Veel vrouwen krijgen te maken met borstkanker. Al 18 jaar ben ik aan het vechten tegen die vervloekte ziekte. Genezing zit er helaas niet in. Wel proberen we de tijd zo lang mogelijk te rekken. Tijd die ik wil doorbrengen met mijn kinderen en mijn man, met familie en goede vrienden. Gewoon tijd om te leven, want ik geniet zo graag van het leven.
Drie en vijf waren mijn kinderen toen het verdict viel. Dat was meteen mijn grote drijfveer om te vechten en zeker niet op te geven. Ik moest en zou mijn kinderen zien opgroeien, ondanks de slechte prognose. Tien jaar, smeekte ik. Ik wil er alles aan doen om er nog minstens tien jaar te zijn voor mijn kinderen. Ik heb zo lang op kinderen moeten wachten. Ik was al 35 toen onze dochter werd geboren, en 37 toen onze zoon er aankwam. Ik kon ze nu niet achterlaten. Dat was ondenkbaar.
Zo sukkelde ik verder, van de ene behandeling naar de andere, met een aantal ingrepen en paniekmomenten onderweg. Maar tussen die kritieke fasen door, kon ik genieten van mijn kinderen, en van het leven in al zijn facetten. De tiende verjaardag van mijn strijd hebben we gevierd, stilletjes in vertrouwde kring maar met veel dankbaarheid.
Tegen alle verwachtingen in heb ik ook de vijftiende verjaardag kunnen vieren. Bij die gelegenheid ben ik begonnen het verhaal van mijn vijftien jaar leven met kanker neer te pennen. Vlak daarna keerde mijn geluk. Er werden verschillende botuitzaaiingen vastgesteld. Sindsdien ben ik haast voortdurend in chemobehandeling. Daardoor draait het leven wel wat minder vlotjes, maar ik blijf vechten. Want hoewel mijn kinderen nu al 20 en 22jaar zijn kan ik ze toch niet achterlaten. Ik wil graag oma worden. Ik wil graag nog vaak op reis gaan, op stap gaan met vriendinnen … ik wil graag zoveel nog …
De tijd begint nu echt te korten. Maar dat besef is opnieuw een stimulans, een aanmoediging om vol te houden en te blijven vechten, want wie weet …
Naar jaarlijkse gewoonte is er rond 10
oktober een grote bijeenkomst van de familie van mijn man langs moederskant. Er
zijn vier familietakken die om de beurt de organisatie van het familiefeest op
zich nemen. Al jarenlang wordt die traditie onderhouden en het is telkens een
groot succes. Wij mochten er gisteren weer bij zijn en het was heel gezellig. Alles
begint met een mis en daarna is er bijeenkomst in de parochiezaal. We werden
onthaald op superlekkere hapjes en een soepje, en een glaasje bubbel erbij
natuurlijk. Daarna schuiven we aan tafel voor broodjes met beleg. Ik kan heel
erg genieten van zon familiefeesten. Iedereen is heel vriendelijk en welgezind
en de familiebanden worden weer wat aangehaald. We zijn intussen al aan de
vierde generatie na de start. Tof he? Elk jaar is de familie weer uitgebreid,
met een vriendinnetje, een huwelijk of de geboorte van een kleine spruit. Er valt
dus steeds wat nieuws te beleven. Ieder jaar wordt ons geheugen getraind: wie
is dat nu weer? Van wie is dat kindje? Hoe oud is dat neefje nu? Een heel goede oefening!
Omdat steeds meer familieleden mijn blog
beginnen lezen kan ik er gebruik van maken om de organisatoren van dit jaar te
bedanken voor hun inzet om er geslaagd feest van te maken.Wel mannen, het is alweer voor 100% gelukt! Heel erg bedankt!
Aan mijn bloglezers kan ik meteen
duidelijk maken dat mijn leven zeker niet altijd kommer en kwel is en dat er
regelmatig leuke genietmomenten zijn. Gelukkig maar J!
Hartelijk
dank voor jullie medeleven en de gelukwensen met onze 24stehuwelijksverjaardag. De berichtjes en mailtjes
hebben me bijzonder veel plezier gedaan.
