Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
27-04-2010
HERDER ZIJN
GEROEPEN OM HERDER TE ZIJN
Voor de derde dag op
rij spreekt het evangelie ons vandaag over de goede herder. Vorige zondag
stonden we even stil bij de bijzondere roeping van de priester en kloosterling.
Gisteren ging onze aandacht naar de Goede Herder bij uitstek, Jezus zelf, die
zich in zijn beeldspraak tevens de Deur noemt, die toegang geeft tot de Vader
en tot een volkomen Leven. Vandaag willen we even mijmeren over de uitnodiging
aan elke leerling: Mens voor de mensen zijn, herder als God. Lezen we eerst
de woorden van Jezus zelf:
In die tijd
werd te Jeruzalem het feest van de tempelwijding gevierd.
Het was winter
en Jezus hield zich op in de tempel, in de Zuilengang van Salomo.
De Joden kwamen in een kring om Hem heen staan
en zeiden tot Hem:
Hoelang houdt Gij ons nog in spanning?
Als Gij de Messias zijt
zeg het ons dan ronduit.
Jezus gaf hun ten antwoord:
Ik heb het u gezegd
maar gij gelooft het niet.
De werken die Ik in naam van mijn Vader doe,
zij leggen getuigenis over Mij af.
Maar gij gelooft niet,
omdat gij niet tot mijn schapen behoort.
MIJN SCHAPEN LUISTEREN NAAR MIJN STEM
EN IK KEN ZE
EN ZIJ VOLGEN MIJ.
Ik geef hun eeuwig
leven;
zij zullen in eeuwigheid niet verloren gaan
en niemand zal ze van Mij wegroven.
Mijn Vader immers die ze Mij gegeven heeft
is groter dan allen;
en niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven.
Ik en de Vader, Wij zijn één.
(Johannes 10,22-30)
Hoe zal de Kerk van morgen er uitzien? Welke gelovigen zullen instaan
voor een gemeenschap? Wie zal een goede herder zijn? En wat zal de rol van de
priester zijn daarbij? Het is allemaal moeilijk te voorspellen!
Verder wachten op meer nieuwe priesters zou wel eens op niets kunnen
uitlopen. Laten wij duidelijk inzien dat het in een gelovige gemeenschap niet
gaat om aanstelling van ambtenaren of bedienden, die hun eigen winkeltje, hun
eigen zaak verdedigen.
Tot herder
geroepen
zijn alle
christenen met een brandend hart:
zij mochten
zoveel ontvangen,
daarom mogen
zij zoveel doorgeven ook.
Een lied uit Zingt Jubilate vertelt ons in eenvoudige, maar o zo
diepmenselijke woorden over de uitnodiging, die Jezus aan ons allen richt. De
tekst is van Marcel Weemaes.
MENS VOOR DE MENSEN ZIJN
Mens voor de mensen zijn, herder
als God,
trooster voor groot en klein, zo
lief als God.
God roept zijn
mensen, Hij roept ze bij naam
opdat zij
toegewijd zijn wegen gaan.
Genade zaait
Hij als zaad in hun hart,
zijn Geest
vernieuwt de tijd en heelt de smart.
Klein met de
kleinen zijn, vriend onverwacht,
niet op
zichzelf maar op and'ren bedacht.
Zieken omarmen,
hun tranen verstaan,
met hen de
kruisweg ten einde toe gaan.
Gods woorden
spreken aanstekelijk echt,
zijn liefde
tonen en doen wat Hij zegt.
Licht in het
duister zijn, laaiende vlam,
mens van
vertrouwen zijn, zijn wie men kan.
Van God
gezonden, deemoedig en vrij,
teken van vrede
zijn zo trouw als Hij.
Op het einde van elke eucharistieviering, worden wij gezonden en
gezegend om als plaatselijke kerkgemeenschap een teken te zijn voor de wereld
waarin wij leven. Dit zal altijd onze roeping blijven, een levende gemeenschap,
die verwijst naar Hem: Jezus, de Goede Herder, de gids, die betrouwbaar is.
