Mevrouwtje Somber
Meneer Luisterman voet zich al een tijdje niet goed, en moet veel tijd doorbrengen in bed. Toch is hij een tevreden man, en probeert andere mensen te helpen wanneer hij kan.
Op een stormachtige dag, wordt er ruw aan de deur gebeld van meneer Luisterman. Hij opent de deur, en ziet een klein mensje staan. ‘Kom binnen, het is veel te slecht weer buiten. Wie ben je?’
‘Ik ben mevrouw Somber.’
Mevrouw Somber barst in tranen uit en meneer Luisterman, een geduldig man, laat zijn onbekende bezoeker rustig uithuilen.
Na een poosje is mevrouw Somber wat rustiger geworden. ‘Wel beste mevrouw, wil je erover vertellen wat je zo verdrietig maakt? Waarom zoveel tranen?’
‘Overal waar ik kom, breng ik verdriet. Ik zeg blijkbaar steeds de verkeerde dingen tegen de mensen. Ik zie ook alles wat er fout loopt, en dat zeg ik dan ook tegen de mensen. De mensen zien me liever niet. Ik voel me alleen en verlaten.’
‘Ja, dat is niet zo leuk voor jou. Weet je, ik voel me de laatste tijd ook niet zo goed, laten we gewoon wat bij elkaar blijven nu, dan kunnen we nog wat praten.’
Meneer Luisterman wou mevrouw Somber een beetje tijd geven om na te denken. Zo zitten ze dan een hele tijd bij elkaar zonder dat er iets gezegd wordt.
‘Zeg meneer Luisterman, waar denk jij nu eigenlijk aan?’
‘Ik denk gewoon aan jou.’
‘Aan mij denken, dat kan niet, niemand denkt aan mij.’
‘En toch denk ik aan jou.’
Op dat moment beginnen de anders zo triestige ogen van mevrouw Somber te stralen, er komen sterretjes van blijheid. Haar hart begint sneller te kloppen, er komt vreugde in haar hart, want er is iemand die aan haar denkt.
‘Dat heb ik nu nog noot meegemaakt. Ik denk dat ik me gelukkig voel nu. Het leven is toch zo somber niet als ik dacht. Dank je wel lieve man, dank je wel om jouw mooie geschenk.’
‘Ach, ik heb niets gedaan, ik heb alleen een beetje naar je geluisterd, een beetje tijd voor je gemaakt.’
‘Toch heb je heel veel gedaan voor me, nu weet ik hoe ik naar de mensen moet gaan, ik ga naar ze luisteren, ik ga tijd voor ze maken, en ik ga niet meer zagen over alles wat er fout loopt.’
Op dat moment wordt er weer aangebeld. Het is een jongen uit de buurt. Een lieve jongen, die weet dat meneer Luisterman veel moet rusten. Toch komt de jongen veel op bezoek. Wat er zo mooi is, hij doet heel gewoon, hij maakt een tekening, gaat gewoon op meneer Luisterman zijn bed zitten, en als hij zich begint te vervelen, gaat hij gewoon spelen. Hij voelt zich thuis, en meneer Luisterman is blij dat de jongen zo gewoon bij hem komt.
'Hey, leuk dat je er weer bent, er is nog iemand op bezoek, kom maar mee.
'Dag jongen.’
'Dag meneer.’
'Hier, ik heb nog een tekening bij me voor boven je bed. Ik heb ook wat kastanjes geraapt, misschien vind je dat wel lekker.’
Mevrouw Somber zit het hele tafereeltje te bekijken. Wat is dit nieuw voor haar. Vroeger zou zij dat jongetje maar een vervelende kwast gevonden hebben. Een tekening, wat moet je daar nou mee, en kastanjes uit de tuin, misschien zitten er wel wormen in.
Vandaag echter voelt zij voor de tweede keer diepe vreugde in haar hart. Meneer Luisterman heeft tijd gemaakt voor haar, en heeft haar ogen geopend. Het jongetje leert haar dat het zo goed doet dat mensen er gewoon zijn voor elkaar.
Dat is graag zien, dat doet deugd, dat maakt gelukkig.
Wat een mooie dag.
(Bron mij onbekend)
|