Als
het nu nog niet lukt om het zilveren jubileum te halen, dan weet ik het ook
niet meer J.
Maandag 3 oktober was het
zover. Mijn allerliefste kwam me met een ochtendzoen wekken en vroeg of ik s
avonds tegen vijf uur naar Leuven zou kunnen komen. Ik keek hem ietwat
verdwaasd aan, maar plots klaarde er toch iets op in mijn beneveld brein. Proficiat!
zei ik, met een krakend slaperig stemmetje. We waren die dag immers 24 jaar
getrouwd. (waarvan 17 jaar met kanker, bah L).
We zouden eventjes rondlopen
langs de winkels in Leuven en tegen half zeven zouden onze twee studenten ons
komen vervoegen voor een gezellig etentje. Leuk vooruitzicht!
***
Ik ging met de bus naar Leuven
en we vonden mekaar aan het stadhuis. We wandelden langs de winkels, met kleine
voorzichtige stappen om de voetjes te sparen. Het weer was schitterend! Iedereen
leek wel in zomersfeer en de studentenstad die anders al bekoorlijk is voelde
nu nog prettiger aan. Het was net of we met vakantie waren. We genoten van het
winkelen en precies tegen halfzeven waren de kinderen daar. We vonden nog een
tafel buiten op het terras. We hebben lekker gegeten en gebabbeld en gelachen.
Kortom, het was een supergezellige avond.
Wat was het heerlijk, zon weekje ontspannen
in Luilekkerland. Er stond geen moeten op het programma. We zouden enkel wat
zwemmen, wat van de zon genieten, de voetjes verzorgen en boeken lezen of
sudokus oplossen en natuurlijk lekker eten. Wat een vooruitzicht!
Ik was er al dagenlang van aan het
dromen, maar ik probeerde me te bedwingen, want als je teveel verwacht valt het
natuurlijk tegen. Maar neen, het viel niet tegen, het was zelfs beter dan ik
het me voorgesteld had. Het weer was wonderbaarlijk goed. De dag voor we
aankwamen had het gestormd. De dag van onze aankomst was er dan de te
verwachten ijskoude mistral, maar daarna stond de zon daar te schitteren in de
hemelsblauwe lucht.
s Morgens wachtte ons in onze chambre dhôtes
een lekker ontbijt met fruitsap, thee en allerlei soorten Frans brood met beleg.
s Avonds kan je in Frankrijk maar vanaf half acht in een restaurant terecht.
Vandaar dat we meestal s middags naar lIle-sur-la-Sorgue reden voor een warme
maaltijd aan de oevers van de Sorgue, of in de schaduw van de platanen bij het
kerkje. Donderdag gingen we naar het typische marktje en zondag naar de
antiekmarkt. Die Provençaalse marktjes hebben toch een heel typische, zomerse, kleurrijke
sfeer, die je nergens anders terugvindt. Ik heb enorm genoten. Ik had veel tijd
om mijn voetjes te verzorgen, zodat die toch wel redelijk hersteld zijn, in die
mate dat ze bijna geen pijn meer doen. Het feit dat de dokter de dosis chemo
heeft teruggeschroefd naar 80% zal ook wel meegeholpen hebben om de pijn te
verzachten.
***
Wat ik zeker niet mag vergeten vertellen
is een ongelooflijke samenloop van omstandigheden. Ik heb af en toe contact met
blogvriendin Chrisje. Ze vertelde dat ze eind september naar Frankrijk met
vakantie zouden gaan. Bij ons was intussen ook het idee gerijpt om nog een
beetje zon mee te pikken na die treurige zomermaanden. Bij een volgend kontakt
kwam ik te weten dat Chris en Willy de laatste week van september zouden
vertrekken. Intussen was ons verblijf in lIle-sur-la-Sorgue geregeld. We
zouden 19 september vetrekken. Na veel nadenken besloten we de auto thuis te
laten en met de TGV te reizen tot Avignon, en daar een wagen te huren. Groot
was onze verbazing toen we vernamen dat Chris en Willy eveneens op 19 september
zouden vertrekken, ook met de TVG, en ook naar Avignon, want ze zouden in een
dorpje, Lagnes genaamd, op amper 5
km van lIle-sur-la-Sorgue. Het toppunt was dat zij van
de meer dan tien TVGs die die dag naar Avignon reden, precies voor dezelfde
trein hadden gekozen. Zij zaten in voertuig 4 en wij daar net achter in
voertuig 5. Van een samenloop van omstandigheden gesproken! Ongelooflijk, niet?
