Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
Doorheen de dagen
Ervaringen besproken
06-09-2011
GEDICHT VAN DE WEEK
Ik ben lekker stout
Ik wil niet meer, ik wil niet meer! Ik wil geen handjes geven! Ik wil niet zeggen elke keer: Jawel mevrouw, jawel meneer... nee, nooit meer in m'n leven! Ik hou m'n handen op m'n rug en ik zeg lekker niks terug!
Ik wil geen vieze havermout, ik wil geen tandjes poetsen! 'k Wil lekker knoeien met het zout, ik wil niet aardig zijn, maar stout en van de leuning roetsen en schipbreuk spelen in de teil en ik wil spugen op het zeil!
En heel hard stampen in een plas en dan m'n tong uitsteken en morsen op m'n nieuwe jas en ik wil overmorgen pas weer met twee woorden spreken! En ik wil alles wat niet mag, de hele dag, de hele dag!
En ik wil op de kanapee met hele vuile schoenen en ik wil aldoor gillen: Nee! En ik wil met de melkboer mee en dan het paardje zoenen. En dat is alles wat ik wil en als ze kwaad zijn, zeg ik: Bil!
Liefde vervult de hele wet, het is een woord van Paulus in de eerste lezing De apostel zet zich hiermee af tegen de schijnheiligheid in de Joodse traditie, zoals ook Jezus zelf dat zo vaak gedaan had:
geen uiterlijke lippendienst, maar een bekering van het hart,daar komt het bij Jezus op aan!
Eerste Lezing uit de brief van Paulus aan de christenen van Rome
Broeders en zusters, Wees elkaar niets schuldig, behalve liefde, want wie de ander liefheeft, heeft de gehele wet vervuld.
Want: Pleeg geen overspel, pleeg geen moord, steel niet, zet uw zinnen niet op wat van een ander is deze en alle andere geboden worden samengevat in deze ene uitspraak: Heb uw naaste lief als uzelf.
De liefde berokkent uw naaste geen kwaad, dus de wet vindt zijn vervulling in de liefde.
(Romeinen 13,8-10)
---
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Wanneer uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht. Luistert hij naar u, dan hebt gij uw broeder gewonnen.
Maar luistert hij niet, haal er dan nog een of twee personen bij, opdat alles beruste op de verklaring van twee of drie getuigen.
Als hij naar hen niet wil luisteren, leg het dan voor aan de kerk. Wil hij ook naar de kerk niet luisteren, beschouw hem dan als een heiden of tollenaar.
Voorwaar, Ik zeg u: Wat gij zult binden op aardezal ook in de hemel gebonden zijn, en wat gij zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn.
Eveneens zeg Ik u: Wanneer twee van u eensgezind op aarde iets vragen het moge zijn wat het wil zullen zij het verkrijgen van mijn Vader die in de hemel is. Want waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden. (Matteüs 18,15-20)
LEEF VANUIT DE LIEFDE, DAN BEN JE ECHT VRIJ
Matteüs geeft richtlijnen om twisten op te lossen, maar Paulus graaft dieper: hij schetst de grondhouding die twisten kan voorkomen: De liefde berokkent de naaste geen enkel kwaad. Liefde vervult de hele wet.
Het leven zelf is dikwijls de beste leerschool. Ook de H. Augustinus heeft dit ondervonden. Zijn moeder, de H. Monica, was een vrome vrouw, gehuwd met een Romein, die er nogal op los leefde. Jarenlang volgt Augustinus dat lieve leventje van zijn vader, tot groot verdriet van zijn moeder. Vele tranen heeft zij om mij geweend, schrijft hij later zelf. Kort voor de dood van zijn lieve moeder wordt Augustinus wakker geschud. Hij ziet dat zijn manier van leven leeg en zinloos is. Hij gooit het roer om en kiest voor de weg, die zijn moeder had voorgeleefd. Jaren later maakt hij de balans op van zijn leven en schrijft een soort van autobiografie: de Confessiones of Belijdenissen.
Daarin komt hij ook bij de wijsheid, die Paulus aanprijst: Leef vanuit de liefde, en doe dan wat je wil. Dat is geen vrijgeleide om, om het even wat te doen. Het is wel de diepe kern van een leven in de Geest van Jezus. Daarbij gaat het niet om een massa regels en wetten. Die kunnen helpen, maar een mensenleven is veel complexer dan een wetboek. Daarom gaat het vooral om een grondhouding van liefde.
Maar laten we daarbij het woord van Johannes niet vergeten: Wat liefde is, hebben we geleerd van Hem die zijn leven voor ons gegeven heeft.Daarom horen ook wij ons leven te geven voor onze broeders en zusters. (1 Jo 3,16). Van ons wordt geen kruisdood gevraagd, maar een dikwijls ongeziene overgave aan God en aan de naaste. Zoals ook Jezus zelf die liefde tot God en tot de naaste het eerste, en ook hetzelfde gebod noemt.
Onze liefde zal nooit voltooid zijn en het werk aan onszelf nooit af. Maar op die Liefde komt het aan: de geest en niet de letter van de wet. Want De liefde berokkent de naaste geen enkel kwaad. Liefde vervult de hele wet.
In eenvoudige woorden: wees ontvankelijk, sta open voor Gods Heilige Geest. Zo word je een mens van goede wil, en zal je vanzelf kiezen voor alles wat deugd heet en lof verdient, voor wat goed is, hier en nu. Dat te weten, is een grote troost die vrij maakt van angst en nodeloze schuldgevoelens. Laten wij daarom proberen mensen van die goede wil te zijn.
Vader, heb dank voor de mensen in ons midden die getuigen van Uw liefde, mensen naar Uw hart, mensen die leven naar Uw droom. Draag hen als een zegel op Uw hart. Wees hen nabij in verwarde tijden en help hen om te onderscheiden wat echt goed is. Laat hen uw trouwe nabijheid ervaren.
Vader, wij bidden U om nieuw leven in uw Kerk : mensen die zich inzetten voor Uw Rijk, mensen die overal Uw woord spreken en Uw blijde boodschap uitdragen, mensen die bezield zijn door Uw geest van liefde, mensen naar Uw hart.
Vader, geef ons de kracht om trouw te blijven aan onze zending ook in moeilijke, soms onzekere tijden. Leer ons geloven dat Gij er zijt en dat Gij ons altijd zult dragen als een zegel op Uw hart.
Ook in onze tijd blijft niemand gespaard van lijden en ongemak. En dat lijden kan vele kleuren hebben. Voor velen van ons is het niet zo massief als voor Darmaan en zijn tijdgenoten. De wetenschap heeft ons voorzien van vele hefbomen om het leven aangenamer te maken op alle vlakken. Maar daardoor is het lijden niet verdwenen. Het is van gedaante veranderd.
Het lijden situeert zich vandaag de dag vaak in de onmacht om je relaties duurzaam, warm en levensvervullend uit te bouwen. Of het dringt bij je binnen via de innerlijke strijd naar balans en harmonie in je eigen leven. Je wordt overspoeld door mogelijkheden en je weet nauwelijks nog te kiezen. Voor anderen kan het lijden genadeloos toeslaan in een levensbedreigende ziekte zoals kanker, aids of tuberculose. Of door het wilde economische en sociale systeem dat je in de marge duwt zodat je niet meer mee kunt. Een groot deel van de wereld kreunt onder tekort en gemis.
Welke grondhouding neem je dan aan? Ga je je verstoppen en doen alsof er niets aan de hand is? Ga je kiezen om jezelf te verdoven door entertainment of activisme? Word je licht cynisch en degradeer je jezelf tot waarnemer van een op hol geslagen samenleving? Of zie je het lijden in je eigen leven, je familie, je vereniging, de samenleving als een uitdaging? Zie je de kansen die verborgen liggen in zoveel lijden?
