HIJ ZAG DIE KLEINE
MENS
Toen Jezus met
zijn leerlingen weer uit Jericho vertrok,
werden ze gevolgd
door een grote menigte.
Langs de weg zat
daar een blinde bedelaar,
een zekere
Bartimeüs, de zoon van Timeüs
Toen die hoorde
dat Jezus uit Nazareth voorbijkwam,
begon hij te
schreeuwen:
Zoon van David,
Jezus, heb medelijden met mij!
De omstanders
snauwden hem toe
dat hij zijn mond
moest houden,
maar hij
schreeuwde des te harder:
Zoon van David,
heb medelijden met mij!
Jezus bleef staan
en zei: Roep hem.
Ze riepen de
blinde en zeiden tegen hem:
Houd moed, sta
op, hij roept u.
Hij gooide zijn
mantel af, sprong op en ging naar Jezus.
Jezus vroeg hem:
Wat wilt u dat ik voor u doe?
De blinde antwoordde:
Rabboeni, zorg dat ik weer kan zien.
Jezus zei tegen
hem: Ga heen, uw geloof heeft u gered.
En meteen kon hij
weer zien en hij volgde hem op zijn weg.
(Marcus 10,46-52)
In enkele lijnen vertelt Marcus hier een kleurrijk
tafereeltje. Je zou het ook een Brueghel in woorden kunnen noemen: een blinde
man wordt door Jezus genezen en we krijgen de boodschap: uw geloof heeft u
gered. Een mirakel, maar naar de kern is het ook een gewoon ontroerend feitje,
dat elke dag kan gebeuren. En dat ook elke dag gebeurt. Dat is geen groot
nieuws meestal, maar we mogen evenzeer van een wonder spreken.
Een kleine mens van niemendal zit langs de weg te bedelen.
Toevallig komt Jezus daar voorbij. De blinde heeft al over Hem gehoord en nu
ziet hij zijn kans schoon: het moest maar eens lukken! En dus roept hij:
'Jezus, heb medelijden met mij'. Dan gebeurt het eerste wonder: Jezus ziet hem,
hoort hem en gaat hem niet voorbij. Hij heeft aandacht voor die verschoppeling
en meteen volgt het tweede wonder: de man is genezen!
Jezus is weer eens op weg met een hoop mensen. Ze verdringen
elkaar, ze duwen elkaar weg. De blinde heeft in dat gedrum geen schijn van
kans: ze
snauwen hem toe dat hij zijn mond moet houden. Maar Jezus is anders. Hij zegt: Roep hem. De
meute snapt niet dat Jezus naar die onbenul omziet, maar ze zeggen toch: Hou
moed, Hij roept u. De man springt op en gaat naar Jezus: Meester, zorg dat ik
weer kan zien. En Jezus geneest hem, door hem op te merken en enkele
woorden toe te spreken.
Jezus is anders.
Hij ziet en hoort die kleine mens. Hier en daar leeft die Jezus voort. In grote
namen van heiligen op de kalender. Maar vooral in gewone mensen, die nooit
genoemd of geroemd worden, omdat ook zij geen nieuws zijn. Jezus leeft voort in
mensen, die vandaag zijn zoals Hij. Mensen die door hun geloof genezen werden
en sindsdien anders zien en beter zien. Ze gaan de wereld met andere ogen
bekijken en zo verandert hun leven. Ze zijn door hun geloof genezen van hun
vroegere blindheid en kunnen nu op
hun beurt wonderen verrichten.
Het gebeurt elke dag: mensen, die afgesnauwd worden, opzij
geduwd. En plots is er iemand die hen opmerkt. Plots is er iemand, die hen
waardeert in dat algemeen misprijzen, die algemene vernedering en minachting.
En dan gebeurt het wonder: die kleine mens groeit, stijgt boven zichzelf uit.
Hij wordt méér en doet méér dan men ooit in hem zag en ooit van hem vermoedde.
Zó gebeuren wonderen. Zo komt er hoop en kleur en vreugde in
onze wereld. Zo komt er hoop en kleur en vreugde in het leven van kleine mensen.

|