Na lang en veelvuldig smeren, veel
rusten en zo weinig mogelijk stappen geraken de voetjes terug in vorm. Het is
een hele verademing om weer te kunnen stappen zonder al te veel pijn. Ik krijg
van bezorgde nichtjes en vriendinnen allerlei zalfjes en ander smeersel
aangeboden om de kloven weg te werken. Ik word nogal verwend hoor! Mij hoor je
niet klagen. Ik smeer zoveel mogelijk en dat schijnt te helpen.
Bij mijn vorige bezoek heeft de dokter beslist om de volgende chemokuur met een week uit te stellen. Daarnaast heeft ze ook de dosering teruggeschroefd naar 80% omdat ik teveel reactie had op de voetzolen. Ik ben er alleszins niet boos om. Een extra weekje om te bekomen tussen twee kuren. Hopelijk zullen de huidreacties bij de volgende kuur niet zo hevig zijn met de verminderde dosis? Mijn bloedwaarden waren echter opnieuw net zo laag als drie weken terug. Ik moet dus opnieuw twee bloedeenheden krijgen. Het was al te laat om die dezelfde dag nog te krijgen, dus ben ik de donderdag moeten teruggaan om vijf uur aan het infuus te liggen...
Feest
Gisteren was het feest. Een nichtje van
mijn man werd 60 jaar en wilde dat vieren met familie en goede vrienden. Het
feest ging door in de parochiezaal, die feestelijk was versierd. Aan de muur
was er een doorlopende diavertoning met sfeervolle fotos uit de voorbije 60
jaren van het nichtje. Het was een heel gezellige sfeervolle avond. We kregen
lekkere hapjes en wat later hield het nichtje een leuke voordracht over wat er
in die voorbije 60 jaar zoal was gebeurd. Het was tegelijk ontroerend, hartverwarmend
en op sommige ogenblikken bijzonder grappig. Ze had er echt haar werk van
gemaakt. Op het einde vergeleek ze alle genodigden met een web van liefde en
vriendschap die allen met draden aan mekaar verbonden waren. De Gouden draden
waren haar man en haar drie zonen, haar schoondochters en de kleinkinderen. De
zilveren draden waren voor alle familie en vrienden die iets voor haar hadden
betekend. Voor sommigen had ze een persoonlijk woordje van erkenning. Ook voor
de genodigden uit de vele verenigingen waar ze deel van uitmaakte had ze
lovende woorden. Tenslotte werd Mijnheer pastoor een stalen draad toebedeeld waarmee
hij zijn parochie bij elkaar hield en steunde. Daarna kregen we allemaal frietjes en
als nagerecht werd er een echte authentieke bakfiets binnen gereden met ijsroom, waar iedereen naar
believen een hoorntje ijsroom kon gaan halen. De hele tijd draaide de disc jockey heel
goede muziek waardoor iedereen meteen in de juiste stemming kwam. Zodra de
frietjes op waren trok ieder naar de dansvloer die voor de rest van de avond
niet meet leeg te krijgen was. Bewijs voor de goede sfeer en de goede muziek.
Ik kan enorm genieten van zulke feesten
met allemaal mensen die het goed menen met elkaar en die zonder al te veel plichtplegingen samen heel veel
plezier kunnen maken. Ik was dan ook enorm blij dat ik bij de genodigden was.
Mijn voetjes waren dermate hersteld dat ik zelfs een paar meeslepende slows heb
kunnen meedansen. Zalig! Puur genieten.
