TERUG-KEER
Zeer ver was de sterveling nu gegaan
Door velden bloemen en over rotsen van ijs
Door een heimwee gedreven
En toen hij eindelijk de kleine tempel zag
Die plotseling voor hem lag
Was toch zijn zoeken niet tot rust gekomen
Ondanks de mensen die vol bewondering waren.
Maar het leek hem niet meer dan een schaduw.
Hij sloeg de ogen op
En nu zag hij wat Hij zich herinnerde
Als uit een lang vervlogen droom.
Er rees een tempel voor hem op,
Zo heerlijk en zo stralend wit,
Verborgen in sluiers van stilte en vreugde.
Hij volgde zijn verlangen en begon de lange tocht.
Een gids leidde hem in een diepgroen grasveld
En in het midden daar aangekomen
Voerde een pad hem in een bos
Waar vruchten hem lokten te genieten.
De gids wenkte en smeekte hem verder te gaan
En niet naar links te wijken in betoverende pracht van het woud.
Tot zijn verbazing voelde hij rechts een glazen wand.
Het pad liep over in goud
En leidde onder de zware tak van een boom
Naar een koepel van marmer
Met groene draden doorweven.
Onhoorbaar als licht verscheen Iemand in het midden.
Hij had de beker in zijn hand.
Het laatste woord is nog niet gesproken.
Omer Gielliet
![](http://blogimages.seniorennet.be/omer1941/1802912-05a0835d952c180068d04e70d572011e.JPG)
![](http://blogimages.seniorennet.be/omer1941/1802912-f669c5a28dc4b95a32020d43e5d69390.JPG)
![](http://blogimages.seniorennet.be/omer1941/1802912-b1c210832b83ec72f2f92885f174a977.JPG)
|