Verwelkom het lijden niet op een naïeve manier, maar wel op een realistische manier. Wil je je energie er tegenaan gooien en met daadkracht, in overleg met medestanders, zoveel hindernissen als mogelijk omvormen tot kansen en uitdagingen? Ook jij kunt deze nieuwe weerbaarheid als levensmotto nemen. Het zal je een hele reeks van kansen geven om constructief je steentje bij te dragen in deze samenleving.
Ik geef graag toe dat het realisme in de strijd tegen het lijden erin bestaat dat je op het juiste moment onderscheid durft te maken tussen het lijden dat je kunt bestrijden en veranderen en het lijden dat je enkel kunt aanvaarden. Aanvaarden wil niet zeggen stilvallen, je gewonnen geven. Het is de keuze van een positieve, solidaire vrije mens.
Lijden, problemen, zorgen opwaarderen tot uitdagingen die je samen met anderen aanpakt, kan je extra energie geven om je leven zinvol en waardevol te beleven.
(Walter van Wouwe: Gelukkig zijn. Met Damiaan als bondgenoot Uitgegeven bij Kerk & Wereld)
1. Voor de verlaten poort van het kasteel verschijnt een leurder met een kist monturen van leesbrillen, goedkopere en dure. De burchtheer weert hem af: 'Ik kan nog heel
scherp zien,' zegt hij, 'zelfs door mijn vingers!' De venter geeft niet af: 'Je ziet veel
méér door deze bril, bijna door muren,
2. en je kijkt zó naar binnen bij de buren!' Hij zet een van de fokken op zijn neus en decreteert: 'Hiermee bezit je heus een tuig om dwars door alles heen te turen,
en kan je zelfs iemands gedachten lezen!' De ander zegt: 'Doe dat meteen bij dezen,
dan zie je zó dat ik geen koper ben!'
Anton van Wilderode: Barmhartig hout. Dertig Middeleeuwse Misericordes
(Misericordes of misericorden van het Latijn misericordia, barmhartigheid, (in de volkstaal zitterkens) zijn de laatmiddeleeuwse klosvormige eiken steuntjes aan de onderkant van koorgestoelten, waartegen kanunniken en kloosterlingen tijdens hun langdurige gebeden konden leunen. Op het einde van de middeleeuwen werden zij versierd met motieven uit fauna en flora, met geestige uitbeeldingen van spreekwoorden en zegswijzen of met vaak boertig en satirisch snijwerk.)
Vorige week werd Petrus nog de hemel in geprezen: je bent een rots, op jou kan ik mijn kerk bouwen.
Vandaag is het gans anders, Jezus zegt wat hemzelf nog te wachten staat: Jeruzalem, een kruis, verraden en verlaten, en helemaal geen droom van roem of macht en aanzien.
Meteen wil diezelfde Petrus tussenkomen: Dat mag niet gebeuren, Heer!
Onmiddellijk krijgt hij, die Petrus, die zo geprezen werd, de steenrots, die de eerste paus zal worden, een stevige bolwassing: Ga weg, Satan, weg, achteruit je laat je leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil.
In die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan; dat Hij daar veel zou moeten lijden van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden, maar dat Hij na ter dood gebracht te zijn, op de derde dag zou verrijzen.
Toen nam Petrus Jezus ter zijde en begon Hem ernstig daarover te onderhouden: Dat verhoede God, Heer! Zo iets mag U nooit overkomen !
Maar Hij keerde zich om en zei tot Petrus:Ga weg, satan, terug! Gij zijt Mij een aanstoot, want gij laat u leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil.
En daarna tot zijn leerlingen: Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen.
Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden. Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van eigen leven? Of wat zal een mens kunnen geven in ruil voor zijn eigen leven?
Want de Mensenzoon zal komen in de heerlijkheid van zijn Vader, vergezeld van zijn engelen, dan zal Hij ieder vergelden naar zijn daden. (Matteüs 16,21-27)
DAT HIJ VEEL ZOU MOETEN LIJDEN.
Vorige week zei Petrus: Gij zijt de Christus, de Zoon van de Levende God! Heel even doorzag hij Jezus diepste wezen. Maar dit inzicht is verre van volgroeid. Petrus denkt aan een heerser, alom gevierd én gevreesd om zijn macht. Daarom stuurt Jezus dit al te aardse beeld meteen bij. Hij zal Messias zijn op een heel onverwachte wijze: in liefde, gegeven, gedeeld gebroken.
Petrus denkt anders en aards. En Jezus lijkt wel kwaad te worden. Hij wil zijn diepste roeping niet laten wegroven. Daarom die harde woorden: Ga weg, Satan. Het moet hard aangekomen zijn voor die brave steenrots Petrus, die het zo goed bedoelde, maar het helemaal verkeerd voorhad. Hij moest nog veel, nog heel veel, groeien in de overgave aan Gods wil.
Zo is Petrus ten volle mens: heen en weer geschommeld tussen Gods wil en eigen inzicht. Zoals ook wij een leven lang ons hart moeten bekeren tot die Jezus, die zo onthutsend, zo verbijsterend, zo onverwacht anders is. Het is een lange leerschool, die ommezwaai van navelstaren naar het eigen ikje tot overgave aan Gods wil. Jezelf uit handen geven tot in Gods handen.
Zelfvergeten liefde is nooit makkelijk. Het vraagt zo dikwijls zelfverloochening, met ontgoocheling en onbegrip, en telkens nieuwe moed. Zó loopt de weg van Jezus, de weg van het kruis; zó loopt ook de weg van wie Hem wil volgen. Een Zoon van God met harde hand, dat zou geen nieuws geweest zijn, geen blijde boodschap. Er zijn er zoveel geweest: Alexander de Grote, Keizer Karel, Napoleon, Hitler en vele anderen. Als Jezus zo geweest was, was Hij slechts één van die velen geweest, die hun triomf bouwden op de nederlaag, het leed, en dikwijls ook het bloed van anderen. Het echte nieuwe, de echte blijde boodschap is een Lijdende Dienaar, die in zijn liefde tot het uiterste gaat. In zo Iemand, in zulke Messias wil God zichtbaar worden.
Heer Jezus, niet als een pletwals spreekt Gij ons aan, maar kwetsbaar door de liefde, gekwetst ook totterdood.
Sta bij ons, als het ons te machtig wordt, om te delen in uw gegevenheid, om te delen in uw gebrokenheid. Amen.
U achterna
U achterna, dat worden smalle wegen, de stilte tegemoet, de bergen in, - een kale wereld, kil en afgelegen, en elke draai een hachelijk begin.
U achterna, dat wordt een pijnlijk wagen, ver van vertrouwd geluk, al is dat klein; dat wordt eenmaal uw zware last meedragen en altijd onderweg en dakloos zijn.
U achterna, dat is voor armoe kiezen, voor honger en voor dorst en voor gemis en elke droom van zekerheid verliezen in een ontmoedigende duisternis.
U roep ik aan, u die ik na moet leven en die uw kruis nog krijgt en Golgotha: o Jezus, help me, als ik het zou begeven aan t einde van de reis U achterna.
De geur van diepe bossen na de regen, De geur van water en van roestbruin hout, De geur van t paard dat men het liefst mag rijden, En van het donker haar waarvan men houdt, Duister en licht in t witte bed gelegen, En, wat het beste is in dit bestaan, Te slapen met de liefste aan zijn zijde En dat dit zo zal zijn in alle tijden, Dit zijn de dingen die niet overgaan.
De kracht van stieren in de voorjaarsweide, De glans van tranen en van witte zijde En parels om een slanke hals gedaan, De macht van armen om een hals geslagen, De nacht van zoete antwoorden en vragen, De pijn der vrouwen die in t kraambed gaan, De pijn die men van zijn vriendin moet lijden En dat dit zo zal zijn in alle tijden, Dit zijn de dingen die niet overgaan.