Ook vandaag wordt het thema van de Goede Herder verder
aangekaart in het evangelie. Ditmaal gebruikt Jezus evenwel een ander beeld om
over zichzelf te spreken. Hij noemt zichzelf niet alleen herder, Hij spreekt over zichzelf evenzeer als de deur
voor de schapen. Een bijzonderlijk duidelijk beeld: alleen door Hem, met Hem
en in Hem vinden we toegang tot de Vader van alle leven, vinden we toegang tot
een eeuwig leven, dat voltooid wordt in het hiernamaals maar zijn aanzet
vindt in het hiernumaals.
Pasen is de viering van het volkomen Leven, na de dood. Maar
het is evenzeer de viering van het Leven voor de dood. Voor ons, mensen
onderweg is Jezus de deur naar een Leven in volkomen vreugde en volkomen
Liefde. In het stukje evangelie van vandaag is de ware herder, die leidsman die
langs de deur, die Jezus is, die mensen leidt en begeleidt, die hem zijn
toevertroud. Lezen wij even Jezus eigen woorden:
In die tijd zei Jezus:
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u:
wie niet door de deur
maar langs een andere weg de schaapskooi binnengaat,
hij is een dief en een rover.
MAAR WIE DOOR DE DEUR BINNENGAAT?
IS DE HERDER VAN DE SCHAPEN.
Hem doet de deurwachter open.
De schapen luisteren naar zijn stem;
hij roept de schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten.
En als hij al zijn schapen naar buiten heeft gebracht
trekt hij voor hen uit,
terwijl zij hem volgen omdat zij zijn stem kennen.
Een vreemde echter zullen ze niet volgen;
integendeel, zij zullen van hem wegvluchten
omdat ze de stem van vreemden niet kennen.
Deze gelijkenis vertelde Jezus hun,
maar zij begrepen niet wat Hij hun wilde zeggen.
Een andere keer zei Jezus hun:
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u:
IK BEN DE DEUR VAN DE SCHAPEN.
Allen die vóór Mij zijn gekomen
zijn dieven en rovers,
maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd.
IK BEN DE DEUR.
Als iemand door Mij binnengaat
zal hij worden gered;
hij zal in- en uitgaan en weide vinden.
De dief komt alleen maar om te stelen,
te slachten en te vernietigen.
Ik ben gekomen opdat zij leven zouden bezitten,
en wel in overvloed.
(Johannes 10,1-10)
---
Ik ben de deur
voor de schapen, zegt Jezus vandaag over zichzelf. Het is beeldspraak uit een
tijd die lang voorbij is, maar die we toch nog kunnen verstaan, als we
ontvankelijk zijn en Jezus in ons hart willen toelaten.
In ZIJN leven
vinden we een weg voor ONS leven, midden de doolhof van gebeurtenissen,
waar zoveel valse
herders, rovers en dieven, noemt Jezus hen - met hun mooiste glimlach mensen
misleiden voor eigen winst, eigen voordeel en eigen macht.
Onlangs stond in de krant: 'Alles bij elkaar hebben wij het
nog nooit zo goed gehad als vandaag. In de winkels puilen de draagtassen uit en
de karretjes liggen overvol. En toch is de onvrede groot, de leegte voelbaar:
vele mensen blijven onvoldaan en snakken naar een ander leven. Een leven, dat
meer innerlijke rust aanreikt en een wereld waarin meer mensen gelukkig zijn .'
Die woorden brengen onze tijd duidelijk in beeld. Er wordt
ons ingepompt dat alles zo goed gaat, maar onder het vernis van de schone
schijn, schuilen zoekende mensen, die hunkeren naar levensvreugde. Het vluchtig
plezier schenkt duidelijk geen voldoening, maar laat mensen achter met een
grote innerlijke honger.
