdt de wereld adem in: Maria boodschap noemen wij dit feest. Er zijn
grotere feesten. Maar wat we vandaag vieren is toch heel bijzonder. De hemel
raakt de aarde, Gods tedere ontferming raakt onze vrijheid en we kunnen ja of
neen zeggen. Hij vraagt alles aan een meisje uit Nazareth. Aan haar, die zo
klein is, vraagt God om moeder van zijn Zoon te worden. De hele schepping rilt
en huivert. God is zo groot dat Hij de vrijheid van een klein meisje eerbiedigt
om Zijn plan uit te voeren. Hij vraagt haar instemming en zij kan in volle
vrijheid ja zeggen. En zij doet dat ook! Niet uit eigen kracht, want al van
bij haar geboorte woont de Geest in haar hart. Zij staat zo open, zij is zo
ontvankelijk dat zij van ganser harte ja zegt zodra God haar aanspreekt. Maar
die Geest dwingt niet. Zacht en teder bewoont Hij haar, zodat zij, helemaal
vrij, en toch met heel haar wezen ja zegt op dit onbegrijpelijk gebeuren:
Gij zult een kind ontvangen, een zoon ter wereld brengen en Hem Jezus noemen.
Dit Fiat is het grootste wat mensen ooit konden doen. Want hier is onze
vrijheid, zo kwetsbaar en zo gekwetst, overgegaan in de vreugdevolle overgave
van de totale ge-HOOR-zaamheid.
Er
komt in het leven van elke mens zon dag of uur waar aarde en hemel de adem
inhouden. Het is het uur van de engel in ons leven, die van Godswege, een
oprecht ja-woord vraagt. En dan staat alles even stil. God is zo groot en ook
zo teder dat Hij ook ons hart niet wil overweldigen. Hij vraagt het:
asjeblief, ben je bereid? En dan
zullen wij wellicht schrikken of bang zijn, want wat God vraagt is bijna altijd
zo groot. Maar ook aan ons zal Hij zeggen: de Heilige Geest zal over U komen
en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. En wat dan uit u groeit
is heilig en komt van God. Wat Hij ook
vraagt, wees niet bang. Zeg gewoon: Zie de dienstmaagd des Heren, mij
geschiede naar uw Woord.
Dan
gaat de engel heen en komt de Geest over ons en Jezus kan opnieuw dieper in de
wereld treden.
Wees gegroet, Maria, moeder van de Heer,
leer mij luisteren als God tot mij spreekt
en ook voor mij, een goede boodschap heeft.
Wees gegroet Maria, moeder van de Heer,
help mij doen dat wondere dat God mij vraagt,
en vertrouwen dat zijn Liefde alles ten goede keert.
We lezen vandaag in het evangelie
van Johannes, achtste hoofdstuk, verzen1-11:
Jezus ging naar de
Olijfberg,
maar vroeg in de
morgen was hij alweer in de tempel.
Het hele volk kwam
naar hem toe.
Hij ging zitten en
gaf hun onderricht.
Toen brachten de
schriftgeleerden en de Farizeeën
een vrouw bij hem die
op overspel betrapt was.
Ze zetten haar in het
midden en zeiden tegen Jezus:
Meester, deze vrouw
is op heterdaad betrapt
toen ze overspel
pleegde.
Mozes draagt ons in
de wet op zulke vrouwen te stenigen.
Wat vindt u daarvan?
Dit zeiden ze om hem
op de proef te stellen,
om te zien of ze hem
konden aanklagen.
Jezus bukte zich en
schreef met zijn vinger op de grond.
Toen ze bleven
aandringen, richtte hij zich op en zei:
Wie van jullie
zonder zonde is,
laat die als eerste
een steen naar haar werpen.
Hij bukte zich weer
en schreef op de grond.
Toen ze dat hoorden
gingen ze weg,
een voor een, de oudsten het eerst,
en ze lieten hem
alleen, met de vrouw die in het midden stond.
Jezus richtte zich op
en vroeg haar:
Waar zijn ze? Heeft
niemand u veroordeeld?
Niemand, heer, zei
ze.
Ik veroordeel u ook
niet, zei Jezus.
Ga naar huis, en
zondig vanaf nu niet meer.