Geluid van water dat van rotsen stort En van een kerk waarin gezongen wordt, En van zwaar weer, dat niet wil overgaan, Van slagregens in slapeloze nacht Dat men verlaten ligt en niet meer wacht, Het leeg wit bed, beschenen door de maan, De liefde die verkeert in t lange lijden, En dat dit zo zal zijn in alle tijden, Dit zijn de dingen die niet overgaan.
Valsheden van zijn vrienden ondergaan, Haat, afgunst, nijd, bedrog en eigenwaan, Spijt en berouw, en dat men t meest moet lijden Om wat men door de liefde heeft misdaan En dat dit alles niet was te vermijden Maar eeuwig zo zal zijn en voort zal gaan, En wolken die stil drijven langs de maan Terwijl men ligt en denkt aan beter tijden, Dit zijn de dingen die niet overgaan.
De stank van drek, rot vlees en rottend graan, t Gezicht der liefste die is uit haar lijden, de aasvlieg die daarop te gast wil gaan, de huichelaars die uw geluk benijden, de straf, dat men gestraft wordt door zijn vrienden, terwijl s lands vijanden slechts straf verdienden, het onrecht in de naam van recht gedaan, En dat dit zo zal zijn in alle tijden, Dit zijn de dingen die niet overgaan.
Prince:
Princes Marie, Maria Magdalene, Mij meer vertrouwd, als bitter zondares, Wier donker haar door Gods licht werd beschenen, Dan God en Jezus zelf, leer mij de les Om in het leed een beter weg te gaan.
Vervloekt en ongezegend is het lijden totdat men leert onder het kruis te staan, En dat dit zo zal zijn in alle tijden, Dit zijn de dingen die niet overgaan.
Jij bent Petrus en op die steenrots zal ik mijn Kerk bouwen. Voor sommige mensen valt deze zin moeilijk. Zij willen van harte christen zijn, maar hebben problemen met de concrete kerk, hier en nu: de manier waarop gezag wordt uitgeoefend, het gebrek aan communicatie en openheid, de kerkstructuren, de hiërarchie, de logheid van het instituut, enz..
Blijft de vraag: wat wordt er met die zin echt bedoeld?
Hoe dan ook: wij mogen geen stukjes evangelie weglaten, omdat ze ons moeilijk vallen. Ook in moeilijke passages heeft God ons wat te zeggen.
In die tijd kwam Jezus in de streek van Caesarea van Filippus en Hij stelde zijn leerlingen deze vraag:Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?
Zij antwoordden:Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de profeten.
Maar gij sprak Hij tot hen , wie zegt gij dat Ik ben?
Simon Petrus antwoordde:Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.
Jezus hernam:Zalig zijt gij, Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard maar mijn Vader die in de hemel is.
Op mijn beurt zeg Ik u: Gij zijt Petrus;en op deze steenrots zal Ik mijn kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.
Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn,en wat gij zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn.
Daarop verbood Hij zijn leerlingen nadrukkelijk iemand te zeggen, dat Hij de Christus was. (Matteüs 16,13-20)
GIJ ZIJT DE CHRISTUS, DE ZOON VAN DE LEVENDE GOD
Vorige maandag, op het hoogfeest van Maria, ten hemel opgenomen, lazen we nog dat magnifieke Magnificat: Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm en drijft uiteen wie zich verheven wanen. Drie, vier keer werd deze gedachte herhaald. Het laat maar één besluit toe: Zó is God, helemaal aan de kant van wie gebukt gaat onder onrecht. Zonder excuus of diplomatisch schipperen, maar klaar, duidelijk, onvoorwaardelijk. Zó is God, zó zal dus ook de Christus zijn, de Zoon van de levende God.
Trouwens, Jezus zelf laat daar niet de minste twijfel over bestaan. Wanneer Hij zijn openbaar optreden begint, licht hij zijn zending toe met woorden van Jesaja: De Geest van de Heer heeft mij gezonden om aan armen de goede boodschap te brengen, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en om verdrukten in vrijheid te laten gaan.
De toehoorders zitten gespannen te wachten: wat gaat Hij hier over zeggen. Maar Jezus heeft niet veel woorden nodig: Het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt, is nu in vervulling gegaan. Zo zegt Hij eigenlijk: Laat er geen twijfel over bestaan. Ik de Zoon van de Levende God sta aan de zijde van hen die geslagen worden, en niet bij hen die slagen toebrengen. Wie slagen toebrengt en zich op Mij beroept is een leugenaar. Zo iemand eert mij misschien met de lippen, maar zijn hart is ver van Mij. Ook dat waren, vele eeuwen vroeger, al profetische woorden, die niet in dank werden afgenomen. Voor Jezus zelf zal het niet anders gaan. Toen ze dit hoorden, werden ze woedend en wilden Hem in de afgrond storten.
Vandaag krijgen we dezelfde boodschap. De leerlingen herkennen hun vriend Jezus als God zelf: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God. Met deze woorden geeft Petrus eigenlijk aan: zoals Gij handelt, zo is God.
Het antwoord van Jezus is dan ook van levensbelang: Omdat Gij dat hebt ingezien, zal ik op u mijn kerk bouwen. God is aanwezig en zijn Kerk leeft daar, en alleen daar, waar en als mensen deze zending van Jezus verder zetten, waar en als mensen aan de kant staan van hen, die geslagen worden, en niet aan de kant van hen die slagen toebrengen.
Misschien moeten wij wel zo de woorden verstaan, die we deze week, tot tweemaal toe, in het evangelie lazen: Veel eersten zullen laatsten en veel laatsten zullen eersten zijn.
Ik geloof in de God van het christendom.
Ik geloof in God zoals Hij zich in Jezus heeft geopenbaard, zoals Hij in Jezus zichtbaar is geworden.
Een God die houdt van armen en zondaars, die Zich alleen maar kwaad maakt op schijnheiligen en huichelaars.
Een God die in het zand schrijft voor een overspelige vrouw, die het verloren schaap op zijn schouders neemt en de verloren zoon feestelijk ontvangt.
Een God die zijn verrader kust en het paradijs geeft aan de goede moordenaar.
Mijn vadertje, hij was rechtvaardigheid, Hij had den zwaren last op zich geladen, een eerlijk man te zijn in woord en daad. Dat is het schone, dwaze kwaad waar, na ons Here Jezus Christus, de sterkste man aan ondergaat
Zijn oog was rustigblauw; een verre zee. Zijn woord van blijheid soms plotse fusee in stalen nacht. Hij lachte rood en zoende onverwacht mijn dwaze haren en mijn jong gedacht.
De hoge schepen die de Schelde droeg, hij wist hun laden vast en schoon te sturen. Hij had hun namen lief, om mee te spelen, als een kind naïef; Karatschi, Pantos, Calcutta, lijk schoon koralen.
Hij wist de haven; heimwee en verdriet, bij vroegen morgenmist en in den avond onder luid en rauw sirenenlied.
Hij heeft de bossen van zijn jeugd bemind, Hij kende bomen lijk wij mensen kennen, Hij wist de winden en den oogst, en wou mijn hand aan 't ruw bedrijf des jagers wennen.
Mijn vadertje hij was rechtvaardigheid. Hij had de goede liefde tot de still' en ware dingen.
Onder de schaduw van een dorpse kerk ligt zijn sobere zerk. Ik weet hoe zijn gedenken mij gelijk een lichte wolk behoedt. Zijn rode, bange handen hield hij stervend Christus tegemoet.
Naar aanleiding van het feest van vandaag, Maria, ten hemel opgenomen, vinden we in Kerk en Leven van vorige woensdag, 10 augustus, een artikel van de hand van Ronald Sledsens: De schilder bij de Koningin in haute couture.