Onze tijd, die God afschrijft en zoveel afleiding in de
plaats stelt, doet het blijkbaar niet. Als we dit beseffen KAN de zoektocht
beginnen naar wat echt waardevol is. Dit KAN tot God leiden, in het beste
geval. Maar dan is er een gids nodig, iemand die zelf een zoeker was en die bij
God is uitgekomen! En die door woord en leven iets laat zien van God! Dan
krijgen die oude verhalen weer inhoud. Want het was toen niet anders dan nu:
mensen hadden dezelfde verlangens en kenden dezelfde leegte in hun hart.
Jezus zegt: Ik ben de deur voor de schapen. Ook voor ons
is Hij de deur naar innerlijke rust en diepe vreugde, zoals Hij dat was voor de
mensen van toen, die voor Hem open stonden. Wij kunnen hierbij helpen, want wij
zijn geroepen om Jezus aanwezig te stellen: we kunnen de mensen benaderen,
zoals Jezus deed, met dezelfde fijngevoelige aandacht. Wij kunnen hen omringen
met de goedheid die Jezus eigen was. Wij zijn geroepen om met dezelfde woorden
te troosten en te bemoedigen.
Dit zal altijd onze roeping blijven: mensen te zijn, die
naar Jezus verwijzen, de deur, die niet doodloopt op een blinde muur maar
toegang geeft tot diepe vreugde binnenin. Zoals Hij zelf zegt: Ik ben gekomen
opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed.
We lezen vandaag op deze roepingenzondag uit het evangelie
van Johannes over de Goede Herder.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
Mijn schapen luisteren naar mijn stem
en Ik ken ze
en ze volgen Mij.
Ik geef hun eeuwig leven;
zij zullen in eeuwigheid niet verloren gaan
en niemand zal ze van Mij wegroven.
Mijn Vader immers die ze Mij gegeven heeft
is groter dan allen;
en niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven.
Ik en de Vader, Wij zijn één.
(Johannes 10,27-30)
Telkenjare wordt op
de vierde zondag van Pasen roepingenzondag gehouden. De Kerk bidt en ijvert
dan in het bijzonder voor nieuwe roepingen. Hoewel daarbij steevast herhaald
wordt dat elke gelovige geroepen en gezonden is om te getuigen van zijn geloof
in de Verrezen Jezus, wordt steeds de klemtoon gelegd op de specifieke
roepingen van priesters en kloosterlingen.
Telkenjare ook wordt
daarbij het beeld van de Goede Herder voorgelezen en voorgehouden. De roeping
en zending van de kloosterling en van de priester heeft slechts waarde indien
zij een afspiegeling is van het herderschap van Jezus zelf. Vanzelfsprekend kan
geen priester of kloosterling de volmaakte herder, die Jezus is, evenaren. Dit
neemt niet weg dat de navolging van de persoon van Jezus een ideaal en
streefdoel moet zijn.
Hoe heeft Jezus zijn
herderschap beleefd en beoefend? In één van de oudste teksten van de
christelijke geschiedenis citeert Paulus een kerklied van de eerste
christenen. We vinden deze tekst in de brief aan de christenen van Filippi,
hoofdstuk 2, verzen 6 tot 11:
Hij die de gestalte
van God had,
hield zijn
gelijkheid aan God niet vast,
maar deed er afstand
van.
Hij nam de gestalte
aan van een slaaf
en werd gelijk aan
een mens.
En als mens
verschenen,
heeft hij zich
vernederd
en werd gehoorzaam
tot in de dood
de dood aan het
kruis.
Daarom heeft God hem
hoog verheven
en hem de naam
geschonken
die elke naam te
boven gaat,
opdat in de naam van
Jezus
elke knie zich zal
buigen,
in de hemel, op de
aarde en onder de aarde,
en elke tong zal
belijden:
Jezus Christus is
Heer,
tot eer van God, de
Vader.
Alleen als de priester of kloosterling dit beeld van Jezus
als ideaal en streefdoel neemt is hij of zij geloofwaardig. Het vertrouwen van
de mensen in de kerk wordt geschokt en geschonden, wanneer zij vaststellen dat
officiële bedienaren dit beeld niet voor ogen houden maar onder de vlag van een
verheven ideaal vooral eigen voordeel betrachten, in de vorm van de drie
gekende bekoringen van Jezus in de woestijn: geldhonger, machtsdrang en
eerzucht.