---
Verrassend! Dat is het enige dat we kunnen zeggen. Johannes vertelt zo
plastisch, dat we alles zien gebeuren. Ze staan er allemaal. De vrouw, rood van
schaamte, gebogen hoofd, de schrik in de ogen. Tevoren een geachte dame, en nu
vernederd. De minuten aftellend vóór de voorstelling begint. Wat speelt er door
haar hoofd? De jaren dat zij glorieerde, de straf, die wacht, de dromen, die
zij als meisje had gekoesterd, en wat er van die dromen is geworden? Zo staat
zij daar, doodsbang.
Ze staan er ook, de ongekreukte heren, de wet van Mozes in de hand. De
één een grijnzende tronie, de ander een uitgestreken gezicht. Misschien was er
wel één die ook bij haar geweest was. Maar allen vol minachting, de steen al in
de hand. Want voor de letter van de wet steunden zij op Mozes. Heilig was die
wet toch, en even heilig was die letter. Het spektakel kon beginnen, maar Jezus
loopt daar rond. Een unieke kans, misschien kunnen ze Hem ook strikken, Hij
daar, die zo graag met zondaars omging.
En Jezus, Hij staat er ook. Rustig in dat gejaagd gejoel. Misschien wel
een glimlach op de lippen. Hij wist toch wat er ging gebeuren. Zo ziet Hij ze
komen, de triomf al in hun ogen. Eén waagt het: Wat dunkt U? Moet zij
gestenigd worden? Despanning is te snijden, wat gaat Hij zeggen? Maar
Hij zegt niets. Hij bukt zich alleen maar, om in het zand te schrijven. Wat zou
Hij getekend hebben? Een zaaier met breed armgebaar? Of vogels in de lucht en
lelies in het veld? Of die kinderen, die Hij geaaid had? Misschien schreef Hij
gewoon Uw Rijk kome, Uw wil geschiede , zoals kinderen wel eens meer hun
diepste dromen tekenen. Dan kijkt Hij even op. Heeft Hij hen aangekeken, heeft
Hij hun ziel gelezen en tot hun hart gesproken? We zullen het nooit weten. Er
staat alleen: Wie zonder zonde is, die mag het eerste gooien! Een antwoord
komt er niet, en geen verweer. En Hij bukt zich weer en tekent verder,
minutenlang.
Dan kijkt Hij op en alleman is
weg. Alleen die vrouw nog, en Hij zelf. Hebben zij elkaar aangekeken? Het is
ons niet gezegd. Alleen: Vrouw, ook ik veroordeel je niet. Ga maar naar huis,
en zondig niet meer.
Wat is er dan gebeurd? De vrouw
zal wel naar huis gegaan zijn. En Hij stond daar alleen, zoals Hij wel eens
meer alleen stond. En misschien heeft Hij wel gedacht: Zo zal er in de hemel
meer vreugde zijn om één zondaar die zich bekeert, dan om negenennegentig
onkreukbaren, die willen stenigen.
---
Ik zou zo graag...
... zo mild zijn als
Hij:
met de vinger in het zand schrijven
in plaats van mensen
met de vinger te wijzen
... zo stil zijn als
Hij:
kunnen leven vanuit een bestendige
inwendige rust,
een biddende vrede.
... zo verontwaardigd
zijn als Hij:
me daadwerkelijk ergeren aan onrecht
en me geriskeerd inzetten
voor mijn diepste overtuiging.
... zo gegeven zijn
als Hij:
zonder voorwaarde, zonder voorbehoud,
zo gratis als genade,
goddelijke ontmoeting
... zo genezend en
tactvol zijn als Hij:
helend heilzaam voor duizenden mensen
Ik zou zo graag
wat minder christen
en wat meer 'Christus' zijn.
ondanks de 84 jaren, die je hier
op deze aarde geleefd hebt, zullen slechts weinigen je kennen zoals je diep
binnenin was.
Voor iedereen was je de flinke,
sterke vrouw, die gezag uitstraalde, en toch warmte, die een ijzeren wilskracht
had maar evenzeer een groot hart voor al wie klein en zwak was.
Zelf kwam je nooit naar buiten
als een zwakke vrouw; dat was een geheim dat je voor jezelf hield, en nooit
uitsprak. Je wilde er zijn voor de anderen, die je nodig hadden. Dat was zo
toen je jong was, dat was zo in je bloei van je volwassenheid, dat was zo in de
rijpe tijd van je ouderdom.
Zo was je opgevoed: met mooie,
grote idealen, waarin je geloofde en waaraan je levenslang trouw wilde blijven.
Naar buiten uit mocht of kon of wilde je niet zwak, weifelend of twijfelend
overkomen. Alleen in heel intieme gesprekken liet je ook die minder zelfzekere
binnenkant doorschemeren.