Het is een nauwgezette ontleding van een doek van Rogier van der Weyden: Lucas die de Madonna met Kind schildert.
Dé centrale zin in deze bespreking luidt: Maria zit wel op een troon, maar ze is afgezakt naar de onderste tree, omdat ze geen standenmadam wil zijn.
Aanbevolen dus!
(Je kan dit artikel mét een prachtige reproductie van het schilderij ook vinden op de website van Kerk en Leven: http://www.kerknet.be/kerkenleven/ )
Bij haar bezoek aan Elisabeth jubelde Maria het uit met deze woorden:
Mijn ziel prijst en looft de Heer, mijn hart juicht om God, mijn redder:
Hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares. Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen,
ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan, heilig is zijn naam.
Barmhartig is Hij, van geslacht op geslacht, voor al wie hem vereert.
Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm en drijft uiteen wie zich verheven wanen,
heersers stoot Hij van hun troon en wie gering is geeft Hij aanzien.
Wie honger heeft overlaadt Hij met gaven, maar rijken stuurt Hij weg met lege handen.
Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar, zoals Hij aan onze voorouders heeft beloofd:
Hij herinnert zich zijn barmhartigheid jegens Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid. (Lucas 1,46-56)
HIJ SLAAT TROTSEN VAN HART UITEEN
Het mysterie, dat wij vandaag vieren, de tenhemelopneming van Maria, gaat ons verstand volledig te boven. Daarom een korte bezinning, die vertrekt van de mooiste zinnen uit het Magnificat, woorden, die kleine mensen alleen maar kunnen verheugen:
Hij toont de kracht van zijn arm; slaat trotsen van hart uiteen. Heersers ontneemt Hij hun troon, maar Hij verheft de geringen. Die hongeren overlaadt Hij met gaven, en rijken zendt Hij heen met lege handen.
Daarom mogen we mijmeren:
Maria leeft in elke vrouw in elke mens die om het even waar wordt vergeten en over het hoofd gezien.
Maria leeft in elke vrouw in elke mens van wie niemand iets verwacht.
Maria leeft in elke mens die niet berust bij minachting of onmacht maar die - tenminste bij zichzelf - de hoop wakker houdt dat ook een neergeslagen mens ooit rechtop zal lopen.
Maria leeft in elke mens die weigert te verlammen in de angst en durft te geloven in dat woord: vrees niet, met jou wil God iets nieuws beginnen.
Ieder mens kan in zijn of haar leven de kiemen dragen van een nieuwe toekomst.
vrij naar Carlos Desoete
In deze geest van harte een zalige hoogdag!
Moeder Maria, mijn eigen moeder heeft mij van u verteld toen ik een kind was.
Sedert die jaren weet ik reeds wie gij zijt. Ik weet dat gij een bron zijt van gaven, en dat gij miljoenen mensen die u hebben aanroepen, hebt verhoord.
Als ik naar uw beeltenis kijk, gaat er een warmte vanuit, alsof gij zeggen wilt: 'Zeg maar wat je op je hart hebt, en ik zal je bijstaan'.
Men noemt u niet voor niets, de Moeder van Altijddurende Bijstand.
Sta ons bij, Maria, dag in dag uit, altijd en overal, laat ons niet alleen. Amen.
Vrouwen spelen wel eens meer een belangrijke rol in het evangelie. Zo is er vandaag een Kananese vrouw, een vreemdelinge, die slechts enkele, maar zeer rake woorden spreekt. Vanuit een eenvoudig, maar groot geloof, roept zij Jezus ter hulp, in een zeer kort maar veelbetekenend zinnetje.
Dank zij haar grote geloof ondervindt zij dat zij ook als vreemdelinge niet aan de kant wordt gezet en dat Jezus haar een barmhartige en meelevende God toont.
Laten ook wij ons hart voor God openstellen en als kleine mensen de gave van een eenvoudig geloof vragen.
In die tijd trok Jezus zich terug naar de streek van Tyrus en Sidon. Op een gegeven ogenblik trad een Kananese vrouw uit dat gebied naar voren, luid roepend:Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David! Mijn dochter is van een duivel bezeten en wordt verschrikkelijk gekweld.
Maar Jezus gaf haar in het geheel geen antwoord. Toen wendden zijn leerlingen zich tot Hem met het verzoek: Stuur die vrouw toch weg, want ze blijft ons achterna roepen.
Hij antwoordde: Ik ben alleen maar tot de verloren schapen van het huis van Israël gezonden.' Maar de vrouw kwam naderbij, wierp zich voor zijn voeten neer en zei: Heer, help mij !
Hij gaf haar ten antwoord: Het is niet goed het brood dat voor de kinderen bestemd is, aan de honden te geven. Toch wel, Heer sprak zij want de honden eten immers toch ook de kruimels die van de tafel van hun meesters vallen.
Daarop zei Jezus haar: Vrouw, ge hebt een groot geloof! Uw verlangen wordt ingewilligd. En van dat ogenblik was haar dochter genezen. (Matteüs 15, 21-28)
DE KRUIMELS VAN DE TAFEL
De honden eten toch de kruimels brood die van de tafel vallen. Het is een kort zinnetje maar het zegt zeer veel. Vanuit hun eigenwaan bestempelden de Joden de andere volken als honden: ZIJ waren Gods geliefden, ZIJ waren veel meer waard en zoveel beter dan alle anderen. Maar die hoogmoed wordt terechtgewezen. De blijde boodschap van Jezus is er niet enkel voor de Joden: Hij wil redding brengen voor alle volken. Er is daarbij geen enkele voorkeur. Gods liefde gaat uit naar alle mensen. Zo wordt ook elke vorm van racisme, vreemdelingenhaat of uitsluiting verworpen. Laten wij die diepere betekenis niet vergeten: Gods helende liefde gaat uit naar alle mensen.
En dan is er dat woordje brood. In het evangelie duidt het zo vaak op Jezus, die zichzelf het brood noemt voor het leven van de mensen. Zijn velen, die zich christen noemen, niet al te zeer gewoon geraakt aan dat evangelie? Zozeer gewoon dat het hen niet meer beroert? Ze proeven de diepgang niet meer. De boodschap gaat aan hen voorbij, omdat ze opgeslorpt worden door andere boodschappen, die geen echt geestelijk voedsel zijn.
Hoe dankbaar echter kunnen zoekende mensen zijn voor de kruimels van het evangelie, voor het levend brood dat Jezus is! Daarom is het gebed van die vrouw zo veelzeggend. Zij verlangt ten volle naar een Woord van Jezus. Wie zo verlangend openstaan worden verzadigd. Zij krijgen het goede brood van de blijde boodschap.
Als voor vele mensen het evangelie verbleekt is, is dat niet omdat zij dit woord van leven niet meer nodig hebben, maar omdat zij hun heil zoeken in andere woorden, die heel vlug lege dozen blijken. Maar wie openstaat voor waarheid, goedheid en schoonheid, bloeit open voor Jezus en vindt voedsel en genezing in ZIJN woord van leven.
Zalig zijn daarom die mensen, die hongeren naar echte woorden van leven. Maar bij hen, die het evangelie reeds lang menen te kennen, is er soms alleen maar verveling en gewoonte. Mochten wij, zoals de Kananese vrouw, met heel ons hart openstaan voor het woord van van Jezus, dat ons leven kan genezen en helen.
Heer Jezus, als wij gewoon geraakt zijn aan uw evangelie, wil ons dan omvormen en veranderen om opnieuw smaak te vinden in Uw Woord van Leven. Amen.
Iemand had de gewoonte om met God te spreken, en omgekeerd. Gewoon.
Eens ging hij voorbij een bank waarop een vuil en vies oudje zat wat soezend in de zon.
