Stilletjes en dreigend komen ze op mij af en gaan aan weerszijde van me staan - Depressie links van me, Eenzaamheid rechts. Ze hoeven me niet hun insignes te laten zien. Ik ken ze al langer dan vandaag. We spelen al jaren kat en muis. Ik zeg tegen hen 'Hoe hebben jullie mij weer gevonden?' Depressie, nogal een bijdehand type, zegt: 'Wat, ben je niet blij ons te zien?' 'Ga weg', zeg ik tegen hem. Eenzaamheid, een agent van een iets gevoeliger type, zegt:' Het spijt me mevrouw, maar misschien moet ik u wel uw hele reis in de gaten blijven houden. Dat is nu eenmaal mijn opdracht.' 'Daar ben ik niet zo blij mee,' zeg ik. Hij haalt bijna verontschuldigend zijn schouder op, maar komt alleen maar dichter bij mij staan. Dan fouilleren ze me. Ze halen alle vreugde die ik bij me heb uit mijn zakken. Depressie neemt zelfs mijn identiteit in beslag, maar goed, dat doet hij altijd. Vervolgens begint Eenzaamheid me te ondervragen, wat ik verschrikkelijk vind aangezien hij er uren mee door kan gaan. (ergens gelezen en een beetje aangepast aan mij)
|