Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
25-04-2010
VIERDE ZONDAG VAN PASEN
VIERDE ZONDAG VAN
PASEN
DE GOEDE HERDER
We lezen vandaag op deze roepingenzondag uit het evangelie
van Johannes over de Goede Herder.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
Mijn schapen luisteren naar mijn stem
en Ik ken ze
en ze volgen Mij.
Ik geef hun eeuwig leven;
zij zullen in eeuwigheid niet verloren gaan
en niemand zal ze van Mij wegroven.
Mijn Vader immers die ze Mij gegeven heeft
is groter dan allen;
en niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven.
Ik en de Vader, Wij zijn één.
(Johannes 10,27-30)
Telkenjare wordt op
de vierde zondag van Pasen roepingenzondag gehouden. De Kerk bidt en ijvert
dan in het bijzonder voor nieuwe roepingen. Hoewel daarbij steevast herhaald
wordt dat elke gelovige geroepen en gezonden is om te getuigen van zijn geloof
in de Verrezen Jezus, wordt steeds de klemtoon gelegd op de specifieke
roepingen van priesters en kloosterlingen.
Telkenjare ook wordt
daarbij het beeld van de Goede Herder voorgelezen en voorgehouden. De roeping
en zending van de kloosterling en van de priester heeft slechts waarde indien
zij een afspiegeling is van het herderschap van Jezus zelf. Vanzelfsprekend kan
geen priester of kloosterling de volmaakte herder, die Jezus is, evenaren. Dit
neemt niet weg dat de navolging van de persoon van Jezus een ideaal en
streefdoel moet zijn.
Hoe heeft Jezus zijn
herderschap beleefd en beoefend? In één van de oudste teksten van de
christelijke geschiedenis citeert Paulus een kerklied van de eerste
christenen. We vinden deze tekst in de brief aan de christenen van Filippi,
hoofdstuk 2, verzen 6 tot 11:
Hij die de gestalte
van God had,
hield zijn
gelijkheid aan God niet vast,
maar deed er afstand
van.
Hij nam de gestalte
aan van een slaaf
en werd gelijk aan
een mens.
En als mens
verschenen,
heeft hij zich
vernederd
en werd gehoorzaam
tot in de dood
de dood aan het
kruis.
Daarom heeft God hem
hoog verheven
en hem de naam
geschonken
die elke naam te
boven gaat,
opdat in de naam van
Jezus
elke knie zich zal
buigen,
in de hemel, op de
aarde en onder de aarde,
en elke tong zal
belijden:
Jezus Christus is
Heer,
tot eer van God, de
Vader.
Alleen als de priester of kloosterling dit beeld van Jezus
als ideaal en streefdoel neemt is hij of zij geloofwaardig. Het vertrouwen van
de mensen in de kerk wordt geschokt en geschonden, wanneer zij vaststellen dat
officiële bedienaren dit beeld niet voor ogen houden maar onder de vlag van een
verheven ideaal vooral eigen voordeel betrachten, in de vorm van de drie
gekende bekoringen van Jezus in de woestijn: geldhonger, machtsdrang en
eerzucht.
In het licht van de pijnlijke gebeurtenissen van deze week,
rond de persoon van de vroegere bisschop Roger Vangheluwe, zien we des te beter
waar de wortel van het kwaad in de Kerk gelegen is. Het gaat er hier niet om op
een gemakkelijke wijze veroordelend te spreken over de vroegere bisschop. Hoe
vreemd het ook mag klinken, eigenlijk is hij zelf ook slachtoffer, ondanks het
leed dat hij heeft aangericht. Hij is zelf slachtoffer omdat ook in onze tijd
de Kerk helaas haar gezag op macht en niet op dienstbaarheid, vertrouwen en
geloofwaardigheid gebouwd heeft en vooralsnog blijft bouwen. En hij, klein
mensje, wilde klimmen in deze Kerk.
Ons persoonlijk geloof moet in genen dele aangetast worden door
deze gebeurtenissen, zo dicht bij huis in ons kleine Vlaanderen, en evenzeer in
tal van andere landen in de wereldkerk. Laten wij bidden en hopen dat een
totaal vernieuwde Kerk mag verrijzen uit dit leed en dit kruis.