Een weekje rust
Morgen vertrek ik met mijn mama en
dochter voor een weekje ontspanning naar de Provence. We gaan met de hogesnelheidstrein naar Avignon en daar huren we een auto. Van Avignon is het een
half uurtje rijden tot LIle-sur-la-Sorgue, waar we logeren in een Chambre dHôtes
met de schitterende naam Le temps dune Chanson. Meer moet dat niet zijn! Ik hoop dat ik daar wat kan rusten,
genieten van een zonnetje, af en toe gaan zwemmen, en een boek lezen.
Het is zover. Sinds enkele dagen weet ik
wat het hand voet syndroom inhoudt. De huidreactie die door de Xeloda wordt
veroorzaakt. Oei oei, mijn arme voetjes. Van de ene op de andere dag had ik
rond mijn hielen allemaal kloven. Ook in de voetzool zelf en in mijn dikke teen
had ik pijnlijke plooien. Mijn voeten leken kompleet uitgedroogd en tegelijk
verbrand. De voetzool is rood gevlekt. Sommige vlekken paarsrood. Die rode
zolen voelen aan alsof je net over een veld met gloeiend hete steenkool hebt
gelopen, verbrand dus. Onder die rode vlekken zitten grote witte blaren, zo
lijkt het toch. Smeren met uierzalf, zegt de dokter. Ik smeer mijn voeten zeker
zes keer per dag grondig in met die uierzalf, maar of het iets helpt is niet zo
duidelijk. Bovendien is dat smeren niet van de poes. De minste aanraking
veroorzaakt pijn.
Het ergste is als ik moet stappen. De
druk op de zolen lokt die hevige huidreactie uit en vermeerdert de pijn. Op het
internet las ik dat je geen knellende schoenen mag dragen (doe ik nooit) en dat
je moet vermijden om te stappen. Aha, met dat laatste heb ik iets meer
problemen. Zo weinig mogelijk stappen? Hoe moet ik me dan verplaatsen? Zweven,
of vliegen? Erg realistisch is die aanwijzing toch niet. Het is wel zo dat
wanneer je een dag iets meer in huis hebt rondgelopen, dat je de volgende dag
extra pijnlijke voeten hebt. Gaan wandelen of winkelen is al helemaal uit den
boze. De vriendinnen willen me wel mee uit vragen, maar ik kan amper stappen!
Dus zit ik hier in huis weeral gekluisterd aan mijn zetel. Met een kussen onder
mijn kuiten, zodat de voeten met niets in aanraking komen.Dat is het meest comfortabel. Toch is de pijn
daarmee niet weg. Op sommige ogenblikken voelt het aan alsof ik met mijn
voetzolen te dicht bij een hete kachel zit. De zolen voelen aan als
brandwonden. En op brandwonden lopen je kan je wel voorstellen dat er
aangenamere dingen zijn.
Aan mijn handen begint het ook. Daar heb
ik rode jeukende vlekken. Een schoteldoek uitwringen doet pijn. In de handpalm
zijn al de huidplooitjes tussen de vingerkootjes uitgedroogd. De vingertoppen
zijn heel gevoelig. Op de laptop typen moet met de nodige omzichtigheid
gebeuren.
Het is alweer een hele aanpassing in je
levenswijze met die huidreacties.
Maar ik heb ook gelezen dat wanneer je
met Xeloda stopt, de huidreacties aan handen en voeten na enkele weken weer
zullen genezen zijn. Dat is toch al goed nieuws!
De voorbije weken ben
ik gewoon slaapdronken, doodmoe, uitgeput. Het enige dat me kan boeien is mijn
bed. Ik wil slapen, enkel maar slapen. Heb geen fut, geen energie, niets.
Donderdagavond heeft
de storm hier weer toegeslagen. Het noodweer sloeg loodrecht op onze voorgevel
in. De ganse voorste helft van de zolder stond in een mum van tijd onder water.
De nieuwe computer en al het andere electronisch materiaal dat op onze
computerzolder was opgesteld stond drijfnat in het water.