Hij zag hem wel, maar - hoe vriendelijk hij gewoonlijk ook was hij ging voorbij.
Toen zei God plots: Herken je mij niet meer? Hoe? Waar? vroeg de man.
Daar antwoordde God. De man keek om naar de bank, naar het oudje...
Zeg, God, zei de man, je hebt je weer wondergoed vermomd!
Dan ging hij naast het oudje zitten en vond hem helemaal niet meer zo vuil en vies.
Avec la mer du Nord pour dernier terrain vague Et les vagues de dunes pour arrêter les vagues Et de vagues rochers que les marées dépassent Et qui ont à jamais le cur à marée basse Avec infiniment de brumes à venir Avec le vent de l'est écoutez le tenir Le plat pays qui est le mien
Avec des cathédrales pour uniques montagnes Et de noirs clochers comme mâts de cocagne Où des diables en pierre décochent les nuages Avec le fil des jours pour unique voyage Et des chemins de pluie pour unique bonsoir Avec le vent d'ouest écoutez le vouloir Le plat pays qui est le mien
Avec un ciel si bas qu'un canal s'est pendu Avec un ciel si bas qu'il fait l'humilité Avec un ciel si gris qu'il faut lui pardonner Avec le vent du nord qui vient s'écarteler Avec le vent du nord écoutez le craquer Le plat pays qui est le mien
Avec de l'Italie qui descendrait l'Escaut Avec Frida la blonde quand elle devient Margot Quand les fils de Novembre nous reviennent en Mai Quand la plaine est fumante et tremble sous Juillet Quand le vent est au rire, quand le vent est au blé Quand le vent est au sud, écoutez le chanter Le plat pays qui est le mien.
(Jacques Brel)
MIJN VLAKKE LAND
Wanneer de Noordzee koppig breekt aan hoge duinen En witte vlokken schuim uiteen slaan op de kruinen Wanneer de norse vloed beukt op het zwart basalt En over dijk en duin de grijze nevel valt Wanneer bij eb het strand woest is als een woestijn En natte westenwinden gieren van venijn Dan vecht mijn land, mijn vlakke land.
Wanneer de regen daalt op straten, pleinen, perken Op dak en torenspits van hemelhoge kerken Die in dit vlakke land de enige bergen zijn Wanneer onder de wolken mensen dwergen zijn Wanneer de dagen gaan in domme regelmaat Een bolle oostenwind het land nog vlakker slaat Dan wacht mijn land, mijn vlakke land
Wanneer de lage lucht vlak over het water scheert Wanneer de lage lucht ons nederigheid leert Wanneer de lage lucht er grijs als leisteen is Wanneer de lage lucht er vaal als keileem is Wanneer de noordenwind de vlakte vierendeelt Wanneer de noordenwind er onze adem steelt Dan kraakt mijn land, mijn vlakke land
Wanneer de Schelde blinkt in zuidelijke zon En elke Vlaamse vrouw flaneert in zonjapon Wanneer de eerste spin zijn lente-webben weeft Of dampende het veld in juli zonlicht beeft Wanneer de zuidenwind er schatert door het graan Wanneer de zuidenwind er jubelt langs de baan Dan juicht mijn land, mijn vlakke land.
God is niet angstaanjagend, zoals in het verleden wel eens voorgehouden werd. Hij is heel anders, Hij wil ons ter hulp komen en nabij zijn.
Dat horen we vandaag in de twee lezingen. Hij komt niet in het geweld van storm, donder en bliksem. Integendeel, zijn nabijheid doet deugd als een zachte, verkwikkende bries.
En als Petrus dreigt onder te gaan, omdat Hij vertrouwt op het woord van de Heer, en zijn Heer over het water tegemoet gaat, komt Jezus zelf hem ter hulp en reikt hem de hand.
Ook wij kunnen soms op het punt staan om onder te gaan: daarom bidden wij dat Hij ook ons voelbaar en tastbaar de hand reikt.
Na de broodvermenigvuldiging dwong Jezus zijn leerlingen in de boot te gaan en alvast naar de overkant te varen, terwijl Hij het volk naar huis zou zenden.
Toen Hij het volk had weggezonden, ging Hij de berg op om in afzondering te bidden. De avond viel en Hij was daar alleen.
De boot was reeds een heel eind uit de kust verwijderd en werd geteisterd door de golven, want zij hadden tegenwind.
Tegen de morgen kwam Jezus te voet over het meer naar hen toe. Maar toen de leerlingen Hem zo over het meer zagen gaan, raakten zij van streek omdat zij een spook meenden te zien en zij begonnen van angst te schreeuwen.
Maar Jezus zei onmiddellijk tot hen: Weest gerust, Ik ben het. Vreest niet. Heer, - antwoordde Petrus - als Gij het zijt, zeg mij dan dat ik over het water naar U toe moet komen. Waarop Jezus sprak: Kom ! Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe.
Maar toen hij merkte hoe hevig de wind was, werd hij bang; hij begon te zinken en schreeuwde: 'Heer, red mij! Terstond stak Jezus zijn hand uit en greep hem vast, terwijl Hij tot hem zei: Kleingelovige, waarom hebt ge getwijfeld? Nadat zij in de boot gestapt waren, ging de wind liggen.
De inzittenden wierpen zich voor Hem neer en zeiden: Waarlijk, Gij zijt de Zoon van God. (Matteüs 14,22-33)
HIJ IS MIJN VADER
Vele jaren geleden las ik een verhaaltje, dat goed aansluit bij het evangelie van vandaag. De auteur ben ik helaas vergeten, maar het verhaaltje ging ongeveer zo.
Hoog boven een marktplein had een koorddanser een koord gespannen. Alle mensen stonden aan de grond genageld toen de koorddanser heel rustig wandelde over de koord.
Het einde van het nummer was een sensatie. Er stond daar een pyloon, en er was ook een kruiwagen. De koorddanser riep: Durf ik er overgaan, met de kruiwagen?
Uit meer dan duizend kelen klonk het antwoord: Ja. Heb je genoeg vertrouwen in wat ik kan? Ja, klonk het even luid. Wil er dan iemand in de kruiwagen komen zitten?
Dat was teveel gevraagd. Niemand durfde, niemand had de moed, niemand had genoeg vertrouwen.
En dan was er opeens een stemmetje, heel achteraan en ongezien. Het stemmetje zei: Ik durf het, ik vertrouw je.
Het was een kindje, en het klom hoog in de pyloon, en dan ging het in de kruiwagen zitten. De koorddanser ging over de koord, met het kindje in de kruiwagen. De mensen klapten in de handen.
Toen het kindje weer beneden was, vroegen de mensen: Heb je geen schrik gehad, ben je niet bang geweest? Schrik of bang? zei het kindje. Waarom?, hij is mijn vader.
Laat dit zinnetje ons bijblijven: Hij is mijn Vader. Dan kunnen ook wij aan, wat ondoenbaar of onmogelijk lijkt. Dan krijgen wij opnieuw vertrouwen als de moed ons in de schoenen zinkt. Dan kunnen ook wij, om het met de woorden van het evangelie te zeggen: over water wandelen.
De wereld van het kind mag nergens donker zijn, want donker is oneindig groot, en kinderen zijn klein.
De wereld van het kind mag nimmer droefheid zijn, want droefheid is ondenkbaar diep, en kinderen zijn klein.
De wereld van het kind moet pure liefde zijn, want liefde is het hart van God dat bij een kind wil zijn.
Twee vissen, die iemand bij zich had,en vijf broden, die gebroken en gedeeld worden: ze volstaan om duizenden mensen te voeden.
Ze zijn ook een beeld van Jezus zelf, die tijdens zijn leven gebroken werd, en die in Woord en Brood gedeeld wordt om voedsel en levenskracht voor ons te worden
Een mens leeft immers niet alleen van het brood dat van de bakker komt
Jezus week met een boot uit naar een eenzame plaats om alleen te zijn. Toen de mensen dat hoorden, volgden ze Hem te voet vanuit de steden.