Vele momenten van alleen zijn,
vele lange nachten heb je met jezelf daarover gesproken, heb je met onze Vader
in de hemel daarover gedacht, heb je daarrond gebeden. Maar in de omgeving van
anderen, de kinderen in je gezinstehuis, de mensen van de Bond van Gepensioneerden,
en de mensen van Ziekenzorg wilde je steun en toeverlaat zijn. Een boom
waartegen wie dan ook kon leunen als hij of zij het moeilijk had.
Je was de vrouw die er niet voor
zichzelf maar voor anderen wilde zijn, vooral wie het hoe dan ook moeilijk had
of in nood zat. Een hart dat openstond als anderen alleen niet verder konden.
We danken je, omdat je was wie je was, omdat je er voor ons was, wie we ook
waren.
Wij, mensen van elke leeftijd,
van je kleine kleinkind tot je oude Leentje danken je omdat jij jij was en
elk van ons zal wel zijn of haar eigen beeld van jou bewaren
die zichzelf
rechtvaardig vinden en anderen minachten,
vertelde Jezus de
volgende gelijkenis.
Twee mensen gingen
naar de tempel om te bidden,
de een was een
Farizeeër en de ander een tollenaar.
De Farizeeër stond
daar rechtop en bad bij zichzelf:
God, ik dank U dat
ik niet ben als de andere mensen,
die roofzuchtig of
onrechtvaardig of overspelig zijn,
en dat ik ook niet ben
als die tollenaar.
Ik vast tweemaal per
week
en draag een tiende
van al mijn inkomsten af.
De tollenaar echter
bleef op een afstand staan
en durfde niet eens
zijn blik naar de hemel te richten.
In plaats daarvan
sloeg hij zich op de borst en zei:
God, wees mij
zondaar genadig.
Ik zeg jullie,
hij ging naar huis
als iemand
die rechtvaardig is
in de ogen van God,
maar die ander niet.
Want wie zichzelf
verhoogt zal vernederd worden,
maar wie zichzelf
vernedert zal verhoogd worden.
---
Onze manier van bidden zegt veel over onze persoon: twee mensen gaan naar
de tempel, maar alleen de tollenaar is nederig genoeg om God te ontmoeten, de
andere is hooghartig. Hun gebed toont hoezeer
zij verschillen.
Onze sympathie is voor de tollenaar: Zo zijn ook wij, denken we, zo
nederig, zo bescheiden, en we zien onze hoogmoed niet: Ik ben toch niet zoals
die anderen!. Toch zijn we dikwijls de Farizeeër en, soms, op onze beste
dagen, wel eens de tollenaar.
De Farizeeër wil vooral beter zijn dan de anderen. Zelfs in zijn gebed ziet
hij alleen zichzelf, en streelt hij zijn eigenliefde, vol minachting voor alle
anderen, die zwakkelingen, die zoveel slechter zijn. Het is een dubieus gebed!
De tollenaar bidt heel anders: God, wees mij, zondaar, genadig! Wie oprecht
bidt, vergelijkt zich niet met anderen, maar wil bij God zijn, en dan word je
vanzelf bescheiden. Tegelijk word je dankbaar omdat God zo genadig is, en je
wordt mild voor de anderen, kleine mensen, zoals je zelf klein bent. Voor God,
die het volle Leven, de volle Vreugde belooft en geeft, sta je vol dank. Dat
besef van de gave van het leven maakt bescheiden over eigen kunnen en stemt je
ook mild tegenover andermans zwakheden.
Wie oprecht bidt erkent zijn eigen onmacht, niet om zich te wentelen in een
ziekelijk schuldcomplex, maar in de hoop dat zijn vriendschap met God de kracht
geeft om zijn leven te vernieuwen. Hoogmoed maakt eenzaam. Bescheidenheid
schept eenheid, met God en met de mensen. Dat neemt onze eigenwaarde niet weg,
maar we worden echtere mensen!
Je kan ook niet oprecht bidden als je niet echt menselijk leeft, als je
hard en minachtend staat tegenover anderen in plaats van liefdevol en genegen
voor hen te zorgen. En evenzeer, om echt menselijk te leven is het goed om
regelmatig te bidden, om regelmatig voor God te gaan staan, dankbaar voor het
Leven, dat je dag aan dag uit zijn hand ontvangt.