Na het opruimwerk
ben ik in bed gekropen en viel als een blok in slaap. De volgende dag ben ik
gewoon niet opgestaan. Zo uitgeput was ik. Rond vijf uur in de namiddag kwam de
zoon eens kijken of ik niet wou opstaan. Je gaat vannacht niet meer kunnen
slapen, zei hij. Daar was geen gevaar voor meende ik, en viel terug in slaap. Geloof
het of niet, maar ik sliep de ganse nacht door zonder wakker te worden. De
volgende dag, zaterdag, ben ik rond de middag uit bed gekropen, heb wat gegeten
en gedronken en ben terug gaan slapen. Zondag moesten we tegen de middag naar
een feestje. Ik ben om elf uur uit bed gekomen en heb de rest van de dag
redelijk goed doorstaan. Maandag werd ik spontaan wakker om één uur. Het was
voor het eerst in weken dat ik me min of meer uitgerust voelde. Zalig!
Bij het bezoek aan
mijn buitenverblijf deze donderdag werd duidelijk waar de vermoeidheid vandaan kwam:
de bloedwaarden stonden weer te laag en ik kreeg meteen twee eenheden bloed
toegediend.
Met mijn oprechte
dank aan al die gulle bloedgevers, zonder wiens onbaatzuchtige vrijgevendheid
ik het niet zou trekken.
Het is oorlog in
mijn lijf. Mijn gevechtstroepen zijn alert en in opperste staat van paraatheid.
De tegenstanders zijn bijzonder listig en kwaadaardig. Ze hebben van
oorlogsvoering hun levensdoel gemaakt. Ze zijn buitenmatig sluw, verplaatsen
zich onmerkbaar en slagen erin zich te verstoppen voor elke tegenaanval. Zodra het gevaar geweken is, komen ze terug te voorschijn uit het niets en zetten hun
verwoestende werk onverminderd voort. Ze trekken naar een willekeurige plaats
in je lichaam en vermoorden er alle cellen om ze meteen te vervangen door hun
eigen cellen. Die gaan zich vermenigvuldigen aan een bijzonder hoog tempo, waardoor
hun lokatie weldra uit zijn voegen barst en zich bulten, builen of gezwellen
gaan vormen. Mijn eigen troepen rukken op tegen deze vernielers en proberen ze
in te pakken en op te sluiten om te vermijden dat ze zich gaan uitbreiden. De
uitstulpingen vol oorlogsgeweld kunnen een pijnlijke druk veroorzaken op
omliggende weefsels. Mijn lijf doet zijn uiterste best, maar de aanvallers zijn
veel meer bedreven in oorlogsvoering en bedenken steeds andere listen.
De jarenlange inzet
eist zijn tol.
Gelukkig is er de
generaal, specialist in oorlogsstrategieën, die ons bijstand heeft beloofd in
deze strijd. Hij schakelt chemische oorlogsvoering in. Daar hebben de
tegenstanders wat van terug, maar ook de eigen troepen ondervinden de nadelige
gevolgen van deze chemische aanvallen. Af en toe vuurt de generaal ook
dodelijke stralen af op de aanvallers. Dat is iets waar de terroristen veel
hinder van ondervinden. Maar ze slagen er na enige tijd toch weer in zich te
herstellen en zetten hun aanvallen op ander terrein verder. Zelfs de generaal
ziet in dat het een verloren strijd is. Toch geven we niet op. We zullen samen de
indringers bestrijden tot onze laatste snik. Een gemakkelijke overwinning
gunnen we hen niet, oh neen.
Geen nieuws, goed
nieuws. Zo luidt het gezegde en zo is het ook. De toestand blijft ongewijzigd.
De tumorcellen in mijn schedelbeenderen blijven hun best doen en woekeren dat
het een lieve lust is. Ze zijn vooral actief aan de linkerkant. Daar heb ik een
paar builen die behoorlijk pijnlijk zijn. Dat ze daar maar blijven en niet
onder de haargrens uitkomen, denk ik vaak. Stel je voor dat ik met zon builen op
mijn voorhoofd of elders in het aangezicht moet rondlopen. Dat zou geen zicht
zijn! Het was wel een hele opluchting via
de scans te vernemen dat de kanker voorlopig in het bot blijft zitten en nog
niet de hersenen zelf aantast. Door die hoofdpijnen was ik er toch niet zo
gerust meer in. Maar zie, de goden zijn met mij! Ik ben al bij al toch een echt
zondagskind. Als je bedenkt hoe lang ik het al volhou sinds die kanker in mijn
lijf kroop. Er zijn talloze lotgenoten die al veel eerder hun gevecht tegen
kanker moesten opgeven.
