DROOM
De lieve doden zitten in een tijdloze
kamer met de deuren dicht. Er gaan
dagen voorbij dat ik niet aan hen denk.
Ze raken bedolven onder lagen
en lagen van leven. Vannacht kwam
ik je tegen op een grasveld, riep ik
waar was je, waar was je? Als water
wilde ik mij leggen langs je lichaam,
het was vrede, niets kon mij deren.
Het verlangen wordt in de droom
opgerold. Ik dek je toe met de deken
van een nieuwe dag als ik opsta.
Anna Enquist
|