Toen Hij van boord ging, zag Hij een grote menigte. Hij had zeer met hen te doen en genas hun zieken.
Toen het avond werd, kwamen zijn leerlingen Hem zeggen: Dit is een eenzame plaats en het is al laat geworden. Stuur de mensen weg, dan kunnen ze zelf in de dorpen eten gaan kopen.'
Maar Jezus zei: `Ze hoeven niet weg te gaan. Jullie moeten hun te eten geven.'
Zij zeiden Hem: `Wij hebben hier niets anders dan vijf broden en twee vissen.'
Hij zei: `Breng die hier.' En Hij verzocht de mensen op het gras te gaan zitten, nam die vijf broden en twee vissen, keek op naar de hemel, sprak de zegenbede uit, Hij brak de broden en gaf ze aan de leerlingen, en de leerlingen gaven ze aan de mensen.
Allemaal hadden ze volop te eten. Ze haalden de brokken op die over waren, twaalf korven vol. Afgezien van vrouwen en kinderen waren het zo'n vijfduizend man die gegeten hadden. (Matteüs 14,13-21)
WOORD EN BROOD VAN LEVEN
Dit wonderverhaal heeft een dubbele bodem: de inhoud gaat veel verder dan de letterlijke woorden. De eenzame plaats zonder voedsel is ons eigen leven, met zijn nood en tekort, zijn leed en zijn pijn.
Die nood van mensen laat Jezus leerlingen eerst koud: Stuur hen weg, laat hen zelf eten kopen. Dat ze zichzelf redden! Jezus is gans anders: Hij voelt diep medelijden: geef gij hun maar te eten. Zij pruttelen nog tegen: Wat kunnen wij doen: vijf broden, twee vissen?
Maar Jezus kijkt veel verder dan het simpele tekort aan eten. Hij schouwt al naar de toekomst, zijn eigen toekomst, zijn eigen lichaam, dat gegeven en gebroken zal worden, voor het leven van de wereld.
Zo zal zijn leven immers verder gaan: Hij zal verraden worden, afgewezen. Met al zijn liefde voor de mensen zal Hij gegeven en gebroken worden, ten dode toe tot Hij weer verrijst en weer tot leven komt, en altijd weer opstaat.
In zijn Woord en in zijn Leven kunnen ook wij voedsel vinden en dan kunnen ook onze ogen open gaan, op onze eigen weg naar Emmaüs, als elke hoop gedood lijkt.
Dan kunnen ook wij als nieuwe mensen opstaan, om zoals Jezus onszelf te geven, om zoals Jezus gebroken en gedeeld te worden, voor het leven van de mensen.
Want krachtig zijn die handen van mensen, krachtig zijn die woorden van mensen, die Gods eigen tederheid, Gods eigen mededogen tonen.
Heer Jezus, schenk ons de eenvoud en de moed uw eigen leven na te leven. Laat ons naar mensen toegaan, zoals Gij zelf naar ons toekomt, gegeven, gebroken en gedeeld. Amen.
Goudkorrel Glimlach
Hij kost niets en verwezenlijkt veel, hij verrijkt degene die hem ontvangt zonder de schenker te ontrieven. Hij duurt slechts een ogenblik, maar de herinnering eraan kan eeuwig zijn.
Een glimlach is verpozing voor 't vermoeide wezen, moed voor de moedeloze ziel, troost voor het rouwend hart.
Hij is een kostbaar tegengif dat de natuur in voorraad. houdt voor elke vorm van leed.
En,zo men u de glimlach weigert die u naar u meent verdient, wees dan grootmoedig en ... schenk de uwe.
Want niemand heeft groter nood aan een glimlach dan hij, die hem niet schenken kan
Het kan gebeuren dat wij opeens, in een flits, ondervinden of inzien dat andere dingen veel belangrijker zijn, dan datgene wat ons doorgaans bezighoudt.
Sommige gebeurtenissen kunnen ons de vraag doen stellen: wat is nu écht belangrijk, waar komt het nu écht op aan in een mensenleven?
Jezus spreekt daar vandaag over in twee korte parabels: het Rijk der hemelen lijkt op een schat, verborgen in een akker, vergeten en uit het oog verloren.
En het lijkt ook op een kostbare parel
Waar leggen wij de klemtoon in ons leven?
In die tijd zei Jezus tot de menigte: Het Rijk der hemelen gelijkt op een schat,verborgen in een akker.Toen iemand hem vond, verborg hij hem weer,en in zijn blijdschapging hij alles te gelde maken wat hij bezat en kocht die akker.
Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een koopman,op zoek naar mooie parels.Toen hij een parel van grote waarde had gevonden,ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar. (Matteüs 13,44-46)
HET RIJK DER HEMELEN, VERLOREN IN DE AKKER VAN DE WERELD
De schat in de akker, waarvoor je alles prijsgeeft. De mooie parel, die meer waard is dan al het andere. Wat is voor ons het belangrijkste in ons leven?
De mening zal verschillen van mens tot mens en van moment tot moment. Een goede gezondheid, zoals wij elkaar met Nieuwjaar wensen? Een carrière met veel succes en veel geld? Dat we gespaard blijven van rampen, dat de zaken goed mogen gaan, dat de kinderen goed terechtkomen?
Elk van ons heeft wel zijn eigen antwoord op elk ogenblik. Wij bidden er ook voor dat onze wensen in vervulling mogen gaan
En toch zien we meer dan eens: mensen die rijk zijn maar geen vreugde kennen mensen die gezond zijn maar niet gelukkig mensen die geslaagd zijn in het leven maar onvoldaan blijven.
Waar zijn die schat of die parel dan wel verborgen, en door ons misschien vergeten of uit het oog verloren?
De droom van Salomo, in de eerste lezing, kan ons een lesje leren. De Heer vraagt aan de jonge koning: Wat wil je dat Ik je geef?
En Salomo vraagt niet om rijkdom of een lang leven. Hij vraagt om een opmerkzame geest en een luisterend hart. Hij vraagt om ontvankelijk te blijven voor Gods Woord,
Hij vraagt om te kunnen onderscheiden waar het op aankomt. Kortom: hij vraagt om inzicht en levenskunst.
God, onze Vader, geef ook aan ons een deeltje van de wijsheid die Gij aan Salomo verleend hebt.
Dat ook wij ontvankelijk mogen worden voor Uw stem, die zo zacht klinkt en overstemd wordt in het rumoer van onze wereld. Uw stem, die ons de weg wijst naar Uw beloofde Rijk van waarheid, heiligheid en liefde.
Want Uw Rijk is de parel, die meer waard is dan al het andere, Uw Rijk is de waarachtige schat, verborgen in de akker van ons leven, verloren in de akker van de wereld. Amen.
Er loopt een oude man iedere dag in dezelfde straat. Hij is erg oud en erg alleen. Honderden mensen gaan hem dagelijks voorbij, onverschillig. Ze gaan allen hun eigen weg naar hun eigen belang. Hij kent ze, bijna allen. Ze haasten zich voorbij en zien niet om.
Wat zou het een formidabele verrassing zijn voor deze oude versleten man als plots, zo maar, een van de regelmatige voorbijgangers bleef stilstaan, hem een pakje tabak in de handen stopte en hem vriendelijk in het oor fluisterde: 'Hier, vadertje, een pijp tabak en houd je taai!'
De oude man zou om dit simpele gebaar dagenlang zielsgelukkig zijn! Er zijn duizenden oude mensen, die wachten op een blijk van genegenheid en sympathie, en er is een bepaalde man of vrouw die wacht op jou!