In het licht van de pijnlijke gebeurtenissen van deze week,
rond de persoon van de vroegere bisschop Roger Vangheluwe, zien we des te beter
waar de wortel van het kwaad in de Kerk gelegen is. Het gaat er hier niet om op
een gemakkelijke wijze veroordelend te spreken over de vroegere bisschop. Hoe
vreemd het ook mag klinken, eigenlijk is hij zelf ook slachtoffer, ondanks het
leed dat hij heeft aangericht. Hij is zelf slachtoffer omdat ook in onze tijd
de Kerk helaas haar gezag op macht en niet op dienstbaarheid, vertrouwen en
geloofwaardigheid gebouwd heeft en vooralsnog blijft bouwen. En hij, klein
mensje, wilde klimmen in deze Kerk.
Ons persoonlijk geloof moet in genen dele aangetast worden door
deze gebeurtenissen, zo dicht bij huis in ons kleine Vlaanderen, en evenzeer in
tal van andere landen in de wereldkerk. Laten wij bidden en hopen dat een
totaal vernieuwde Kerk mag verrijzen uit dit leed en dit kruis.
Een kerk zoals zij reeds in de jaren 60 gedroomd werd door
de Dominicaan Yves Congar: Pour une église servante et pauvre (Pleidooi voor
een dienende en arme Kerk), en later door de vroegere bisschop van Evreux,
Jacques Gaillot: Si lEglise ne sert pas, elle ne sert à rien (Als de Kerk
niet dient, dient zij tot niets.)
In haar geestelijk testament, daterend van 15 augustus 2005,
schrijft Sur Emmanuelle:
Si je devais
résumer lessentiel de mon engagement religieux pour le transmettre aux jeunes
générations, je dirais que jai toujours milité pour une Église servante et
pauvre.
(Als ik het diepste wezen van mijn engagement als
kloosterlinge zou moeten samenvatten, om het door te geven aan de jongeren van
vandaag, dan zou ik zeggen dat ik mij altijd ingezet heb voor een dienende en
arme Kerk.) (Bron: La Croix, van 30 augustus 2008).
Vandaag besluiten we de lezing van het zesde hoofdstuk van
Johannes, een mooie tekst, die heel gemakkelijk naar ons eigen leven kan
vertaald worden.
Veel leerlingen
die Jezus gehoord hadden, zeiden:
Dit zijn harde
woorden,
wie kan nog naar
Hem luisteren?
Jezus wist wel
dat zijn leerlingen protesteerden
en zei tegen hen:
Nemen jullie
aanstoot aan wat Ik gezegd heb?
Als jullie nu de
Mensenzoon zouden zien opstijgen
naar waar hij
eerst was?
De Geest maakt
levend,
het lichaam dient
tot niets.
Wat ik gezegd
heb, is Geest en leven.
Maar sommigen van
jullie geloven niet.
Jezus wist
namelijk vanaf het begin
wie er niet
geloofden en wie hem zou uitleveren.
Daarom heb ik
jullie gezegd, zei hij,
dat iemand
alleen bij mij kan komen
als het hem door
de Vader gegeven is.
Toen trokken veel
leerlingen zich terug
en gingen niet
verder met hem mee.
Daarop vroeg
Jezus aan de twaalf:
Wilt ook gij
soms weggaan?
Simon Petrus gaf
antwoord:
Maar Heer, naar
wie zouden we gaan?
In uw woorden vinden we eeuwig leven,
en wij geloven en
weten dat u de Heilige van God bent.