Een Schriftgeleerde
legde Jezus de volgende vraag voor:
'Wat is van alle
geboden het belangrijkste gebod?'
Jezus antwoordde:
Het voornaamste is:
Luister, Israël! De
Heer, onze God, is de enige Heer;
heb de Heer, uw God,
lief met heel uw hart en met heel uw ziel
en met heel uw
verstand en met heel uw kracht.
Het op een na
belangrijkste is dit:
Heb uw naaste lief
als uzelf.
Er zijn geen geboden
belangrijker dan deze.'
De Schriftgeleerde
zei tegen Hem:
'Inderdaad, meester,
wat U zegt is waar:
Hij alleen is God en
er is geen andere God dan Hij,
en Hem liefhebben met
heel ons hart
en met heel ons
inzicht en met heel onze kracht,
en onze naaste liefhebben
als onszelf
betekent veel meer
dan alle brandoffers en andere offers.'
---
Alweer bekende woorden. Zo vaak
gehoord, zo dikwijls al gezegd. Jezus vraagt een grondhouding, een diepe keuze
van ons hart, die ons dagelijkse leven richting geeft. Zo geeft Hij ons het
fundament van elke wet. Door te wijzen op het ENE gebod van de Liefde verschilt
Hij wezenlijk van de oude Joodse wet met zijn talloze geboden en verboden, en
ook van de hedendaagse praktijk in wet en recht. Juristen kunnen vitten over
punten, kommas en procedures. Soms gaat het om haarklieverijen die de grond
van de zaak wegmoffelen. Recht en wet dienen niet altijd de gerechtigheid, laat
staan goedheid en liefde, maar soms alleen eigen voordeel en gelijk.
Hoe anders is Jezus in zijn
rechtlijnigheid. Eén grondhouding van het hart, één gebod, één wet: de liefde.
Een liefde, die tegelijk op God gericht is en op de evenmens, belangeloos en
zelfvergeten. Dat is niet wereldvreemd of bovenmenselijk: God vraagt van ons
geen onmogelijke dingen. Godsdienst is geen soort van topsport om de eerste, de
grootste of de snelste te zijn in de liefde. Hij is zeer menselijk in zijn
vraag: dat wij, naar eigen best vermogen, proberen liefdevol te leven.
Zo laat Hij een grote vrijheid
aan ons eigen eerlijk oordeel, aan ons eigen geweten. Hij vraagt van ons dat
wij, in elke concrete situatie, zelf op een eerlijke manier uitmaken wat goed
en liefdevol is. De richtlijn is allesomvattend; zij geldt altijd en overal.
Maar de toepassing kan erg verschillen, omdat onze levens zo verschillend
kunnen zijn, van mens tot mens, van dag tot dag. Aan ons om in te zien wat hier
en nu goed en liefdevol is. Dit is geen alibi voor egoïsme; integendeel het
vraagt van ons dat wij in ons gewone leven vindingrijk zouden zijn, begaan met
de vraag: wat zou Jezus doen, hier en nu?
Vriendschap heeft geen geleerde volzinnen nodig
of schijngezichten of listige streken,
vriendschap geeft geen overbodige eerbetuigingen,
vriendschap trekt geen scheef gezicht.
Vriendschap volgt de weg van de natuur,
vriendschap schuwt de vleierij,
vriendschap onderscheidt waarheid van fictie en
spreekt de taal van het hart.
Vriendschap stelt geen eisen,
vriendschap minacht een klein geloof.
Het vervult zijn opdracht
bij woord en bij daad.
Vriendschap moedigt de zwakken en vermoeiden aan.
Het maakt hen die verlegen zijn sterk.
Het voorkomt fouten en verlicht de somberheid,
het effent ons levenspad.
Vriendschap, pure, onbaatzuchtige vriendschap,
gedurende onze ganse levensloop,
voedt, sterkt, verbreedt en verlengt
de relatie van mens tot mens.
Op deze 3de zondag van
de vasten lezen we in het evangelie van Lucas, in het 13de
hoofdstuk:
Hij vertelde deze
gelijkenis:
`Iemand had in zijn
wijngaard een vijgenboom staan.
Hij kwam kijken of er
vruchten aan zaten,
maar vond er geen.
Toen zei hij tegen de
wijngaardenier:
`Dit is nu al het derde
jaar dat ik kom kijken
of er aan deze vijgenboom
vruchten zitten,
en er geen vind.
Hak hem maar om.
Waarom zou hij de grond
nog verder in beslag nemen?''
