Eddy hield van zwerven en van bedelen. Hij was nog tamelijk jong, maar hij was niet in de wieg gelegd om te werken. Op een avond kwam hij binnenvallen. Terwijl we wat met elkaar praatten, merkte ik dat de naad van zijn broek los was. Ik vroeg of hij er een andere wilde. Hij vond het onmiddellijk goed. Tussen de kleren die de mensen hadden binnengebracht, vonden we een mooie broek die hem perfect paste. Hij hield ze aan. Toen ik hem vroeg om de andere bij ons te laten, was zijn reactie kordaat: 'Neen, die pak ik mee.'
Twee weken later kwam ik hem tegen in de Familiestraat. Het viel mij op dat hij weer zijn oude, kapotte broek had aangetrokken. Ik keek hem verbaasd aan en schudde hem door elkaar met de woorden: 'Maar Eddy toch. Hoe is het mogelijk!' Hij antwoordde heel bedeesd: 'Maar deze brengt meer op.'
Eddy was onverbeterlijk. Op zekere dag belde een pastoor: 'Wat moet ik doen? Hier komt regelmatig een zekere Eddy bedelen. Ik weet niet of je hem kent. Ik heb hem al eens de weg naar werkhuis MIN gewezen.'
'Och, meneer pastoor, Eddy kent beter de weg naar het pakhuis dan u. U mag hem niet meer helpen.'
Toen heeft de pastoor Eddy eens flink aangepakt en gezegd: 'Je hoeft niet meer terug te komen, want je krijgt niets meer.'
Eddy bleef een tijd weg, maar kwam later terug. 'Wat heb ik je gezegd? Je krijgt niets meer,' had de pastoor geroepen. En zonder één woord was Eddy weer weggegaan. Na maanden kwam hij terug en toen de pastoor hem vroeg wat hij kwam doen, antwoordde hij heel onschuldig: 'Ik kom niet bedelen, ik wil biechten.' Nu moest de pastoor hem wel binnenlaten! En Eddy knielde en biechtte zoals het hoorde.
Daarna ging hij heel devoot op een stoel zitten en deed alsof hij zijn penitentie bad. Maar opeens, heel hard, kwam het eruit: 'Heer, geef hem de kracht me nog één keer te helpen!'
Phil Bosmans: ‘Kleine mensen, grote mensen’
|