Een kerk zoals zij reeds in de jaren 60 gedroomd werd door
de Dominicaan Yves Congar: Pour une église servante et pauvre (Pleidooi voor
een dienende en arme Kerk), en later door de vroegere bisschop van Evreux,
Jacques Gaillot: Si lEglise ne sert pas, elle ne sert à rien (Als de Kerk
niet dient, dient zij tot niets.)
In haar geestelijk testament, daterend van 15 augustus 2005,
schrijft Sur Emmanuelle:
Si je devais
résumer lessentiel de mon engagement religieux pour le transmettre aux jeunes
générations, je dirais que jai toujours milité pour une Église servante et
pauvre.
(Als ik het diepste wezen van mijn engagement als
kloosterlinge zou moeten samenvatten, om het door te geven aan de jongeren van
vandaag, dan zou ik zeggen dat ik mij altijd ingezet heb voor een dienende en
arme Kerk.) (Bron: La Croix, van 30 augustus 2008).
Vandaag besluiten we de lezing van het zesde hoofdstuk van
Johannes, een mooie tekst, die heel gemakkelijk naar ons eigen leven kan
vertaald worden.
Veel leerlingen
die Jezus gehoord hadden, zeiden:
Dit zijn harde
woorden,
wie kan nog naar
Hem luisteren?
Jezus wist wel
dat zijn leerlingen protesteerden
en zei tegen hen:
Nemen jullie
aanstoot aan wat Ik gezegd heb?
Als jullie nu de
Mensenzoon zouden zien opstijgen
naar waar hij
eerst was?
De Geest maakt
levend,
het lichaam dient
tot niets.
Wat ik gezegd
heb, is Geest en leven.
Maar sommigen van
jullie geloven niet.
Jezus wist
namelijk vanaf het begin
wie er niet
geloofden en wie hem zou uitleveren.
Daarom heb ik
jullie gezegd, zei hij,
dat iemand
alleen bij mij kan komen
als het hem door
de Vader gegeven is.
Toen trokken veel
leerlingen zich terug
en gingen niet
verder met hem mee.
Daarop vroeg
Jezus aan de twaalf:
Wilt ook gij
soms weggaan?
Simon Petrus gaf
antwoord:
Maar Heer, naar
wie zouden we gaan?
In uw woorden vinden we eeuwig leven,
en wij geloven en
weten dat u de Heilige van God bent.
(Johannes 6,60-69)
---
Wilt ook gij
soms weggaan? vraagt Jezus, en we denken aan lege stoelen in de kerk. De
voorbije jaren hebben enkele grote namen met veel gedruis hun geloof vaarwel
gezegd. Velen zijn gevolgd, zonder tamtam en zonder dank voor wat zij
meegekregen hadden. Het gaat niet zozeer over gewone mensen die niet meer naar
de kerk gaan, maar over die nieuwe wijzen, die denken het grote licht te
brengen omdat ze op TV, de radio of in de boekskes komen. We kennen hun vraag:
Gelooft gij nog? Vooral dat nog is veelzeggend: ben je echt zo oubollig
dat je nog gelooft? Die oppervlakkige pseudowijsheid is het echte weggaan. De
mensen die niet meer naar de mis komen, zijn meestal maar makke meelopers.
Het proces is nog
volop bezig. Vanuit de media naar parochies en gezinnen. Beetje bij beetje
wordt ingelepeld: geloof is goed voor kinderen tot 12 jaar. Daarna ben je geen
kind meer en heeft God afgedaan, zoals Sinterklaas. Hij wordt opzijgezet, en de
hunker naar een zinvol leven wordt verdoofd door welvaart, genot en kicks. Leef
nu, geniet en profiteer. Vergeet al de rest en denk vooral niet verder!
Wat zou Jezus doen
in onze tijd? Zou Hij woedend worden: Loop dan maar in je ongeluk. Je hebt het
zelf gezocht!' Zo spreekt het evangelie niet over Hem. Allicht zou Hij ook aan
ons vragen, terwijl Hij ons zacht in de ogen kijkt: Wilt ook gij soms weggaan?
De keuze is aan u!
Wilt ook gij
soms weggaan? Het is een mooie vraag van Jezus, omdat Hij onze keuzevrijheid
zo respecteert. Geen liberalisme van elk voor zich, maar die innerlijke
vrijheid om zelf onze fundamentele keuze te maken. Niemand is verplicht mij te
volgen, zegt Jezus. Geloven is vrij, persoonlijk en bewust voor Hem kiezen.
