EERSTE LIEFDE
Zeventien. – ’s Avonds viel voor ’t eerst een ster voor je venster in drie wensen uiteen: schittertranen op een wereld van steen. Maak me mooi. Laat me beven. Breng me ver.
En de dagen werden opeens een strand om blootsvoets op te dansen. Nergens kon een rok wijder staan dan jouw horizon, en de appel zon trilde in je hand.
Maar je stelde de beet wervelend uit voor het reiken naar lucht, vluchten van grond.
Ogen had je en benen; nog geen mond. Adem was je en dorst; nog geen besluit.
De zee en één duin maar hebben je zien uitduizelen: vogelvrij zeventien. Michel van der Plas



|