VOORIJ GAAT HET WATER, EN WIJ.
Komen de morgens van mei
krokus en akelei –
voorbij gaat het water, en wij.
Legt roeper koekoek een ei
loopt een wit lam in de wei –
voorbij gaat het water, en wij.
Wind van de overzij
regens en averij –
voorbij gaat het water, en wij.
Binnen of buiten de rij
altijd te loef of te lij –
voorbij gaat het water, en wij.
Droef zijn of dartelend blij
beurtelings allebei –
voorbij gaat het water, en wij.
Voorbij gaat het water, en wij.
Anton van Wilderode
|