(Johannes 6,60-69)
---
Wilt ook gij
soms weggaan? vraagt Jezus, en we denken aan lege stoelen in de kerk. De
voorbije jaren hebben enkele grote namen met veel gedruis hun geloof vaarwel
gezegd. Velen zijn gevolgd, zonder tamtam en zonder dank voor wat zij
meegekregen hadden. Het gaat niet zozeer over gewone mensen die niet meer naar
de kerk gaan, maar over die nieuwe wijzen, die denken het grote licht te
brengen omdat ze op TV, de radio of in de boekskes komen. We kennen hun vraag:
Gelooft gij nog? Vooral dat nog is veelzeggend: ben je echt zo oubollig
dat je nog gelooft? Die oppervlakkige pseudowijsheid is het echte weggaan. De
mensen die niet meer naar de mis komen, zijn meestal maar makke meelopers.
Het proces is nog
volop bezig. Vanuit de media naar parochies en gezinnen. Beetje bij beetje
wordt ingelepeld: geloof is goed voor kinderen tot 12 jaar. Daarna ben je geen
kind meer en heeft God afgedaan, zoals Sinterklaas. Hij wordt opzijgezet, en de
hunker naar een zinvol leven wordt verdoofd door welvaart, genot en kicks. Leef
nu, geniet en profiteer. Vergeet al de rest en denk vooral niet verder!
Wat zou Jezus doen
in onze tijd? Zou Hij woedend worden: Loop dan maar in je ongeluk. Je hebt het
zelf gezocht!' Zo spreekt het evangelie niet over Hem. Allicht zou Hij ook aan
ons vragen, terwijl Hij ons zacht in de ogen kijkt: Wilt ook gij soms weggaan?
De keuze is aan u!
Wilt ook gij
soms weggaan? Het is een mooie vraag van Jezus, omdat Hij onze keuzevrijheid
zo respecteert. Geen liberalisme van elk voor zich, maar die innerlijke
vrijheid om zelf onze fundamentele keuze te maken. Niemand is verplicht mij te
volgen, zegt Jezus. Geloven is vrij, persoonlijk en bewust voor Hem kiezen.
Niet op 12 jaar, maar een leven lang.
Petrus geeft de
echte reden van ons geloof: Maar Heer, naar wie zouden we gaan? In uw woorden
vinden we eeuwig leven. Anders gezegd: Gij, Heer, biedt ons een manier van
leven, zoals niemand anders doet.
We geloven niet
omdat we dat zo geleerd hebben, we geloven omwille van de boodschap die Jezus
brengt. Hij is in de wereld gekomen opdat wij leven zouden hebben, en wel leven
in overvloed. Ook Augustinus heeft eerst na lange tijd Jezus ten volle leren
kennen, en toen schreef hij: Onrustig blijft ons hart tot het rust vindt in
U.
In het evangelie van vandaag lezen we dat Jezus tot driemaal
toe aan Petrus, op zeer indringende wijze, dezelfde vraag stelt: Hou je van
Me? Dan, alleen dan, kan je weiden en hoeden. Dan, alleen dan kan je zorgen voor hen, die mij lief zijn. En daarna, indringender nog zo mogelijk, deze samenvatting in slechts twee woorden: volg Mij.
Toen ze gegeten hadden,
sprak Jezus Simon
Petrus aan:
Simon, zoon van Johannes,
heb je mij lief,
meer dan de anderen hier?
Petrus antwoordde: Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.
Hij zei: Weid mijn lammeren.
NOG EENS vroeg hij:
Simon, zoon van Johannes, heb
je me lief?
Hij antwoordde: Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.
Jezus zei: Hoed mijn schapen,
en VOOR DE DERDE MAAL vroeg hij hem:
Simon, zoon van Johannes, hou
je van me?
Petrus werd verdrietig
omdat hij voor de derde keer vroeg of hij van hem hield.
Deze voormiddag vierde een zuster
haar diamanten jubileum: 60 jaar kloosterleven. Vastberaden en met vaste stem
vernieuwde zij haar eeuwige geloften. Het was een echt kippenvelmoment, dat
stil maakte. Want muisstil was het toen we opnieuw plechtig en formeel deze
bewuste levenskeuze hoorden:
VERNIEUWING VAN DE GELOFTEN
Dankbaar wil ik vandaag bevestigen
dat ik wil gehoor geven
aan wat ten diepste in mij leeft:
luisteren naar Gods stem,
doorheen de tijd,
doorheen mijn gemeenschap,
doorheen de mensen die ik ontmoet.