Niet op 12 jaar, maar een leven lang.
Petrus geeft de
echte reden van ons geloof: Maar Heer, naar wie zouden we gaan? In uw woorden
vinden we eeuwig leven. Anders gezegd: Gij, Heer, biedt ons een manier van
leven, zoals niemand anders doet.
We geloven niet
omdat we dat zo geleerd hebben, we geloven omwille van de boodschap die Jezus
brengt. Hij is in de wereld gekomen opdat wij leven zouden hebben, en wel leven
in overvloed. Ook Augustinus heeft eerst na lange tijd Jezus ten volle leren
kennen, en toen schreef hij: Onrustig blijft ons hart tot het rust vindt in
U.
In het evangelie van vandaag lezen we dat Jezus tot driemaal
toe aan Petrus, op zeer indringende wijze, dezelfde vraag stelt: Hou je van
Me? Dan, alleen dan, kan je weiden en hoeden. Dan, alleen dan kan je zorgen voor hen, die mij lief zijn. En daarna, indringender nog zo mogelijk, deze samenvatting in slechts twee woorden: volg Mij.
Toen ze gegeten hadden,
sprak Jezus Simon
Petrus aan:
Simon, zoon van Johannes,
heb je mij lief,
meer dan de anderen hier?
Petrus antwoordde: Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.
Hij zei: Weid mijn lammeren.
NOG EENS vroeg hij:
Simon, zoon van Johannes, heb
je me lief?
Hij antwoordde: Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.
Jezus zei: Hoed mijn schapen,
en VOOR DE DERDE MAAL vroeg hij hem:
Simon, zoon van Johannes, hou
je van me?
Petrus werd verdrietig
omdat hij voor de derde keer vroeg of hij van hem hield.
Deze voormiddag vierde een zuster
haar diamanten jubileum: 60 jaar kloosterleven. Vastberaden en met vaste stem
vernieuwde zij haar eeuwige geloften. Het was een echt kippenvelmoment, dat
stil maakte. Want muisstil was het toen we opnieuw plechtig en formeel deze
bewuste levenskeuze hoorden:
VERNIEUWING VAN DE GELOFTEN
Dankbaar wil ik vandaag bevestigen
dat ik wil gehoor geven
aan wat ten diepste in mij leeft:
luisteren naar Gods stem,
doorheen de tijd,
doorheen mijn gemeenschap,
doorheen de mensen die ik ontmoet.
Hierdoor wil ik werken aan vrede
in mezelf, in mijn omgeving, in de wereld.
Ik wil ook delend en sober leven.
Mijn doen en laten toetsen aan het evangelie,
om los te komen van bezitsdrang en egoïsme.
Ik wil behoedzaam en verantwoordelijk omgaan
met het gemeenschappelijk goed
en mij, volgens mijn mogelijkheden inzetten
voor meer gerechtigheid in deze wereld.
Gedragen door Gods liefde,
wil ik als volwaardige vrouw,
mijn persoonlijke mogelijkheden tot liefde
inzetten voor het levensgeluk van velen.
Ik wil kiezen voor alles
wat heelmaking en verchristelijking bevordert
en bijdraagt voor de toekomst van de schepping.
Dit alles volgens de constituties
van de zusters van de H. Vincentius a Paulo van
Wachtebeke.
---
Bezinning
Laat me mijn ziel dragen in het gedrang
Tussen geringen staan en hun ogen richten
Naar boven, waar blinken uw eeuwige sterren
Ik wil een snoeier zijn in de wijngaard
Een werkman bij de druivenpersen.
Laat me mijn ziel dragen in het gedrang
Mijn woord in de mond van stamelaars
Mijn hand voor hen die liggen langs het pad
En voor het raam van mijn woning
een vlam in de nacht
dat wie verdolen mocht
wendt zijn schreden naar het huis van toevlucht.
Ik zal het wasbekken klaar zetten,
brood en wijn op de tafel
en het Boek geopend
aan de parabel van de goede Herder.
Gisteren was ik gevraagd om
biecht te horen in een bejaardentehuis in de buurt. Het was op de gesloten
afdeling en dus waren er wel wat mensen, die min of meer dementerend waren.
Het was een echte Paaservaring!
