Petrus
Hij stond wreed voor den rechterstoel gebonden, En zij verweten mij zijn vriend te zijn En lasterden, wat heilig is en rein, Als laagheid en afschuwelijke zonden.
'k Zag, hoe zij Hem bespotten en verwondden. Hij leed geduldig smaad en vuige pijn, Ik vreesde hunner oogen valsche schijn En dat ze als Hem mij martelden en schonden.
Zij vroegen huichelend: gij hebt Hem lief? Eer Hij naar mij zijn teedere oogen hief, Had ik mij vloekend van Hem afgescheiden.
Toen stiet de haan zijn schellen morgenkreet. 'k Voelde mijn hart, dat borst van bitter leed. 'k Voelde mijn oogen, hoe ze brandend schreiden.
Willem de Mérode
Jezus sprak tot Petrus :
‘Jij je leven voor mij geven?
Waarachtig, Ik verzeker je:
nog voor de haan kraait
zul jij mij driemaal verloochenen.'
(Johannes 13,38)
Wat raakt mij in het feit dat vriendschap,
verbondenheid met Jezus
blijkbaar de mogelijkheid niet uitsluit
dat je Hem verraadt?
Hoe kan het zover komen?
(Ignatiaans bidden, vastenretraite 2018)
|