6de ZONDAG A – 16 FEBRUARI 2020
‘DE LETTER EN HET LEVEN’
Voor sommige mensen is naar de mis gaan een zaak van ‘zondagsplicht’. Andere mensen spreken hier niet van ‘plicht’ of van ‘moeten’, maar van ‘deugd doen’, ‘vreugde vinden’ of zelfs ‘nodig hebben’: de vreugde om de Heer te ontmoeten, en om zich door Hem te laten aanspreken.
Jezus zegt ons vandaag dat het in ons leven niet zozeer gaat om regels en plichten, maar om de diepe keuze van ons hart voor wat goed is. Waar het op aankomt is dat wij in onszelf werken aan een hart dat het welzijn van anderen voor ogen heeft, een hart dat God en de medemens daadwerkelijk liefheeft, een hart dat waarheid spreekt en vooral waarheid doet.
Als je wilt, kun je de geboden onderhouden
en het is verstandig te doen wat Hem behaagt.
Hij heeft vuur en water voor je neergezet:
je kunt je hand uitstrekken naar wat je verkiest.
(Uit de Wijsheid van Jezus Sirach 15,15-16)
Denk niet dat ik gekomen ben
om de Wet of de Profeten af te schaffen.
Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen,
maar om ze tot vervulling te brengen.
---
Want ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet groter is
dan die van de Schriftgeleerden en de Farizeeën,
zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan.
---
Laat jullie ja ja zijn, en jullie nee nee;
wat je daaraan toevoegt komt voort uit het kwaad.
(uit Matteüs 5,17-37)
REGELTJES
Onlangs sprak ik met een bejaarde over het feit dat de boodschap van Jezus door en door goed is en deugd doet, maar dat de Kerk er zoveel regeltjes heeft bijgemaakt. En daardoor is het niet meer doenbaar of leefbaar en haken zoveel mensen af. Het is een oude discussie. En inderdaad, het lijkt zo tegenstrijdig, denk ik soms. Een geloof dat de mens echt vrij maakt, kan toch niet uitmonden in een ondoorzichtig en overladen kluwen van regels en wetten, geboden en verboden.
En net als je denkt dat je die vele regels toch in hun tijdsgebonden context moet verstaan en dus naar onze tijd ‘hertalen’ en eigentijds begrijpen, krijg je de lezingen van vandaag. Jezus geeft, noch min noch meer, een ellenlange opsomming van regels en wetten. En Hij zegt niet alleen dat ze belangrijk zijn maar Hij maakt ze blijkbaar nog wat strenger. Niet alleen mag je niet doden, je mag zelfs niet kwaad zijn op een ander … Wie kan dat in hemelsnaam volhouden?
Bovendien, zo kennen we Jezus toch niet, als de superwetgeleerde, de superfarizeeër, die de puntjes méér dan op de i zet. Maar zo moeten deze woorden ook niet verstaan worden. In werkelijkheid gaat Jezus in tegen wat over Hem gezegd wordt. Er werd immers beweerd dat Hij kwam om de wet en de profeten af te schaffen. Met deze uitdrukking – de wet en de profeten – werd in die tijd het woord van God bedoeld. En dat komt Jezus inderdaad niet doen: het woord van God afschaffen. Maar Jezus wil wel ingaan tegen al teveel wetten die het woord van God verpletteren, doen vergeten en teniet doen. Bovenal wil Hij ingaan tegen de lippendienst, de schone schijn, de louter uiterlijke naleving van al die regels en wetten … voor het oog der mensen en zonder innerlijke overtuiging of aanhankelijkheid. Waar het op aankomt in de boodschap van Jezus is de trouwe verbondenheid met God. God liefhebben met heel je hart, daar gaat het om, en al de rest volgt daar vanzelf uit.
In die zin zegt Jezus ook, dat er geen letter zal verdwijnen uit de wet, want deze wet, God en de naaste beminnen, is immers ingeschreven in het diepste van elk mensenhart. Daar kan geen afbreuk aan gedaan worden, daar kan geen jota of haakje van verdwijnen. En daarom gaat het fundamenteel in elke vorm van godsdienstigheid: ‘God dienen’ is trouw blijven aan wat – van bij de schepping – gegrift is in elk mensenhart.
Daarom ook gaat het niet om het oppervlakkige naleven van voorschriften of richtlijnen, die menselijke uitvindsels zijn. Integendeel, wie ‘gods-dienst’ zo ziet, begrijpt ook wat Paulus zo mooi schrijft in zijn brief aan de Galaten, 5,13-16: ‘Broeders en zusters, u bent geroepen om vrije mensen te zijn. Misbruik die vrijheid echter niet om uw eigen verlangens te bevredigen, maar dien elkaar in liefde, want de hele wet is vervuld in één uitspraak: ‘Heb uw naaste lief als uzelf. Maar wanneer u elkaar aanvliegt, pas dan maar op dat u niet door elkaar wordt verslonden. Ik zeg u dus: LAAT U LEIDEN DOOR DE GEEST, dan bent u niet gericht op uw eigen begeerten.’ Godsdienst is geen verstikkende dwangbuis, maar een goed begrepen godsdienst brengt ons bij de enige goed begrepen beleving van waarachtige vrijheid.
We zijn in staat om in geweten te onderscheiden wat goed is en we kunnen dat goede ook doen. Maar we weten ook wat slecht is en zijn evengoed vrij om dat te doen. Dat is wat Jezus Sirach in de eerste lezing schrijft: ‘Hij heeft vuur en water voor je neergezet, je kunt je hand uitsteken naar wat je verkiest.’ Het ligt in onze handen of deze wereld een wereld wordt waar het goed is om te leven, dan wel dat deze wereld ten onder gaat.
We zijn mensen, en omdat niet iedere mens geneigd is om zijn geweten goed te vormen en dit goed gevormde geweten in te volgen, zijn er regels nodig, maar deze regels mogen nooit zo bindend zijn dat ze ons verhinderen om het goede te doen. We zullen pas echt vrij zijn als God inderdaad in ons hart leeft, als wij zijn weg volgen, zonder dwang, gewoon omdat het goed is.
In andere woorden: Jezus schaft ‘de wet’ niet af, maar brengt hem tot vervulling: Hij verlegt de klemtoon van de uiterlijke handeling – die soms bedrieglijk en misleidend kan zijn en de ware intentie verbergen – naar de innerlijke gesteldheid van het hart.
‘Van alles waarover je moet waken,
waak vooral over je hart,
het is de bron van je leven.’
Daarom zei één van de grootste christelijke denkers, de Heilige Augustinus, al: ‘Heb lief, en doe wat je wil’.
EEN MENS VAN MIJ
Hoor hoe ik je wil aanhoren:
als een mens van vlees en bloed, -
recht of slecht, het is mij goed:
laat het waar zijn in mijn oren.
Kom alleen met mij verkeren
als je je gebeden zegt.
Wees dan eerlijk, wees dan echt.
Lippendienst kan mij niet eren.
Of je staan blijft of gaat knielen,
schoongewassen of bezweet,
rijk of armelijk gekleed, -
ik wil lezen in de zielen.
Tienden zijn mij om het even
en de regels van de wet
en de luide loftrompet
zonder liefde en zonder leven.
Leuzen zijn aan mij verloren,
praal en letterknechterij,
want je bent een mens van mij
en naar die mens heb ik oren.
Struikel over al je zinnen,
stamel, stotter, wees berooid, -
nooit sluit ik mijn oren, nooit
voor de stille stem van binnen.
Michel van der Plas
|