15de ZONDAG C – 10 JULI 2016
‘GA DAN, EN DOE EVENZO’
Vandaag vertelt het evangelie ons een van de mooiste parabels: ‘de barmhartige Samaritaan’. De houding en handelwijze van deze man zijn ook, louter menselijk bezien, schoon en edel. Eigenlijk krijgen we hier dus een bevestiging van een grote waarheid, die gemakkelijk vergeten wordt: wat het evangelie ons als levenswijze vraagt, dat zijn geen wereldvreemde dingen, maar wel datgene wat wij, diep in ons hart, ook als het mooiste beschouwen.
Mozes wijst daar trouwens ook op in de eerste lezing: ‘de geboden, die ik u geef, liggen niet hoog in de hemel, of ver over zee. Neen, het woord van God is dichtbij, in uw mond en in uw hart.’
De geboden die ik u vandaag geef,
zijn niet te zwaar voor u
en zij liggen niet buiten uw bereik.
Ze zijn niet in de hemel …
Ze zijn ook niet ver overzee …
Nee, het woord is dicht bij u,
in uw mond en in uw hart.
U kunt het dus volbrengen.
(Deuteronomium 30, 11-14, gedeeltelijk)
Daarna vroeg Jezus aan de wetgeleerde:
‘Wie van deze drie lijkt u de naaste te zijn
van de man die in handen van de rovers gevallen is?’
Hij antwoordde:
‘Die hem barmhartigheid betoond heeft.’
En Jezus sprak:
‘Ga dan en doe gij evenzo.’
(Lucas 10,36-37)
‘EEN MANS BLIJFT EENZAAM ACHTER …’
Een mens blijft eenzaam achter
… te midden van velen …
… aan zijn lot overgelaten …
En de samenleving noemt hem een ‘probleem’ – een ‘marginaal’,
een bedreiging voor de goede orde,
een gevaar zelfs voor deftige mensen.
De publieke opinie – zo vaag en zo hard – gaat aan hem voorbij
en verdiept zich in de economische crisis en het dreigend oorlogsgeweld.
De maatschappij – zo vaag en zo hard – maakt een enquête over het ‘geval’,
schrijft zijn naam in het sociaal dossier – nummer zoveel –
en geeft hem een leefloon, een bestaansminimum.
De kerk zal voor hem bidden
en geeft hem een oorkussen vol goede raad …
Tot er een onbekende voorbij komt – toevallig – een vreemdeling,
meer vijand dan vriend, die zelf een mens-onderweg is.
Hij aarzelt even, maar dan rekent hij af
met wat ‘zé zeggen’
met wat ‘men zegt’ …
Hij lapt de publieke opinie aan zijn laars.
Zijn gebeden worden zorgende handen.
Zijn theorieën worden een kloppend hart.
Hij slikt zijn goede raad in …
Hij wordt lotgenoot op die weg – deelgenoot met die ander.
En de mens langs de weg komt overeind.
(Bron: ‘Levensecht’)
WAT HEB JIJ GEDAAN?
Laat ons eerlijk zijn:
als de vluchteling,
de vreemde, de ontheemde
in een land niet welkom is,
is het meestal niet
omdat hij vreemd is.
Wél omdat hij arm is
en geen toekomst heeft.
De vreemde die naam heeft en aanzien
en betalen kan, is overal welkom.
Die krijgt overal de betere woning,
de betere status,
de betere behandeling.
De vreemde die niet kan betalen,
staat in de rij der rechtelozen,
hangt af van de goodwill van anderen.
Deze vreemde is een levend appèl
op het geweten:
‘Wat heb jij gedaan
voor de minsten?’
Carlos Desoete
|