28ste
ZONDAG A 9 OKTOBER 2011 xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
GENODIGD OP HET BRUILOFTSMAAL
Ook vandaag heeft Jezus het aan de stok met
de hogepriesters en de oudsten van het volk. Maar het gaat niet om een les in
geschiedenis. Zoals steeds spreekt Jezus tot ons, hier en nu.
Eens te meer gaat het over de tegenstelling tussen
uiterlijk vertoon en innerlijke ommekeer. Volgen wij de huichelarij van de
schone schijn, of willen wij binnenin eerlijk en oprecht zijn? Want zalig zijn
de zuiveren van hart
Willen wij ons bekleden met de nieuwe mens en
leven met de blik op Jezus, met een hart tot God gericht?
In die tijd nam Jezus het
woord en sprak opnieuw in gelijkenissen tot de hogepriesters en de oudsten
van het volk.
Hij zei: Het Rijk der
hemelen gelijkt op een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn
zoon. Hij stuurde zijn dienaars uit om allen te roepen die hij tot de
bruiloft had uitgenodigd, maar zij wilden niet komen.
Daarop zond hij andere dienaars met de opdracht:
Zegt aan de genodigden: Zie ik heb mijn maaltijd klaar,
mijn ossen en het gemeste vee zijn geslacht; alles staat gereed. Komt
dus naar de bruiloft. Maar zonder er zich om te bekommeren gingen zij
weg, de een naar zijn akker, de ander naar zijn zaken. De overigen
grepen zijn dienaars vast, mishandelden en doodden hen.
Nu ontstak de koning in
toorn, stuurde zijn troepen, liet de moordenaars ombrengen en hun
stad in brand steken. Toen sprak hij tot zijn dienaars: Het
bruiloftsmaal staat klaar, maar de genodigden waren het niet
waard. Gaat dus naar de kruispunten der wegen en nodigt wie ge er
maar vindt, tot de bruiloft.
Zijn dienaars gingen naar de wegen en brachten allen mee die zij er
aantroffen, slechten zowel als goeden, en de bruiloftszaal liep vol
met gasten.
Toen nu de koning binnenkwam en
de gasten zag,
merkte hij daar iemand op die niet voor de bruiloft gekleed was. En
hij sprak tot hem: Vriend, hoe zijt gij hier binnengekomen zonder
bruiloftskleed? Maar de man bleef het antwoord schuldig.
Toen sprak de koning tot de
bedienden: Bindt hem aan handen en voeten en werpt hem buiten in de
duisternis. Daar zal geween zijn en tandengeknars.
Immers, velen zijn geroepen,
maar weinigen zijn uitgekozen.
(Matteüs 22,1-14)
BEKLEED U MET DE NIEUWE MENS!
Een vreemd evangelie. Eerst doet die koning alle moeite om gasten op
zijn feest te krijgen. Zelfs op straat worden allen uitgenodigd, slechten zowel
als goeden. En dan zet hij iemand buiten die geen feestkleed draagt. God oordeelt
blijkbaar anders dan wij over goed en slecht. De hogepriesters en de oudsten
van het volk hadden een uitgesproken mening: het was de letter van de wet, die
telde. En ook wij hebben vlug ons oordeel klaar over anderen. Maar hoe denkt
God over dit alles?
Voor hen die zichzelf rechtvaardig achtten en anderen misprezen, vertelde
Jezus eens over een farizeeër en een tollenaar. (Lc 18,9-14) De eerste bad: God, ik dank u
dat ik niet ben als al die anderen, en zeker niet zoals die tollenaar daar. De
andere klopte zich alleen maar op de borst: God, wees mij zondaar genadig. Juist
die was rechtvaardig in de ogen van God, de andere niet. Het eindeloos
herhaalde Jezusgebed van de vrome woestijnvaders luidde trouwens ook zo: Heer Jezus, Zoon van God, ontferm U over
mij, zondaar.
God vraagt geen uiterlijk naleven van soms banale regels. Voor Hem telt
de bekering van het hart. Wie zijn eigen kleinheid erkent, heeft hier iets
voor. Hij kan Gods barmhartige Liefde als een gave zien. Een gratis geschonken
genade, waar Hij dankbaar voor is. Het is geen loon, dat hem toekomt.
Maar wie overtuigd is van eigen goedheid, denkt licht dat hij alleen
maar krijgt wat hij verdient. En zal niet dankbaar zijn maar eerder denken
Gelukkig dat ik goed ben! En niet als al die anderen! Terwijl wij voor God
allemaal met lege handen staan. God ziet onze zwakheid, en toch biedt Hij zijn
Liefde aan en hoopt alleen dat wij in dank zullen aanvaarden en antwoorden.
Maar ons hart kan gesloten blijven. Zoals bij die man zonder
feestkleed. Jezus bedoelt vanzelfsprekend! niet de kledij van het lichaam, wel
de opmaak van de geest, de zuiverheid van het hart, de dank voor zoveel
onverdiende barmhartigheid van Godswege.
In tegenstelling tot een hooghartig: dit komt mij toe, ik heb mijn plicht
gedaan!. God nodigt ons allen tot zijn volle vreugde. Met het feestkleed van
dankbare ontvankelijkheid en nederige wederliefde. En wie daar tekortschiet,
sluit zichzelf uit.
Het lied van de
koning
Er was eens een
machtige koning,
die richtte een
bruiloftsmaal aan.
Hij liet uit zijn
hemelse woning
zijn dienaars de wereld
rondgaan.
Mijn huis staat
van nu af aan open,
met rijkdommen
zonder tal.
O laat mij toch
niet vergeefs hopen
dat iedereen
komen zal.
Maar hoe het ook
klonk allerwegen,
men hoorde
ternauwernood.
De boodschapper
kwam ongelegen,
de boodschappers
werden gedood.
En toch blijft de
koning nog smeken,
hij geeft het
niet op en hij laat
zijn boden nog
uitgaan ten teken
dat hij op de
uitkijk staat.
En wij die hier
jagen en jachten,
hoe lang houden
wij ons nog doof?
Hoe lang laten
wij hem nog wachten
door traagheid en
ongeloof?
Michel van der Plas
|