Hierdoor wil ik werken aan vrede
in mezelf, in mijn omgeving, in de wereld.
Ik wil ook delend en sober leven.
Mijn doen en laten toetsen aan het evangelie,
om los te komen van bezitsdrang en egoïsme.
Ik wil behoedzaam en verantwoordelijk omgaan
met het gemeenschappelijk goed
en mij, volgens mijn mogelijkheden inzetten
voor meer gerechtigheid in deze wereld.
Gedragen door Gods liefde,
wil ik als volwaardige vrouw,
mijn persoonlijke mogelijkheden tot liefde
inzetten voor het levensgeluk van velen.
Ik wil kiezen voor alles
wat heelmaking en verchristelijking bevordert
en bijdraagt voor de toekomst van de schepping.
Dit alles volgens de constituties
van de zusters van de H. Vincentius a Paulo van
Wachtebeke.
---
Bezinning
Laat me mijn ziel dragen in het gedrang
Tussen geringen staan en hun ogen richten
Naar boven, waar blinken uw eeuwige sterren
Ik wil een snoeier zijn in de wijngaard
Een werkman bij de druivenpersen.
Laat me mijn ziel dragen in het gedrang
Mijn woord in de mond van stamelaars
Mijn hand voor hen die liggen langs het pad
En voor het raam van mijn woning
een vlam in de nacht
dat wie verdolen mocht
wendt zijn schreden naar het huis van toevlucht.
Ik zal het wasbekken klaar zetten,
brood en wijn op de tafel
en het Boek geopend
aan de parabel van de goede Herder.
Gisteren was ik gevraagd om
biecht te horen in een bejaardentehuis in de buurt. Het was op de gesloten
afdeling en dus waren er wel wat mensen, die min of meer dementerend waren.
Het was een echte Paaservaring!
Naast het biechtgesprek, was het
mogelijk om toch een tijdje gewoon met hen te praten. Enkelen konden zelfs
nog echt honderduit vertellen over vroeger. Verschillende gesprekken, of beter,
verschillende mensen hebben een doordringende indruk nagelaten. Zo was er een
vrouwtje van bijna 91, haar man was enkele jaren geleden gestorven: Het was
een brave mens, dat zei iedereen, vertelde ze, met de tranen in de ogen. Ik
moest een paar fotos bekijken. Eén ervan toonde hem in de fleur van zijn
leven, krachtig en sterk, samen hadden ze een boerderij gehad, wat hectaren en
wat beestjes ook, zei ze, hard werken was het altijd geweest.
Op een andere foto stond hij in
een legeruniform van toen. Bij het begin van de tweede wereldoorlog was hij
gemobiliseerd, een tijdje naar het front gestuurd, en nadien krijgsgevangen
genomen. 9 Maanden had dat. Daarna waren ze getrouwd. Maar over zijn verblijf
aan het front had hij niet veel willen vertellen, hij had ook nooit gewild om
nog eens terug te keren naar het kamp waar hij gevangen geweest was. Daar had
hij te veel afgezien en dat wilde hij niet opnieuw oproepen. Hij had een tijdje
de leiding gehad over een kleine groep soldaten, en dan moest hij eerst
schieten, als dat nodig was, pas daarna mochten ook de anderen beginnen. Maar
hij had dan altijd in de lucht geschoten, hij wilde geen mensen doden.
Een ander vrouwtje was te ziek om
nog een gesprekje te hebben, het bleef dus bij een klein gebedje, kort, maar
haar ogen toonden dat ze er zoveel deugd aan had en met moeite maakte ze nog
een kruisje, en deed dan weer de ogen dicht.
Elk had zijn leven, elk had zijn
verhaal te vertellen. Vooral over vroeger, hoe hard het soms geweest was, maar
dat ze altijd gelukkig geweest waren met elkaar. En ook nu nog, als de kinderen
eens kwamen, de kleinkinderen, de achterkleinkinderen. Want die wilden pépé zus
of mémé zo ook nog eens zien.
