In die tijd zei Jezus tot de hogepriesters en de oudsten van het
volk:
Wat denkt u hiervan? Iemand had twee zonen. En hij ging naar
de eerste en zei: `Jongen, ga vandaag in de wijngaard werken.''
Hij antwoordde: `Nee, ik wil niet.'' Later bedacht hij
zich en ging toch.
Toen ging hij naar de tweede en zei hetzelfde. Die antwoordde: `Goed,
heer.'' Maar hij ging niet.
Wie van de twee heeft de wil van de vader gedaan?' Ze zeiden:
`De eerste.'
Jezus zei hun: `Ik verzeker u, tollenaars en hoeren gaan u
voor naar het koninkrijk van God. Toen Johannes naar u toe kwam op de weg
van de gerechtigheid, hebt u hem geen geloof geschonken. De
tollenaars en de hoeren hebben hem wel geloof geschonken.
Maar u hebt zich ook later, toen u dat zag, niet bedacht en hem
geen geloof geschonken.
(Matteüs
21,28-32)
OVER MOOI PRATEN EN GOED DOEN
Vandaag lijkt het evangelie wel over pubers te gaan.
Er zijn zulke jongeren, die vlakaf nee zeggen en later toch doen wat gevraagd
was. Het heeft iets mooi, die groei naar volwassenheid. Een beetje ruw en
brutaal soms, maar groeien is onderweg zijn. Anderen zeggen direct ja, maar
houden hun belofte niet. Ze lijken volgzaam, maar woord en daad liggen ver
uiteen.
Jezus spreekt echter niet over pubers. Hij spreekt
over ons en onze houding tegenover God. Zijn wij gehoorzaam met de lippen,
terwijl ons hart ver van Hem blijft? Of durven wij wel eens opstandig zijn,
furieus en kwaad op God, om later, na beraad en bezinning toch trouw te
blijven?
Die laatste houding lijkt de parabel aan te prijzen:
de mens, die na een korte, of soms lange worsteling met zichzelf, de juiste
keuze vindt. Trouw aan God betekent niet dat je een willoos mensje wordt. Jezus
zelf was allerminst een doetje. Zijn keuze was kordaat, en bracht vaak herrie
met de leiders van zijn tijd. Maar altijd bleef Hij trouw aan de wil van zijn
Vader, ook als dat moeilijk was. Zo heeft God ons geschapen en zo heeft Hij ons
geroepen om zelfstandig en vrij te handelen. Maar Hij vraagt ons, om net als
Jezus, trouw te blijven, ook als het moeilijk wordt, en wij een tijd weifelen
en twijfelen.
Bij kwaad en onrecht mogen we niet zomaar zeggen: het
is Gods wil, en dan gelaten berusten. Zo dikwijls is iets niet Gods wil, maar
een gevolg van de kwade wil van mensen. Wat God dan wil is dat wij opstaan, en
iets doen om het lijden weg te nemen en het onrecht ongedaan te maken. Terwijl
wij soms liever niets zouden doen, gemakkelijk in onze luie zetel.
We denken wel eens laat maar gebeuren! En later gaan
we dan toch naar zijn wijngaard, om daar zijn wil doen. Die wil ligt in het
dagelijks leven, meer dan in de zondagsmis. Er is geen uurtje voor God en al de
rest voor mij. De wereld is zijn wijngaard. En die wereld op weg zetten naar
Gods eigen Rijk, dat is onze opdracht in die wijngaard van de Heer.
Ik zie God al een tekening
maken voor de mensen...
Zoals een kleinkind doet voor zijn zieke opa.
Wat erop staat, is niet af.
Het komt er ook niet op aan.
Maar dat die tekening
boven het bed mag hangen...
Daar komt het op aan.
Zo zijn opa en kleinkind
altijd een beetje samen.
De tekening die God
voor de mensen heeft gemaakt
is Jezus:
een ruwe schets van een Mensenzoon
maar met heel veel liefde
op onze aarde neergezet.
De mensen hebben die tekening van God
verfrommeld en weggesmeten.
Zij wisten niet wat zij deden.
Naderhand hebben velen
die verfrommelde tekening
toch boven hun bed gehangen.
Op die manier blijft God
nu bij de mensen.
Ondanks alles.
Manu Verhulst