Ander nieuws. Een
tijdje terug kreeg ik bericht vanuit de familie dat er een kindje is geboren
dat zwaar gehandicapt ter wereld kwam. Dat is pas iets waarvan je hart stil
gaat staan. Als moeder sta je machteloos. De dokters vinden niet wat de oorzaak
is en kunnen dus ook geen gepaste therapie voorschrijven. Wat doe je dan? Zoiets moet verschrikkelijk zijn om te
verwerken. Het ganse gezin, ouders, andere kinderen, grootouders, iedereen
wordt erdoor getroffen. Hun leven wordt kompleet overhoop gegooid en de
toekomst ziet er alles behalve rooskleurig uit.
Dan kan ik niet
anders dan mezelf heel gelukkig prijzen dat ik twee gezonde kinderen heb.
En die ouders en het ganse gezin bewonderen om hun eindeloze inzet voor
dat kleine wezentje, hun niet aflatende hoop op beterschap, de kracht waarmee
ze blijven zoeken naar oplossingen, en het feit dat ze ondanks alles een
glimlach kunnen bewaren voor anderen. Daar doe ik mijn hoed voor af!
De laatste weken
kreeg ik steeds meer pijnlijke bultjes op mijn hoofd. Daardoor weet ik dat de
kanker zijn vernielend werk weer een tandje hoger heeft gezet. Ik heb een
lichte hoofdpijn vlak onder het schedeldak, vooral aan de linkerkant. De
tumormerker klimt eveneens gestaag de hoogte in. De oncologe overweegt dus om
van chemo te veranderen, aangezien de kanker niet gevoelig blijkt voor het
product.
Maar eerst moeten
een paar scans worden genomen. Eentje van de schedel, om te zien of de hersenen
niet zijn aangetast en eentje van de thorax en de bovenbuik om te zien of alles
in orde is met de longen en de lever. De beide scans zijn op donderdag genomen.
Eerst had ik donderdag een afspraak voor de schedel en volgende maandag voor de
thorax. Donderdag was er echter een heel vriendelijke verpleegkundige van
dienst op radiologie. Ik heb al mijn charmes in de strijd geworpen om te
bekomen dat de beide scans toch op dezelfde donderdag zouden kunnen genomen
worden. Dat zou me een extra rit naar Hasselt kunnen besparen. Na enig
weerwerk stemde hij er in toe om de dokter erover aan te spreken. En, het
mocht! Zo was ik ineens van twee onderzoeken verlost. Bedankt lieve
verpleegkundige en welwillende dokter!
De oncologe die de
resultaten van de scans met mij zou bespreken, komt echter pas op woensdag naar
het ziekenhuis in Hasselt. Ze werkt namelijk ook in een ander ziekenhuis.
Wachten op resultaten tot volgende woensdag wanneer ik terug een afspraak heb
met haar, dat is (voor mij althans) een zware opdracht. Geduld is me jammer
genoeg niet met de moedermelk meegegeven.
Dus heb ik vrijdag
een aantal telefoontjes gedaan. Het was superdruk in het ziekenhuis.
Verscheidene artsen zijn immers met verlof, maar het aantal patiënten mindert
daarom niet. De aanwezige artsen zitten dus tot over hun oren in het werk. Toch
heb ik er eentje gevonden die zo vriendelijk was om te beloven dat ze me zou bellen wanneer ze klaar was met haar raadplegingen. En ze heeft woord gehouden.
Zodoende weet ik nu dat er geen uitzaaiingen zijn in de hersenen. Wel is er
toegenomen activiteit in het schedelbeen. Ook de longen en de lever zijn in
ongewijzigde staat vertelde ze. Ik heb dat dan allemaal maar opgenomen als
goed nieuws.
Zo kunnen we de
verjaardag van mijn moeder en mijn dochter vandaag met een blij hartje vieren.
