BELOKEN PASEN
ONZICHTBAAR AANWEZIG
Na de kruisdood van Jezus op Calvarie had Thomas zijn vroegere leven weer opgenomen: het was een mooie tijd geweest, maar de droom of illusie was aan diggelen geslagen. Mooi, maar ook: geweest! Voorbij – o en voorgoed voorbij! Er was nog wel wat beroering geweest rond de steen, die was weggerold, het lege graf, vrouwen, die wat vreemde praatjes hadden opgedist. Maar Thomas – blijkbaar de kritische twijfelaar in de groep – was teruggekeerd naar zijn gewone bezigheden.
Hierdoor was hij afwezig, die eerste avond van de week toen Jezus zich aan zijn apostelen toonde. Wanneer hij ’s avonds thuiskomt zijn zijn vrienden buiten zichzelf van vreugde om hem dat ontzaglijke nieuws mee te delen; ‘We hebben de Heer gezien!’ Maar Thomas gelooft hen niet: ‘Ik wil zijn handen zien, met de gaten van de spijkers erin; ik wil ze met mijn vingers voelen. Ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde betasten. Anders geloof ik dat allemaal niet.’
Hij gaat dan maar een menselijke verklaring zoeken voor wat er gebeurd kan zijn, want het is toch vreemd wat zij zeggen. Was het inbeelding? Fantasie? Collectieve verdwazing? Vriendenpraatjes die elkaar versterken … kortom, er moet een uitleg zijn, en het zal ook wel vanzelf doven!
De zondag daarop is Thomas blijkbaar vroeger thuis en wanneer Jezus weer verschijnt, beleeft hij de dag van zijn leven. Hij moet vreemd opgekeken hebben: JEZUS IS OPNIEUW DAAR! Hij zal wel beschaamd geweest zijn, maar verheugd ook en die verlegenheid neemt hij er graag bij, evenals het zachte verwijt dat hij van Jezus krijgt: ‘Mijn goede Thomas, gelukkig zij die zonder gezien te hebben toch tot geloof komen.’
En wat kan Jezus vandaag tot ons zeggen?
Door de handen van de apostelen
gebeurden er vele tekenen en wonderen onder het volk.
(Handelingen 5,12)
Nog vele andere tekenen heeft Jezus
voor de ogen van zijn leerlingen verricht,
die niet in dit boek zijn neergeschreven.
(Johannes 21,30)
WE HEBBEN DE HEER GEZIEN
‘Wij hebben de Heer gezien!’ Dat zeiden de leerlingen van Jezus tegen Thomas, die er op de eerste Paasdag niet bij was geweest.
En wij? Zien wij de Heer? Daarover gaat het immers vandaag: over dat 'zien', dat opmerken en aandachtig zijn van de verrezen Heer Jezus. Ook voor ons – als gelovige christenen – is dat van wezenlijk belang: levensbelangrijk! Hoe kan Hij brood voor ons leven zijn, hoe zouden wij van Hem kunnen leven als we Hem niet of nooit in ons leven ontmoet hebben of ontmoeten? Wij kunnen onmogelijk leven van iets of iemand die eigenlijk buiten onze ervaring staat. Wij moeten gezien hebben. Een of andere ervaring gehad hebben.
Dat geldt eigenlijk voor alle tijden, maar in onze tijd meer dan ooit. Wij leven immers in een beeldcultuur. De beelden van de televisie, van film, foto’s en reclame, wij kunnen niet meer zonder. Wij willen op een of andere wijze zien, zichtbaar of tastbaar ervaren … ook al is dit niet altijd mogelijk.
Zo dikwijls kan de oorzaak daarvan bij onszelf te zoeken zijn, door vooroordelen allerhande. Ons gezichtsveld kan verengd zijn door de tijdsgeest waarin we leven. Misschien hebben we het vermogen verloren om echt te zien en blijven we blind voor de diepste dingen. Onze ogen en zintuigen kunnen dicht zitten, omdat we gewoon niet meer kunnen zien. Of ook omdat we naar mensen en dingen kijken zonder innerlijke betrokkenheid, zonder volle openheid of aandacht voor wat zij ons kunnen tonen of te zeggen hebben. Er is dan absoluut geen contact of communicatie. Zij blijven buiten ons leven en gezichtsveld.
Soms ook kunnen we mensen kwetsen door hen te beschouwen als een gebruiksvoorwerp, iets wat ons dienstig kan zijn. Ondanks – of eigenlijk als gevolg van de beeldcultuur en die overdaad aan beelden – hebben we dan geen oog voor elkaar. We zien alleen nog wat iemand VOOR ONS kan zijn, en niet wat iemand IN ZICHZELF is.
Hebben wij de Heer gezien? Kunnen wij de Heer zien? Als wij elkaar niet zien, zoals we echt zijn, is het zeker onmogelijk om onze verrezen Heer op te merken. Zelfs als Hij ons zijn littekens toont, zoals die vandaag in onze wereld – soms dichtbij ons – zichtbaar zijn.
Zo dikwijls worden de woorden van Thomas herhaald: ‘eerst zien en dan geloven’ … Maar we mogen die woorden gerust omdraaien: ‘eerst geloven en dan zien’. Zonder geloof zien we minder, zonder geloof kijken wij met ogen zonder licht. Veel blijft voor ons verborgen, veel blijft ongezien en onbekend.
Zoveel mensen lijden onder grote eenzaamheid, omdat niemand hen ziet. In de drukte van de grote stad leven mensen in een soort van woestijn, geïsoleerd van elkaar. Zelfs in de bus of in de trein kijken mensen elkaar nauwelijks aan. Het is of men elkaars blik ontwijkt: angst voor ogen die je toch niet zien zoals je bent en voor mensen die ook jij niet ziet zoals ze echt zijn?
Enkel wanneer we geloven, gaan we echt zien. Geloof is een innerlijk licht – een lamp vanbinnen – waardoor je de aanwezigheid van de Heer gaat ontdekken. Geloof heeft alles met liefde te maken. Ik hou van jou, ik zie je graag. Als je liefhebt gaan je ogen voor de ander open.
Wellicht gaan onze ogen dan ook open voor Hem die onderweg met ons meegaat, de gaandeweg bekende Vreemdeling, de levende Mens Jezus. Hij verschijn in ieders gelaat en evenzeer in de stille kamer van ons hart.
Bidden wij daarom: Heer, leer ons zien, laat ons zien!
(Geïnspireerd door een homilie van Broeder Wiro uit de abdij van Zundert)
Thomas
Ik was er niet, toen Jezus bij hen kwam
en hun de tekens toonde in zijn handen,
toen Hij hun uitgedoofde vuur deed branden
en ieder uit zijn handen 't brood aannam.
Ik wilde niet, zo volgzaam als een lam
mij bij de kudde trouwe schapen voegen
die van de herder alles maar verdroegen.
Ik wilde zelf bepalen of ik kwam.
Ik wilde zien en voelen of ik niet
met dromen mij in slaap zou laten wiegen,
of mij door schone schijn laten bedriegen.
Dat konden zij misschien doen, maar ik niet.
Toen zag ik Hem - en ik had geen verweer
maar kon slechts stamelen: ‘Mijn God, mijn Heer!’
Nel Benschop
|