DRIEKONINGEN – 6 JANUARI 2013
FEEST VAN DE OPENBARING
Driekoningen! De wijzen uit het Oosten volgden een ster. Het was hun houvast, op de weg die zij gingen. Ook wij zoeken een houvast in ons leven, dat ons de weg blijft wijzen op onze gang door de dagen.
We kijken uit naar licht en warmte als duisternis en kou in ons de bovenhand hebben. We snakken naar rust en bezinning als het te druk is, buiten, rondom ons, of misschien binnen in ons hart, in ons eigen leven.
En we bidden om wonderen, die hier én nu gebeuren kunnen, wondere dingen, die ons iets van God laten vermoeden.
Toen Jezus te Betlehem in Juda geboren was, ten tijde van koning Herodes, kwamen er te Jeruzalem Wijzen uit het oosten en vroegen: ‘Waar is de pasgeboren koning der Joden? Want wij hebben zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem onze hulde te brengen.’
Toen koning Herodes dit hoorde werd hij verontrust en heel Jeruzalem met hem. Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk bijeen en legde hun de vraag voor waar de Christus moest geboren worden. Zij antwoordden hem: ’Te Betlehem in Juda. Zo immers staat er geschreven bij de profeet: En gij Betlehem, landstreek van Juda, gij zijt volstrekt niet de geringste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman te voorschijn treden, die herder zal zijn over mijn volk Israël!’
Toen ontbood Herodes in het geheim de Wijzen en hij vroeg hun nauwkeurig naar de tijd waarop de ster verschenen was. Daarop zond hij hen naar Betlehem met de opdracht: ‘Gaat een zorgvuldig onderzoek instellen naar het Kind, en wanneer gij het gevonden hebt, bericht mij het dan opdat ook ik het hulde kan gaan brengen.’ Na de koning aanhoord te hebben vertrokken zij.
En zie, de ster die zij in het oosten gezien hadden, ging voor hen uit totdat ze boven de plaats waar het Kind zich bevond stil bleef staan. Op het zien van de ster werden zij vervuld van overgrote vreugde. Zij gingen het huis binnen, zagen er het Kind met zijn moeder Maria en op hun knieën neervallend betuigden zij het hun hulde. Zij haalden hun schatten te voorschijn en boden het geschenken aan: goud, wierook en mirre.
En in een droom van Godswege gewaarschuwd niet meer naar Herodes terug te keren, vertrokken zij langs een andere weg naar hun land.
(Matteüs 2, 1-12)
‘GEEF ONS VANDAAG EEN TEKEN VAN LIEFDE’
De ‘Belijdenissen’ van Augustinus zijn dan wel geen bestseller meer, zijn meest gevleugelde woord, is nog goed gekend: ‘Onrustig blijft ons hart tot het rust vindt in U.’ Mensen blijken zoekers met een eeuwig heimwee, dat niet echt tot rust komt hier op aarde, ook al mag de kennis groot zijn en de weelde overdadig. Ons hart lijkt meer te verlangen. We zien uit naar een thuiskomst die meer biedt.
Daarom hebben mensen de eeuwen door uitgekeken naar tekenen of sporen van God. Daarom ook bleven vormen van geloof overleven, ook al was de tegenstand soms groot en de vervolging bloedig en fanatiek. En al mogen we hierin geen ‘bewijs’ van God zien, de hunker is onmiskenbaar. En als we die hunker erkennen, kan onze zoektocht beginnen.
Sommigen kregen plots een overweldigend inzicht, zoals Paulus op de weg naar Damascus. Of Franciscus, of Charles de Foucauld, die als door een bliksemschicht wakker geschud werden uit de leegte van hun leven tot dan toe. Soms komt God ingrijpend tussen in een mensenleven.
Meestal echter toont Hij als het ware meer geduld, en groeien wij slechts langzaam naar een beetje meer inzicht, langs weifeling en twijfeling, en niet zelden met vallen en opstaan. De psalmist drukt dan ook een onrust uit, die zoveel zielen tekent:
Zoals een hert reikhalst naar levend water
zo wil ik, God, met heel mijn wezen naar U toe.
‘Geef ons – vandaag en iedere dag! – een teken van liefde!’ Laat dat onze bede zijn. Ervaring leert toch dat een mensenhart slechts dan tot rust komt.
Eeuwig heimwee drijft ons voort
en houdt ons gaande
in goede en kwade dagen.
Heimwee naar geborgenheid,
hunker naar een warme thuis
en naar de veilige plek
waar een mens aanvaard,
bemind mag zijn zoals hij is.
Onvoorwaardelijk,
de eenzaamheid voorbij.
Nood aan ruzieloos samenleven.
Droom van vrede,
van een wereld
waar eenieder tot zijn recht kan komen
en waar alles wordt gedeeld met allen.
Diep verlangen naar geluk,
zien en voelen
en van harte weten:
het is goed te mogen leven.
Tijd om op adem te komen,
grond onder de voeten te voelen,
iemand die ons draagt.
Eeuwig heimwee drijft ons voort.
Sterk is het zoeken van de mens
naar een ster van hoop.
(Ward Vanoverbeke)





|