Op de gesloten afdeling, allemaal min of meer
dementerend. Toen ik weer naar huis reed speelden de babbeltjes door mijn
hoofd. Hoewel niet echt toepasselijk, dacht ik vanzelf aan dat prachtige
gedicht van M Vasalis: De idioot in het bad. Vasalis is het pseudoniem van
Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans (1909-1998). Zij studeerde geneeskunde
en antropologie in Leiden, vestigde zich eerst als arts in Amsterdam en later
als kinderpsychiater in Assen en Groningen. Eigenlijk vertelt haar gedicht ook
een wekelijks weerkerende verrijzenis.
De idioot in het bad
Met opgetrokken schouders, toegeknepen ogen,
Haast dravend en vaak hakend in de mat,
Lelijk en onbeholpen aan zusters arm gebogen,
Gaat elke week de idioot naar 't bad.
De damp die van het warme water slaat
Maakt hem geruster: witte stoom
En bij elk kledingstuk, dat van hem afgaat,
Bevangt hem meer en meer een oud vertrouwde droom.
De zuster laat hem in het water glijden,
Hij vouwt zijn dunne armen op zijn borst,
Hij zucht, als bij het lessen van zijn eerste dorst
En om zijn mond gloort langzaam aan een groot verblijden.
Zijn zorgelijk gezicht is leeg en mooi geworden,
Zijn dunne voeten staan rechtop als bleke bloemen,
Zijn lange, bleke benen, die reeds licht verdorden
Komen als berkenstammen door het groen opdoemen.
Hij is in dit groen water nog als ongeboren,
Hij weet nog niet, dat sommige vruchten nimmer rijpen,
Hij heeft de wijsheid van het lichaam niet verloren
En hoeft de dingen van de geest niet te begrijpen.
En elke keer, dat hij uit 't bad gehaald wordt,
En stevig met een handdoek drooggewreven
En in zijn stijve, harde kleren wordt gesjord
Stribbelt hij tegen en dan huilt hij even.
En elke week wordt hij opnieuw geboren
En wreed gescheiden van het veilig water-leven,
En elke week is hem het lot beschoren
Opnieuw een bange idioot te zijn gebleven.
Vandaag is het precies 65 jaar geleden dat Dietrich Bonnhoeffer, op
uitdrukkelijk bevel van Himmler, werd opgehangen in het concentratiekamp van
Flossenbürg. Minder dan drie weken later werd de stad bevrijd.
Bonnhoeffer werd geboren in Breslau, Silezië, op 4 februari 1906, en werd
luthers predikant en theoloog. De kerk was, in zijn ogen, geroepen om een
gemeenschap van heiligen te zijn. Niet gewoon maar een plaats waar over
Christus gesproken werd, maar het levende Lichaam van Christus. Voor zichzelf
zag hij dit als zijn levenslange roeping, in de moeilijke tijdsomstandigheden
van het opkomende nazisme en de tweede wereldoorlog.
Reeds kort na de stichting ervan treedt hij toe tot de Bekennende Kirche,
een beweging binnen de protestantse geloofsgemeenschap, die zeer
kritisch stond tegenover de nazi's en daar ook openlijk voor uitkwam. Zo nam
hij duidelijk stelling tegen de Jodenvervolging. Het leverde hem een spreek- en
schrijfverbod op. In april 1943 werd hij
gearresteerd wegens hoogverraad, omdat geld voor hulpverlening aan de Joden van
hem afkomstig bleek. Daarna verbleef hij in verschillende concentratiekampen.
Hij vond aansluiting bij een
groep van hoge Duitse officieren, die het naziregime omver wilde werpen. Toen
ook deze betrokkenheid aan het licht kwam werd hij ter dood veroordeeld in
1944. Het vonnis werd uitgevoerd op 9 april 1945, op persoonlijk bevel dus van
Himmler, die na Hitler als de hoofdverantwoordelijke voor de Holocaust wordt
beschouwd. Zijn laatste woorden waren:
Dit is het einde,
voor mij het begin van het leven.