Vandaag krijgen we eigenlijk het vervolg van de parabel van De zaaier, die we vorige week lazen. Op de akker waar gezaaid werd, groeit niet alleen tarwe, maar ook onkruid.Wij willen dan meteen wieden of sproeien om het veld proper te houden.
Maar God beziet mensen en dingen anders.Hij kijkt met de ogen van zijn hart.Hij geeft alle gewassen groeikansen.Daarom is de boodschap van vandaag voor ons:wees voor elkaar zo goed als God voor jullie isen geef elkaar dus altijd een nieuwe kans.
Jezus hield de mensen deze gelijkenis voor: `Met het koninkrijk der hemelen gaat het als met iemand die goed zaad op zijn akker had gezaaid. Toen iedereen sliep, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging weer weg.
Toen het gewas opschoot en vrucht zette, kwam ook het onkruid tevoorschijn.
De knechten van de eigenaar kwamen hem zeggen: `Heer, hebt u geen goed zaad op uw akker gezaaid? Waar komt dat onkruid dan vandaan?''
Hij zei hun: `Een vijandig mens heeft dat gedaan.''
De knechten vroegen hem: `Zullen we het er dan maar uit gaan halen?''
Maar hij zei: `Nee, want als jullie het onkruid eruit halen, trek je tegelijk de tarwe uit. Laat ze samen opgroeien tot de oogst, en in de oogsttijd zal ik tegen de maaiers zeggen:
Haal eerst het onkruid bijeen en bind het in bussels om het te verbranden, maar verzamel de tarwe in mijn schuur.'' (Matteüs 13,24-30)
DE TIJD VAN GODS GEDULD
Op een bepaalde dag zei de Heilige Clara aan Franciscus van Assisi:
Alle wezens hebben hun tijd. Maar deze tijd is niet voor allen dezelfde. De tijd van de dingen is niet de tijd van de dieren. En die van de dieren is niet die van de mensen.
En boven alles en totaal anders, bestaat er de tijd van God, die al het andere omsluit en overstijgt. Gods hart klopt niet op hetzelfde ritme als het onze. Het heeft zijn eigen beweging: die van zijn eeuwige barmhartigheid, die gaat van eeuw tot eeuw.
Jezus is het echte gelaat van een geduldige God, die rustig en vol vertrouwen alles ten goede leidt naar het uur van zijn genade.
Daarom mogen wij dankbaar bidden:
God, onze Vader, wij danken U omdat wij mogen leven in de tijd van uw geduld. Het onkruid groeit nog tussen de tarwe, in de wereld en in ons hart.
Gij gunt uw mensen nog de tijd. Uit uw milde barmhartigheid mogen wij leven. Verleen ons eenzelfde rustig en zachtmoedig geduld. Amen.
Heer, allen dragen wij duistere plekken in ons, allen hebben wij nood aan diepe bekering.
Wees ons genadig, raak ons aan met uw barmhartigheid, en genees ons.
Bevrijd ons van elke vorm van kwaad en bewaar ons in uw liefde. Alle dagen van ons leven. Amen.
Ik zal de halmen niet meer zien, noch binden ooit de volle schoven, maar doe mij in de oogst geloven waarvoor ik dien.
Vandaag en de komende zondagen lezen wij enkele parabels van Jezus over het Rijk der hemelen. Wanneer Jezus iets te verkondigen had, vertelde Hij meestal een verhaal. Matteüs zegt zelfs dat Hij alleen maar sprak in de vorm van verhalen of parabels.
Vandaag beginnen wij met de bekende gelijkenis van de zaaier en het zaad.
Omdat er ook in ons leven rotsgrond en distels aanwezig zijn ogen die niet zien, oren die niet horen mogen wij dankbaar zijn om Gods barmhartigheid, die nooit aflaat.
Op zekere dag verliet Jezus zijn huis en ging aan de oever van het meer zitten.Toen verzamelde zich bij Hem een menigte zo talrijk,dat Hij in een boot moest stappen om daar plaats te nemen,terwijl de hele menigte langs het strand bleef staan. Hij sprak tot hen over vele dingen in gelijkenissen.
Eens zo begon Hij ging een zaaier uit om te zaaien.Bij het zaaien viel een gedeelte op de wegen de vogels kwamen het opeten.
Een ander gedeelte viel op de rotsachtige plekken, waar het niet veel aarde had; het schoot snel op omdat het in ondiepe grond lag.Toen de zon was opgekomen,kreeg het te lijden van de hitte, zodat het verdorde bij gebrek aan wortel.
Weer een ander gedeelte viel onder de distels en deze schoten op, zodat het verstikte.
Een laatste gedeelte tenslotte viel op goede grond en leverde vrucht op: deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig.
Wie oren heeft, hij luistere.
---
Zo dikwijls iemand het woord van het Koninkrijk wel hoort maar niet begrijpt, komt de boze en rooft weg wat gezaaid ligt in zijn hart; dat is hij die op de weg gezaaid is.
Die op rotsachtige plekken werd gezaaid, is hij die het woord hoort en het terstond met blijdschap opneemt: maar hij heeft geen wortel geschoten, hij leeft bij het ogenblik, en als hij omwille van het woord onderdrukt of vervolgd wordt, komt hij onmiddellijk ten val.
Die gezaaid werd tussen distels is hij die het woord wel hoort, maar dit wordt door de zorgen van de wereld en de begoocheling van de rijkdom verstikt en zo blijft het zonder vrucht.
Maar die in goede aarde werd gezaaid, is hij die het woord hoort en begrijpt en daarom vrucht draagt; bij de een is de opbrengst honderdvoudig, bij een ander zestigvoudig en bij een ander dertigvoudig. (Matteüs 13,1-9.19-23)
ALS DE ZIELE LUISTERT
Het Woord van de Heer is een wonder Woord. Soms brengt het troost, soms klinkt het hard of is het veel gevraagd.
Wij leren het kennen, dit woord van God: eerst en meest in de Bijbel, maar ook in de natuur, en in de mens bij ons: in de oorspronkelijke zuiverheid van Gods schone schepping, evenzeer als in een zachte hand, een teder gebaar, een stil gebed.
Wij kunnen het zeker ook leren kennen door de concrete omstandigheden van ons leven: welk Woord wil de Heer vandaag tot mij spreken, wat wil Hij vandaag van mij vragen, in dit gebeuren, in deze mens?
Heer Jezus, maak ons tot mensen, die luisterbereid zijn, ge-HOOR-zaam aan het Woord, dat Gij spreekt, ge-HOOR-zaam aan U, het mensgeworden Woord van God, dat Gij zijt. Amen.
Heer, laat mij als een zaaier door de velden van het leven gaan. Ik wil geen onkruid zaaien, geen ééndagsbloemen, maar graan dat de diepste honger van de mensen stilt.
Geef in mijn handen, Heer, het graan van uw liefde, en toon mij het veld waarop ik zaaien mag. Met uw genade zal ik gaan, Heer, uw liefde zaaien in de smalle voren van het mensenhart.
Laat mij elk avond huiswaarts keren, moe, met lege handen misschien, maar met een rotsvast vertrouwen dat het kiemen en het rijpen van het graan in uw handen ligt.
Wil, Heer, mij geven wat een goede zaaier nodig heeft: een groot geloof, een rustig hart, een eindeloos geduld en veel, zeer veel edelmoedigheid. Amen.
Een man zoekt bescherming bij een rabbijn. Hij vertelt hem dat hij op de vlucht is voor soldaten en dat hij gedood zal worden als ze hem vinden. De rabbi besluit de vluchteling onderdak te geven maar zijn daad stuit op weerstand van de dorpsbewoners. 'Waarom heb je die vluchteling gastvrij in je huis opgenomen? Wat gaat er straks met ons gebeuren?' vragen ze.