Naast het biechtgesprek, was het
mogelijk om toch een tijdje gewoon met hen te praten. Enkelen konden zelfs
nog echt honderduit vertellen over vroeger. Verschillende gesprekken, of beter,
verschillende mensen hebben een doordringende indruk nagelaten. Zo was er een
vrouwtje van bijna 91, haar man was enkele jaren geleden gestorven: Het was
een brave mens, dat zei iedereen, vertelde ze, met de tranen in de ogen. Ik
moest een paar fotos bekijken. Eén ervan toonde hem in de fleur van zijn
leven, krachtig en sterk, samen hadden ze een boerderij gehad, wat hectaren en
wat beestjes ook, zei ze, hard werken was het altijd geweest.
Op een andere foto stond hij in
een legeruniform van toen. Bij het begin van de tweede wereldoorlog was hij
gemobiliseerd, een tijdje naar het front gestuurd, en nadien krijgsgevangen
genomen. 9 Maanden had dat. Daarna waren ze getrouwd. Maar over zijn verblijf
aan het front had hij niet veel willen vertellen, hij had ook nooit gewild om
nog eens terug te keren naar het kamp waar hij gevangen geweest was. Daar had
hij te veel afgezien en dat wilde hij niet opnieuw oproepen. Hij had een tijdje
de leiding gehad over een kleine groep soldaten, en dan moest hij eerst
schieten, als dat nodig was, pas daarna mochten ook de anderen beginnen. Maar
hij had dan altijd in de lucht geschoten, hij wilde geen mensen doden.
Een ander vrouwtje was te ziek om
nog een gesprekje te hebben, het bleef dus bij een klein gebedje, kort, maar
haar ogen toonden dat ze er zoveel deugd aan had en met moeite maakte ze nog
een kruisje, en deed dan weer de ogen dicht.
Elk had zijn leven, elk had zijn
verhaal te vertellen. Vooral over vroeger, hoe hard het soms geweest was, maar
dat ze altijd gelukkig geweest waren met elkaar. En ook nu nog, als de kinderen
eens kwamen, de kleinkinderen, de achterkleinkinderen. Want die wilden pépé zus
of mémé zo ook nog eens zien.
Op de gesloten afdeling, allemaal min of meer
dementerend. Toen ik weer naar huis reed speelden de babbeltjes door mijn
hoofd. Hoewel niet echt toepasselijk, dacht ik vanzelf aan dat prachtige
gedicht van M Vasalis: De idioot in het bad. Vasalis is het pseudoniem van
Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans (1909-1998). Zij studeerde geneeskunde
en antropologie in Leiden, vestigde zich eerst als arts in Amsterdam en later
als kinderpsychiater in Assen en Groningen. Eigenlijk vertelt haar gedicht ook
een wekelijks weerkerende verrijzenis.
De idioot in het bad
Met opgetrokken schouders, toegeknepen ogen,
Haast dravend en vaak hakend in de mat,
Lelijk en onbeholpen aan zusters arm gebogen,
Gaat elke week de idioot naar 't bad.
De damp die van het warme water slaat
Maakt hem geruster: witte stoom
En bij elk kledingstuk, dat van hem afgaat,
Bevangt hem meer en meer een oud vertrouwde droom.
De zuster laat hem in het water glijden,
Hij vouwt zijn dunne armen op zijn borst,
Hij zucht, als bij het lessen van zijn eerste dorst
En om zijn mond gloort langzaam aan een groot verblijden.
Zijn zorgelijk gezicht is leeg en mooi geworden,
Zijn dunne voeten staan rechtop als bleke bloemen,
Zijn lange, bleke benen, die reeds licht verdorden
Komen als berkenstammen door het groen opdoemen.
Hij is in dit groen water nog als ongeboren,
Hij weet nog niet, dat sommige vruchten nimmer rijpen,
Hij heeft de wijsheid van het lichaam niet verloren
En hoeft de dingen van de geest niet te begrijpen.
En elke keer, dat hij uit 't bad gehaald wordt,
En stevig met een handdoek drooggewreven
En in zijn stijve, harde kleren wordt gesjord
Stribbelt hij tegen en dan huilt hij even.
En elke week wordt hij opnieuw geboren
En wreed gescheiden van het veilig water-leven,
En elke week is hem het lot beschoren
Opnieuw een bange idioot te zijn gebleven.