Zijn zielengrootheid spreekt onder meer in deze overweging:
Ik neem de
lijdenskelk dankbaar onbevreesd
Uit Christus goede en geliefde hand.
In goede machten wonderlijk geborgen
ontvangen wij getroost wat komen mag.
God is met ons, of t avond is of morgen
En vast en zeker elke nieuwe dag.
Op de gedenkplaat ter zijner ere
lezen we:
Ons geloof al
christen zal twee zijden vertonen:
bidden voor en
beoefenen van
gerechtigheid tussen
de mensen.
Dietrich Bonnhoeffer
Pastor en
Verzetsstrijder.
Geboren: 4.2.1906 in Breslau
Vermoord: 9.4.1945 in
Flossenbürg
Onthouden we ook deze overweging:
Ik ben van mening
dat niets zinloos mij is overkomen.
en zou ik dan van leven
moeten spreken?
Mijn denken blijft bij Goede Vrijdag steken,
want daar leed Jezus onze diepste nood.
't Is morgen Pasen -
maar waar blijft de zon
die onze zieke wereld kan genezen?
Ik sta met Uw discipelen in angst en vrezen
bij 't lege graf, waar 'k U niet vinden kon.
't Is morgen Pasen -
feest van het gericht
dat U gevoerd hebt tegen dood en lijden,
feest van voorbijgaan van de dood, feest van bevrijden;
Heer, doe ons opstaan in Uw levenslicht!
Het Lijden van Onze Heer Jezus, Johannes 18,1-19,42
Jezus wist precies wat er met hem zou gebeuren. Hij liep naar hen toe
en vroeg: Wie zoeken jullie? (Johannes 18,4) Het is mogelijk: Jezus zoeken om
Hem te verraden. Hem volgen en bij Hem zijn is nog geen bewijs van een
toegewijde roeping, zoals het getuigenis van Judas toch wel aantoont.
Maar, al bij al, het Lijden van Jezus is zijn ultieme Woord van Liefde
voor ons allen. Of we nu verraden zijn, of verraders: de Waarheid, die niet
teleurstelt, ligt binnen ons bereik. Hier treedt aan het licht wat wij allen,
mensen, zoeken als zin van ons leven: bij machte zijn om een ander mens te
redden!
Als jullie mij zoeken, laat deze mensen dan gaan.(Johannes
18,8) Het antwoord dat je zelf met zijn leven geeft, brengt mee dat je vanaf nu
je weg alleen moet gaan. Alleen zo wordt de Liefde voor Hem een vrijwillige
toewijding en overgave.
Alleen als je hart van Liefde voor Hem gloeit, kan je delen in zijn
Leven en zijn Liefde.
Van een zuster uit Brazilië, die bij de armsten der armen werkt, ontving ik
deze morgen een bezinning op
HET LAATSTE AVONDMAAL VAN ONZE HEER JEZUS
Jezus geeft ons vandaag een voorbeeld hoe Hij, Meester en Heer, zelf
beleeft wat Hij als Leraar voorhoudt. Zijn woorden krijgen waarde door het
getuigenis van zijn leven. Het gebaar zelf is zijn onderricht: gezag kan enkel
verstaan worden als dienst aan de anderen.
Petrus biedt eerst nog weerstand, omdat hij meent dat ongelijkheid
noodzakelijk en rechtvaardig is. Hij verstaat nog niet dat waarachtige Liefde
leidt tot gelijkheid en broederlijkheid. In de gemeenschap van gelovigen
bestaat er wel een verschil in functies, maar alle functies moeten ertoe
bijdragen opdat de wederzijdse liefde een levende werkelijkheid wordt.
Daarom is geen enkel gevoelen van superioriteit goed te praten, maar kan
alleen een persoonlijke verbondenheid als broeders en vrienden gelden. Jezus
zet zich op de knieën voor elk van zijn leerlingen om hun bestofte voeten te
wassen. Hij verliest hierdoor zijn gezag of zijn waardigheid niet: Hij toont
ons hoe ver Liefde kan gaan.