De rabbi wijst erop dat de joodse wet de opdracht geeft vervolgden, die met de dood worden bedreigd gastvrijheid te verlenen. De inwoners vrezen echter represailles, waarbij het hele dorp zal uitgemoord worden. Zij vragen de rabbi een oplossing te zoeken en de vluchteling uit te leveren.
De hele nacht bestudeert de rabbi de uitleg over de joodse wet. Pas als het ochtend is, vindt hij een tekst die luidt: 'Omwille van één man hoeft niet het hele dorp om te komen.'
Hij leest de vluchteling de tekst voor.
Op dat ogenblik komen de soldaten het dorp binnen en vragen: 'Zeg ons waar de vluchteling zich schuilhoudt, anders zullen wij het hele dorp in brand steken.' De rabbi antwoordt: 'Hier is hij.'
Uitgelaten omdat het gevaar is afgewend vieren de dorpsbewoners de hele dag feest.
Maar de rabbi laat zich niet zien, in zijn kamer staart hij verdrietig vol schuldgevoel voor zich uit,
Op dat moment komt Elia binnen, de profeet die de komst van de Messias aankondigt.
Elia zegt: 'Wat heb jij gedaan?' De rabbi antwoordt: 'Ik heb een mens laten omkomen om het hele dorp te sparen.'
Daarop zegt Elia: 'Die opgejaagde vluchteling was de Messias: 'Maar hoe kon ik weten dat hij de Messias was?' vraagt de rabbi.
Elia zegt: 'Als je niet de hele nacht in de boeken had gezocht, maar een keer naar het gezicht van de man had gekeken, had je het geweten.'
Tijden terug toen alles nog van voren af aan beginnen moest, de weg naar boven van leerzaam leven loutering geloven en aan een hoge meester toebehoren die weelde dikwijls dikwijls wee zou wezen. Ik sta nog aan de rugwand van de krater gevuld met lava of met levend water.
Verlaat mij niet nu met geweld gerezen de arend nacht door geen bevel beteugeld hangt in de valscherm van zijn harde vleugels.
Voor wie bemint en bemind wordt, kunnen kleine, eenvoudige woorden en gebaren een bron van vreugde en dankbaarheid zijn. Vriendelijkheid en hartelijkheid maken het leven tot een feest, één groot geluk, ondanks alles wat tegenzit. Zelfs de zwaarste lasten worden dan licht en draaglijk!
Jezus zegt van zichzelf dat Hij zachtmoedig is en nederig van hart. Zo reikt Hij ons een manier van leven aan, die niet zwaar en belastend is, maar zacht en licht en evenzeer dienstbaar, liefdevol en vreugdevol.
In die tijd nam Jezus het woord: `Ik dank U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat U dit alles verborgen hebtgehouden voor wijzen en verstandigen en het onthuld hebt aan eenvoudigen. Ja, Vader, zo hebt U het goed gevonden.
Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand kent de Zoon behalve de Vader, en niemand kent de Vader behalve de Zoon, en ieder aan wie de Zoon Hem heeft willen onthullen.
Kom allen naar Mij toe die afgemat en belast zijt, en Ik zal u rust geven.
Neem mijn juk op en leer van Mij, omdat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart, en u zult rust vinden voor uw ziel.
Want mijn juk is zacht en mijn last is licht.' (Matteüs 11,25-30)
LEER VAN MIJ
Vandaag en de komende weken de periode van de schoolvakantie en van zoveel andere mensen, die in vakantie gaan zullen we de homilie wat korter en eenvoudiger houden. Zoals vandaag zal het meermaals een bezinning zijn, die aansluit bij de hoofdgedachte uit het evangelie of de eucharistie.
Een foto van Jezus
Ik heb nog nooit een foto van Jezus gezien; ik weet ook niet hoe Hij liep, wel met wie. Ik weet niet hoe zijn stem klonk, wel de woorden, die Hij gebruikte.
Ik weet niet welke kleur van ogen Hij had, maar wel hoe Hij keek. Ik weet niet of Hij een sterk hart had, wel dat Hij een groot hart had.
Ik weet niet alles van zijn karakter, maar wel dat de kinderen Hem graag mochten en armen zich bij Hem thuis voelden.
Dat Hij mild was voor eerlijke mensen en streng voor ogendienaars.
Dat Hij niet snel oordeelde maar eerder verontschuldigde.
Dat Hij niet haatdragend was, maar ongelooflijk vergevingsgezind.
Ik weet eigenlijk veel meer van Jezus dan ik aanvankelijk had gedacht. (auteur onbekend)
Laten wij al is de maand juni ondertussen voorbij besluiten met dezelfde bede van vorige week uit de Litanie van het Heilig Hart:
Heer Jezus, zachtmoedig en nederig van hart, maak ons hart gelijk aan het Uwe. Amen.
Zachtmoedig en nederig van hart. Zo spreekt Jezus vandaag over zichzelf. Net nadat Hij de enige keer in het evangelie gezegd had: Leer van Mij! Vooral dat wilde Hij dat we van Hem zouden meedragen.
Zou de wereld niet beter zijn, als ieder die ik ontmoet zou zeggen: Ik weet iets goed van jou, en dan spontaan iets goeds zou doen?
Zou het echt niet heerlijk zijn als elke handdruk - van harte en oprecht gemeend zeggen zou: Zeg vriend, ik weet iets goed van jou!
Zou het leven niet blijer zijn als men t goede steeds prijzen zou, want werkelijk bij al het kwaad is er zoveel goeds in mij en jou.
Zou t niet een fijne houding zijn als iedereen zo denken zou: Jij weet een beetje goed van mij, en ik, ik weet iets goeds van jou!?
Ward leerde als jong kind een les in zelfvertrouwen. Hij moest een spreekbeurt geven voor de klas. Hij was nog maar net begonnen toen de leraar hem onderbrak met een krachtig 'neen'. Hij startte opnieuw maar de leraar donderde opnieuw 'neen'. Door en door vernederd, gekleineerd, ging hij zitten.
De volgende jongen stond op en was ook maar net begonnen toen de leraar opnieuw 'neen' bulderde. Deze leerling echter ging verder met zijn spreekbeurt. Wanneer hij ging zitten zei de leraar dat hij het zeer goed had gedaan.
Ward was geïrriteerd. Ik deed het op dezelfde manier als hij, maakte hij zijn beklag. De leraar repliceerde: Het is niet genoeg je onderwerp te kennen, je moet ook zelfverzekerd zijn. Wanneer je mij toelaat om je te stoppen, dan betekent dit dat je onzeker bent.
ALS IEDEREEN NEEN ZEGT, DAN IS HET EEN UITDAGING VOOR JOU OM JA TE ZEGGEN EN TE OVERTUIGEN. DE WERELD ZEGT IMMERS NEEN OP 1000 MANIEREN.
Neen, je kan dat niet aan.
Neen, je bent verkeerd.
Neen, je bent te oud.
Neen, je bent te jong.
Neen, je bent te zwak.
Neen, je hebt dat niet geleerd.
Neen, je hebt de achtergrond niet.
Neen, je hebt het geld niet.
Neen, dat kan je toch niet doen.
En elke 'neen', die je hoort of opmerkt, elke ervaring die je onkundig en onbekwaam wil houden, is bij machte om je zelfvertrouwen te ondermijnen, beetje bij beetje tot je het opgeeft.
Hoeveel misbruik van macht en gezag wendt met zoveel succes en slaagkansen doorgaans dit mechanisme of deze werkwijze aan, als vanzelfsprekend?
ALS DE WERELD NEEN TEGEN JE ZEGT, JE AFWIJST EN VERNEDERT, ZAL JIJ DAN DE VEERKRACHT HEBBEN OM JA TE ZEGGEN EN TE OVERTUIGEN TEGEN MACHTIGER MACHTEN IN?