Vandaag is het precies 65 jaar geleden dat Dietrich Bonnhoeffer, op
uitdrukkelijk bevel van Himmler, werd opgehangen in het concentratiekamp van
Flossenbürg. Minder dan drie weken later werd de stad bevrijd.
Bonnhoeffer werd geboren in Breslau, Silezië, op 4 februari 1906, en werd
luthers predikant en theoloog. De kerk was, in zijn ogen, geroepen om een
gemeenschap van heiligen te zijn. Niet gewoon maar een plaats waar over
Christus gesproken werd, maar het levende Lichaam van Christus. Voor zichzelf
zag hij dit als zijn levenslange roeping, in de moeilijke tijdsomstandigheden
van het opkomende nazisme en de tweede wereldoorlog.
Reeds kort na de stichting ervan treedt hij toe tot de Bekennende Kirche,
een beweging binnen de protestantse geloofsgemeenschap, die zeer
kritisch stond tegenover de nazi's en daar ook openlijk voor uitkwam. Zo nam
hij duidelijk stelling tegen de Jodenvervolging. Het leverde hem een spreek- en
schrijfverbod op. In april 1943 werd hij
gearresteerd wegens hoogverraad, omdat geld voor hulpverlening aan de Joden van
hem afkomstig bleek. Daarna verbleef hij in verschillende concentratiekampen.
Hij vond aansluiting bij een
groep van hoge Duitse officieren, die het naziregime omver wilde werpen. Toen
ook deze betrokkenheid aan het licht kwam werd hij ter dood veroordeeld in
1944. Het vonnis werd uitgevoerd op 9 april 1945, op persoonlijk bevel dus van
Himmler, die na Hitler als de hoofdverantwoordelijke voor de Holocaust wordt
beschouwd. Zijn laatste woorden waren:
Dit is het einde,
voor mij het begin van het leven.
Zijn zielengrootheid spreekt onder meer in deze overweging:
Ik neem de
lijdenskelk dankbaar onbevreesd
Uit Christus goede en geliefde hand.
In goede machten wonderlijk geborgen
ontvangen wij getroost wat komen mag.
God is met ons, of t avond is of morgen
En vast en zeker elke nieuwe dag.
Op de gedenkplaat ter zijner ere
lezen we:
Ons geloof al
christen zal twee zijden vertonen:
bidden voor en
beoefenen van
gerechtigheid tussen
de mensen.
Dietrich Bonnhoeffer
Pastor en
Verzetsstrijder.
Geboren: 4.2.1906 in Breslau
Vermoord: 9.4.1945 in
Flossenbürg
Onthouden we ook deze overweging:
Ik ben van mening
dat niets zinloos mij is overkomen.
en zou ik dan van leven
moeten spreken?
Mijn denken blijft bij Goede Vrijdag steken,
want daar leed Jezus onze diepste nood.
't Is morgen Pasen -
maar waar blijft de zon
die onze zieke wereld kan genezen?
Ik sta met Uw discipelen in angst en vrezen
bij 't lege graf, waar 'k U niet vinden kon.
't Is morgen Pasen -
feest van het gericht
dat U gevoerd hebt tegen dood en lijden,
feest van voorbijgaan van de dood, feest van bevrijden;
Heer, doe ons opstaan in Uw levenslicht!
Het Lijden van Onze Heer Jezus, Johannes 18,1-19,42
Jezus wist precies wat er met hem zou gebeuren. Hij liep naar hen toe
en vroeg: Wie zoeken jullie? (Johannes 18,4) Het is mogelijk: Jezus zoeken om
Hem te verraden. Hem volgen en bij Hem zijn is nog geen bewijs van een
toegewijde roeping, zoals het getuigenis van Judas toch wel aantoont.
Maar, al bij al, het Lijden van Jezus is zijn ultieme Woord van Liefde
voor ons allen. Of we nu verraden zijn, of verraders: de Waarheid, die niet
teleurstelt, ligt binnen ons bereik. Hier treedt aan het licht wat wij allen,
mensen, zoeken als zin van ons leven: bij machte zijn om een ander mens te
redden!
Als jullie mij zoeken, laat deze mensen dan gaan.(Johannes
18,8) Het antwoord dat je zelf met zijn leven geeft, brengt mee dat je vanaf nu
je weg alleen moet gaan. Alleen zo wordt de Liefde voor Hem een vrijwillige
toewijding en overgave.