De wijngaardenier
antwoordde:
`Mijnheer, laat hem dit
jaar nog staan,
zodat ik de grond
eromheen kan omspitten en bemesten.
Wie weet draagt hij dan
volgend jaar vrucht.
Zo niet, hak hem dan maar
om.'' '
Vandaag en volgende week gaat het over de manier waarop
God ons, zwakke mensen, opvoedt: de pedagogie van God. Twee grote kenmerken tekenen Gods handelwijze: geduld met mensen en bereidheid om te vergeven
Dit is geen aansporing tot laksheid, wel een aansporing om onszelf en anderen niet met schuldgevoelens te beladen, maar om onszelf en anderen, in mildheid, lief te hebben en nieuwe kansen te geven.
Mild
worden
is
de rijpste groei van de mens.
Het
is zacht worden in je woorden
in
de klank van je stem, in heel je zijn.
De
blik in je ogen wordt een warm aanvoelen
omdat
je in de mensen om je heen jezelf herkent.
Het
heeft niets te maken met zwakheid.
Het
zit veel dieper. Het is de kracht
die
je doet ontwaken en doet leven.
Mensen
die vanbinnen mild worden
beseffen
wie ze zijn.
Je
oordeelt niet meer over anderen.
Je
bent niet langer hard. Je wilt niet overal gelden
ten
koste van je medemensen.
Je
luistert omdat elke andere
een
voortdurend wonder is.
Je
geniet van zon en regen
en
van heel kleine dingen.
Dikwijls
zie je die mildheid
bij
mensen die veel geleden hebben.
Ze
horen en zien alles anders.
Wie
mild wordt heeft zichzelf overwonnen.
Een
dankbare zucht van bevrijding welt uit je op:
je
houdt van de mensen omdat je geleerd hebt
van
jezelf te houden niet zoals je zou willen zijn
Voor wie het misschien heel druk heeft en toch een
stukje monnik in zich onderkent en evenzeer voor wie het wat minder druk heeft even
opgevist:
De Dapperstraat
Natuur is voor tevredenen of legen
En dan: wat is natuur nog in dit land?
een stukje bos, ter grootte van een krant.
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen.
De in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen langs de lucht bewegen.
Alles is veel voor wie niet veel
verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hoge staat.
Dit heb ik bij mijzelve overdacht,
Verregend, op een miezerige morgen,
Domweg gelukkig in de Dapperstraat.
J.C. Bloem
----
Dank u voor de miserie!
Sommige verhalen zullen nooit vergaan. Zoals
dit van een oma die haar kleinzoon meenam naar het strand. Ze hadden een leuke
tijd totdat een hoge golf de jongen in de zee meetrok. Ze viel op haar knieën
en smeekte naar de hemel: Geef mij a.u.b. mijn kleinzoon terug, dat is al wat
ik vraag.
Een ogenblik later, dropte een aanspoelende
golf haar kleinzoon, ongedeerd, voor haar voeten op het strand. Hij was o.k. Maar
ze keek op naar de hemel en zei kwaad: Wanneer we hier aankwamen had hij een
hoedje op! We verwachten van haar dat ze dankbaar zou zijn voor het wondere
feit dat gebeurde. We zouden verwachten dat ze appreciatie zou tonen. Kunnen we
dank u zeggen als iets niet helemaal in orde is? Moeten we dit niet doen?
Een aantal jaren terug stal iemand de handtas
van mijn vrouw. Tijdens het druk in de weer zijn met verloren kaarten
herinnerde ik mij de woorden van de auteur Henry. Henry werd eveneens bestolen.
Toch kon hij woorden van dankbaarheid uiten in die situatie. Hij zei: Ik ben
dankbaar dat ik vroeger nooit werd bestolen; dat hij slechts mijn geldbeugel
nam en niet mijn leven; dat hij niet veel had kunnen nemen; en uiteindelijk dat
hij de dief was en niet ik.
Hij kon even goed zeggen: Dank u voor de
miserie!. Maar Henry voelde zich niet miserabel. Al met al, het is moeilijk om
zich miserabel te voelen als men bezig is met dankbaar te zijn.
Onlangs ontving ik in mijn
Postvak IN deze gedachte:
Je dient elke dag
een half uurtje te mediteren.
Behalve als je het héél druk hebt; dan een uurtje...
