ANGST EN PIJN
Als je moet ontdekken dat je leeft op een tijdbom, onzichtbaar –
als je moet ontdekken dat je haar niet zelf onschadelijk kunt maken –
als je moet ontdekken dat je moet wachten
en afhankelijk bent van de deskundigheid van anderen –
dan tikt de angst in je hart en in je hoofd.
Dan wil je dat tikken wel stilzetten, maar de slinger is onbereikbaar.
Als je moet ontdekken dat er een tijdbom is
in het leven van een mens die je na en lief is,
een mens om wie je geeft,
dan probeer je hoopvol te blijven,
ondanks de angst die ook raast in je hart en je hoofd.
Als je dit alles moet ervaren
kun je nauwelijks zeggen hoe de dagen en de nachten zijn.
Je voelt je heen en weer geslingerd tussen angst en hoop,
tussen wanhoop en verdriet.
Niemand kan die angst en dat verdriet wegnemen.
Ook God die je aanroept, neemt ze niet weg.
Je kunt ze alleen dragen als er liefde is.
Liefde van lieve mensen:
trouw toegewijd, hartelijk en genegen.
In die liefde mag je God vermoeden.
Je wordt niet alleen gelaten.
De liefde geeft kracht en hoop,
die liefde zorgt voor je,
die liefde motiveert je om door te gaan.
Je bidt om kracht en steun tegen de wanhoop en de angst in.
Je bidt dat je nog tijd gegeven zal zijn.
Je hoopt dat je gesterkt zult worden.
uit 'Voor de laatste tijd', Marinus van den Berg
|