1938
Ik wil je iets voorlezen uit Dik Trom. Maar jij, over je avondblad gebogen, slaat juist bezorgd een eigen bladzij om. Je lijkt opeens veranderd; ingetogen.
Als ik met Flipse op de proppen kom, zou dat goed fout zijn, zie ik aan je ogen. Dus houd ik me, net zoals jij, maar stom. Ik zie nog net Brand staan en Synagogen.
Er is een wereld waarin vaders zwijgen en buigen voor een sterker, vreemd gezag, en waar ik nog niet hoor. Er komt een dag waar kranten lamp en kamer in bedreigen en mensen buiten lange messen krijgen, en waar een veldwachter niets meer vermag.
Michel van der Plas (ter informatie: geboren in 1927)








|