(Auteur
onbekend)
In de loop van de voorbije maand
november was er veel te doen rond de eerste president van Europa. Na lang palaveren
werd Herman Van Rompuy voor die hoge functie uitverkozen. Kort daarop, verklaarde
hij in een interview:
Er zit misschien een stukje monnik in mij,
maar het is ruim onvoldoende om er een
leven van te maken.
Voor wie het heel druk
heeft en toch een stukje monnik in zich onderkent en evenzeer voor wie het wat
minder druk heeft, kan deze tip misschien nuttig zijn. Een dagelijkse bezinning vind je
op:
Dagelijks krijg je daar een
Bijbelcitaat, de lezingen uit de liturgie van de dag, een waardevolle leestip
en een blog waarop je, als je dat verlangt een eigen overweging bij een en
ander kan neerschrijven. Daarnaast zijn er ook een aantal links naar andere
websites, die de moeite waard zijn. En tenslotte bestaat de mogelijkheid om
dagelijks een mailtje met het dagelijkse Bijbelcitaat in je Postvak IN te
krijgen.
Dit éne
weten wij en aan dit één
houden we ons vast in de duistere uren:
er is een Woord, dat eeuwiglijk zal duren,
en wie t verstaat, die is niet meer alleen.
(Henriëtte Roland Holst van der Schalck)
Hoe waar is toch het woord van
Paulus in de Brief aan de christenen van Rome, vijftiende hoofdstuk vers 4:
Woordspelletjes en woordspelingen
hebben mij altijd nogal geïnteresseerd. In een poging om dit getuigenis te
schrijven zocht ik dan ook naar één woord, dat een beetje als kapstok voor het
hele verhaal zou kunnen dienen. Achtereenvolgens kwamen verschillende woorden
naar voor. Arm was zo eentje, christen was een ander, maar meteen vond ik
dat laatste een tikkeltje verwaand eigenlijk. En meteen ook schoot mij een zin
uit een oud liedje te binnen, ik denk van de Nederlandse cabaretier Fons
Janssen: christen, tenminste probeert het te zijn. Met die correctie werd het
al wat juister.
Uiteindelijk koos ik voor:
onderweg. Eigenlijk zou ik nooit geneigd zijn om van een eigen spiritualiteit
te spreken, maar onderweg lijkt mij nog het meest geschikt. Wie onderweg
is, is er nog niet. Hij is niet af en zal nooit af zijn, zolang hij onderweg
is. Anderzijds heeft hij ook nooit gedaan, de weg loopt altijd verder. Hij
heeft al een heel pad achter zich, en hopelijk ook nog voor zich.
Belangrijk is daarbij dat je onderweg heel wat mensen ontmoet, heel wat leest,
heel wat ervaringen opdoet. Zo krijg je heel veel, je verandert voortdurend en
je kan ook wel wat aanreiken. Belangrijk is eveneens dat je onderweg wel eens
onvoorziene wendingen moet maken.
Het heeft weinig zin om alle
ontmoetingen op te sommen. Voor mijn ouders is dat anders. Die hebben toch wel
een heel grote rol gespeeld om de mens te worden, die ik nog steeds
onderweg nu ben. De liefde, de vrijheid en het vertrouwen, die ik van hen kreeg.
En daarmee verbonden, de kindertijd, met de weidsheid van de polder, de lucht
voor de longen en de ruimte voor de geest. Een kans en een voedingsbodem voor
openheid en ontvankelijkheid. De eerste kennismaking, toen reeds, met onrecht
en leugen, al kon ik daar als kind nog niet diezelfde grote woorden voor vinden.
Maar ervaringen van toen zetten al op weg in de richting van het evangelie en
een voorliefde voor kleinen en armen.
Onderweg waren er enkele
leraars. Anton van Wilderode mag hier genoemd worden, omdat hij schoonheid liet
ervaren als een weg naar God. Poëzie en kunst kunnen een vervoering geven, die
meer openbaart dan wat ogen zien en handen tasten.
Kwam de tijd van een levenskeuze.
Roeping werd gezegd, als je priester wilde worden. Een stemmetje heb ik nooit
gehoord. Er lang over nagedacht ook niet, maar plots was het zover. En dat
nadenken gebeurde later, stap voor stap, onderweg en gaandeweg. Het werd het
College voor Latijns Amerika in Leuven. Waarom?, dat ben ik ondertussen
vergeten. Wellicht had iemand erover verteld en had mij dat aangesproken. Een
foto, een film, een verhaal over kleine mensen daar en wat je voor hen kan
betekenen. Onderweg gekregen dus alweer. Zoals zoveel dat toen nog moest
komen, de studies en de boeken: een wereldwijde wereld, die plots in zicht kwam, en die onderweg weer
zoveel te bieden had. Zoveel mensen vooral, die geschreven of gesproken hun
verhaal vertelden, die een tijd lang samen onderweg waren en zoveel te bieden
hadden. Soms grote namen, maar vooral zoveel anderen, van wie de naam niet in
grote letters prijkt, maar allen reisgezellen onderweg.