Alleen als je hart van Liefde voor Hem gloeit, kan je delen in zijn
Leven en zijn Liefde.
Van een zuster uit Brazilië, die bij de armsten der armen werkt, ontving ik
deze morgen een bezinning op
HET LAATSTE AVONDMAAL VAN ONZE HEER JEZUS
Jezus geeft ons vandaag een voorbeeld hoe Hij, Meester en Heer, zelf
beleeft wat Hij als Leraar voorhoudt. Zijn woorden krijgen waarde door het
getuigenis van zijn leven. Het gebaar zelf is zijn onderricht: gezag kan enkel
verstaan worden als dienst aan de anderen.
Petrus biedt eerst nog weerstand, omdat hij meent dat ongelijkheid
noodzakelijk en rechtvaardig is. Hij verstaat nog niet dat waarachtige Liefde
leidt tot gelijkheid en broederlijkheid. In de gemeenschap van gelovigen
bestaat er wel een verschil in functies, maar alle functies moeten ertoe
bijdragen opdat de wederzijdse liefde een levende werkelijkheid wordt.
Daarom is geen enkel gevoelen van superioriteit goed te praten, maar kan
alleen een persoonlijke verbondenheid als broeders en vrienden gelden. Jezus
zet zich op de knieën voor elk van zijn leerlingen om hun bestofte voeten te
wassen. Hij verliest hierdoor zijn gezag of zijn waardigheid niet: Hij toont
ons hoe ver Liefde kan gaan.
Eigenlijk lezen we vandaag in het
evangelie hetzelfde verraad van Judas, met enig verschil in de weergave.
Matteüs verklaart het verraad van Judas vanuit platvloers eigenbelang: Judas verkoopt
zijn ziel, zijn geweten voor geld. Over het eigenbelang als motief lazen we ook
vorige zaterdag al, maar dan in de woorden van de hogepriester Kajafas: Besef toch dat het in jullie eigen belang is
(Johannes 11,50)
Bij Johannes is de benadering
anders. Een achttal keren wordt in zijn evangelie over Judas gesproken, en
telkens wordt daarbij op een of andere wijze toegevoegd: die Hem later zou
verraden. Het sterkst gebeurt dit aan het einde van het zesde hoofdstuk, de zo
mooie maar ook zo moeilijke broodrede, na het wonder van het breken en het
delen. Jezus spreekt over zichzelf als voedsel voor het leven van de mensen.
Velen verlaten Hem dan. Waarop Jezus vraagt: willen jullie soms ook weggaan.
In naam van de twaalf antwoordt Petrus: Heer, naar wie zouden wij gaan. Uw
woorden zijn woorden van eeuwig leven. En dan volgt een heel merkwaardige zin:
Jezus besloot: Ben Ik het niet die jullie, alle twaalf, heb gekozen? En toch
is een van jullie een duivel.Hiermee doelde Hij opJudas, de zoon van Simon Iskariot; die
zou Hem namelijk overleveren: een van de twaalf. (Johannes 6,70-71). Johannes
wekt de indruk dat Judas een boef was, die zich met kwade bedoelingen bij Jezus
gevoegd had. Het verraad ligt in de lijn van zijn karakter.
We kunnen nog andere motieven
verzinnen. Misschien had Judas zich in Jezus vergist: wilde Hij wel een Messias
volgen, die arm, zachtmoedig en nederig was, een vriend van al wie uitgesloten
en verstoten was? Was hij ontgoocheld in de zaligsprekingen, die we de
grondwet van Jezus mogen noemen? En het Rijk van God, waar Jezus voortdurend
over sprak? Het is best mogelijk dat Judas een andere bevrijding en Redder, en
een heel ander Koninkrijk verwacht had.
Hoe dan ook: Jezus werd verraden
door iemand, die zich als zijn vriend voordeed. Zo komen we bij een duidelijk
herkenningspunt: als vriend of geliefde met ontrouw en verraad beloond
worden. En dan raken we een van de pijnlijkste pijnpunten, die ook vandaag
door mensen ervaren worden. Hoe afgrijselijk het fysische lijden van Jezus ook
was, er is ook die andere vorm van leed: in alle goedheid zelf te goeder trouw
zijn en vertrouwen hebben, maar bedrogen worden.
Is Hij daarom, tot driemaal toe,
onder zijn kruis bezweken?