Jaren van ascetisch leven, leren
bidden, psalmen, geestelijke lezing en luisterende meditatie. Uren kapel en uren
stilte. De woestijntijd van alleen met God, maar ook dat was niet echt
alleen, zovelen waren daar al voorgegaan en hadden bakens uitgezet. Vrienden,
sommigen voor een tijd, anderen voor het leven, maar altijd weer tochtgenoten,
die een ideaal hadden en deelden. Immer eenzelfde verhaal: je ontmoet, je
leert, je luistert en groeit, ongemerkt, dag na dag, maar altijd dankzij
anderen die delen God zij dank.
God zij dank. Omdat Hij ongezien
werkt. Langs paden die niet gepland waren. Brazilië was een droom. Echt
uitgekomen is hij nooit, niet omdat de roeping verstomd was, maar omdat er
onderweg telkens wel iets gebeurde, dat voorrang vroeg. Mijn zus werd
chronisch ziek, M.S., mijn ouders oud en hulpbehoevend, en een korte proeftijd
in een gezinstehuis voor kinderen werd, door een overlijden, een bezigheid voor
vele jaren.
Zo ging en gaat het voort tot op
vandaag. Leraar, pastoraal met gescheiden mensen, pastoor, aalmoezenier,
mislezer Telkens waren er mensen die deelden en mensen aan wie je zelf kon
delen. Dikwijls kwamen mensen op mijn weg, die op een of andere wijze in nood
verkeerden, arm waren, klein, uitgesloten. Vooral zij hebben mij veel
geboden, vooral zij hebben mij veel geleerd. Dikwijls ook waren er mensen die
in beeld kwamen en die een andere wending aan mijn leven gaven, omdat ze
onderweg gekwetst waren
Hoezeer de omstandigheden ook verschilden,
het verhaal bleef steeds gelijk, alleen de reisgezellen wisselden, maar altijd
onderweg, met tochtgenoten voor een tijd, die veel te bieden hadden en aan
wie ik soms ook iets mocht aanreiken.
Met mijn vriend van vele jaren,
Dom André uit Ruy Barbosa, hebben we hierover onlangs gepraat. Als je wat ouder
wordt kijk je wel eens achterom. Dom André vertelde dat hij in zijn leven
altijd gelukkig geweest was, bij elk werk dat hij deed in Brazilië, in de landbouwschool,
in de parochie bij de armen, en nu als bisschop. In een opwelling gaf ik mijn
samenvatting in deze woorden: ik ben nergens aangekomen, ik heb ook geen doel
bereikt, maar het was altijd de moeite, onderweg. En even later dacht ik aan dat liedje van Elly
en Rikkert uit de jaren 70: Er is geen weg naar Leven, Leven is de weg Er
is geen weg naar Liefde, Liefde is de weg.
Waar is God in dit alles? Een
vreemd beeld komt in mij op. Hij was en is het watermerk, nooit opvallend,
zelfs zelden zichtbaar. Alleen als ik mijn leven tegen het Licht houd. Dan was Hij er altijd, is Hij er nog en hoop ik
dat Hij er ook altijd blijven zal. Een watermerk met het gezicht van Jezus,
zoals ik enkele dagen geleden, in een gebed, schreef over een eucharistie, die
leven kan worden:
Op deze tweede vastenzondag lezen
we het evangelie van de gedaanteverandering:
Uit het evangelie volgens Lucas 9, 28b-36
In die tijd ging Jezus met
Petrus, Johannes en Jakobus de berg op om te bidden.
Terwijl Hij aan het bidden was, veranderde de aanblik van zijn gezicht en werd
zijn kleding stralend wit.
Opeens stonden er twee mannen met
Hem te praten: het waren Mozes en Elia, die in hemelse luister verschenen
waren. Ze spraken over het levenseinde dat Hij in Jeruzalem zou moeten
volbrengen.
Petrus en de beide anderen waren
in een diepe slaap gevallen; toen ze wakker schoten, zagen ze de luister die
Jezus omgaf en de twee mannen die bij Hem stonden.
Toen de mannen zich van Hem
wilden verwijderen, zei Petrus tegen Jezus: Meester, het is goed dat wij hier
zijn, laten we drie tenten opslaan, een voor U, een voor Mozes en een voor
Elia, maar hij wist niet wat hij zei.
Terwijl hij nog aan het spreken
was, kwam er een wolk aandrijven, die een schaduw over hen wierp; ze werden
bang toen de wolk hen omhulde.
Er klonk een stem uit de wolk,
die zei: Dit is mijn Zoon, mijn uitverkorene, luister naar Hem!
Toen de stem verstomd was, was
Jezus weer alleen. Ze zwegen over het voorval en vertelden in die tijd aan
niemand wat ze hadden gezien.
Homilie
De Tabor, het lijkt wel ontleend aan een boek met fantastische
vertellingen. En toch is het weer een heel herkenbaar stukje leven. De feiten
zijn verbluffend: zijn gezicht veranderde, zijn kleed werd stralend wit, Mozes
en Elia staan in hemelse luister bij Hem. Het is sensatie, maar de klemtoon
ligt niet daar. De komende kruisdood, daar spreken ze over. Tevoren had Jezus
dat ook al gedaan: DeMensenzoon moet veel lijden, Hij moet verworpen en
ter dood gebracht worden.Hij had er nog bij gezegd: Als iemand achter
Mij aan wil komen, moet Hij zijn kruis opnemen en Mij volgen.
Het succesverhaal is voorbij, geen massas meer, die achter Hem aanlopen.
Wel ruzie met oudsten, hogepriesters en farizeeën. Vol verwachtingen waren zij
Hem gevolgd, een onzekere toekomst tegemoet, enkel vertrouwend op zijn Woord.
Nu komt de ontnuchtering: waren zij niet op weg met iemand die altijd zou
verliezen?Het sprookje is uit, de mooie droom aan diggelen geslagen!
Eerst het geloof in de
verrijzenis zal weer hoop geven: Hij is gekruisigd, maar Hij leeft! En Hij
leidt ons naar een volkomen leven! Maar dat volkomen leven kan wel eens veraf
lijken, verborgen achter de einder, voor mensen onderweg.
Dan is de Tabor welgekomen, een berg in een egale vlakte. Een ogenblik van
licht in de vlakte van de dagen. Boven, op de berg, zien zij een glimp van wat
hen toen gelokt heeft. Die hoop van toen herleeft en wenkt weer.
Zo zijn ook wij onderweg, met eenzelfde Woord dat ons lokte, en geslingerd
tussen hoop en vrees. Soms kunnen angst en twijfel te groot lijken voor ons
kleine kunnen. Ons leven kan ons plat tegen de grond slaan. Eigen leed of de
massieve pijn van de wereld, zoveel kan ons doen wankelen, ook als wij tevoren
die grote genade van een rustig geloof mochten ervaren.
Weer is het verhaal hier niet af. Met OPEN OGEN kunnen andere ervaringen
ons deel zijn. Niemand heeft ooit God gezien. Maar soms kunnen wij iets van
Hem merken, iets dat de vervulling laat vermoeden van onze diepste hunker. Dat
gebeurt niet in lawaai en drukte, wel als het stil wordt in onszelf, als wij
aardse begeerten opzij schuiven, en ons openstellen voor God.
Als de ziele luistert, spreekt het al een taal dat leeft. Vergeten wij de
stilte niet, opdat wij die taal horen van al wat leeft. Opdat wij het vluchtige
schrijven van het schrijverke verstaan: wij schrijven, herschrijven en
schrijven nog den heiligen name van God.
Als je naar een foto kijkt,
zie je nooit de fotograaf.
En toch moet hij er zijn.
Ook al weet je meestal niet
wie hij is en wat hij wil,
zijn foto's kunnen veel vertellen.
Als je naar de wereld kijkt,
zie je nooit de schepper.
Meestal denk je niet meteen aan hem
die het allemaal heeft gemaakt.
En toch moet hij er zijn.
Want zoveel goede mensen en dingen
zijn beeld van hem
en kunnen veel vertellen
over wie hij is en wat hij wil.
Als je echt goed kijkt,
zie je hem dan toch?
Geloofd bent U,
mijn Heer, door onze Zuster Moeder Aarde,
die ons draagt
en voedt en velerlei vruchten voortbrengt