Hip, hip, hoeraaaa!
Laatst vond ik in een boekje enkele mooie gezegdes over
vriendschap en zo.
Ik wil jullie graag laten delen in die mooie woorden. Het eerste gaat over luisteren, iets wat ik nog steeds aan het
leren ben:
De
meest fundamentele en krachtige manier om een band te sluiten met een ander
persoon is door te luisteren. Gewoon luisteren. Misschien is onze aandacht wel
het belangrijkste dat wij elkaar kunnen geven
Een
liefdevolle stilte heeft vaak veel meer helende en opbouwende kracht dan de
best bedoelde woorden.
Rachel Naomi Remen
Heel belangrijk is ook jezelf graag zien:
Vriendschap
met jezelf is heel belangrijk, want zonder deze vriendschap kun je ook geen
vriendschap sluiten met anderen.
Eleanor Rooselvelt
Een waarheid die niet te ontkennen valt:
Waar
anders leven we voor, dan om elkaar het leven minder moeilijk te maken?
George Eliot
Vriendschap
is net als filosofie en kunst niet noodzakelijk
Het
is van generlei waarde om te overleven;
het
is eerder iets dat het overleven gemakkelijker maakt.
C.S. Lewis
Dit gezegde geldt vooral voor mezelf. Ik kan er echt van
genieten om eens zot te doen!
Een
van de voordelen van oude vrienden is dat we bij hen eens dwaas kunnen doen
Jullie hebben lang
moeten wachten op wat nieuws. Het spijt me. Gauw even bijwerken.
De twee zakjes bloed
die ik op donderdag 7 juli kreeg toegediend hebben niet veel effect gehad.
Misschien wel op mijn bloedwaarden (dat zullen we bij het volgende
ziekenhuisbezoek weten), maar niet op mijn gevoel. Ik blijf me even moe en
uitgeput voelen. Ik doe dan ook veel dutjes overdag. Wanneer ik zo van die
slappe dagen heb krijg ik gauw het gevoel dat ik volkomen nutteloos ben.
Intussen heb ik het
stadium bereikt dat mijn morfinepleister in zon kleine stukjes wordt verknipt,
dat het moeilijk wordt om ze vast te plakken. Zaterdag ben ik ermee gestopt. Zoals
ik al eerder vertelde ga ik er van uit dat ik, nu de pijn minder is, ook de
morfine moest afbouwen. Wie weet heb ik hem later nog veel harder nodig. Als ze
later om een of andere reden de dosis fel moeten opdrijven ben ik bang dat ik
helemaal suf ga worden en dat wil ik alleszins voorkomen.
Dat afkicken, hoe
geleidelijk je het ook doet, vraagt enorm veel doorzettingsvermogen. Het heeft
niets te maken met de wil om af te kicken, het is je lichaam dat zo snakt naar
die drug. Het veroorzaakt lichamelijke en geestelijke vermoeidheid,
lusteloosheid en neerslachtigheid. Vaak heb ik ijskoude handen en voeten, die
met niets zijn op te warmen. Het enige dat helpt is in de badkamer met de
voeten in de bidet vol heet water gaan zitten en er steeds warmer water bijdoen
tot die verkleumde voeten eindelijk op temperatuur komen. Daarna wollen sokken
aantrekken en onder een warme fleece kruipen. Soms krijg ik een soort
trillingen in de borstkas en dan denk ik dat er iets mis is met mijn hart. Het
ergste is die niet te beschrijven vermoeidheid. Soms jeukt mijn haar en kan ik
de fut niet opbrengen om mijn arm te heffen om te krabben. Eigenlijk breng ik
het grootste gedeelte van de dag in de zetel door. Dan heb ik het gevoel dat ik
het leven misloop en begin ik me af te vragen of het allemaal nog wel de moeite
loont. Dat neerslachtige gevoel wordt waarschijnlijk ook veroorzaakt door het gebrek
aan morfine.
Sinds enkele dagen
pas zijn de afkickverschijnselen, behalve de vermoeidheid, grotendeels
verdwenen. Toppunt is dat ik sinds een week terug pijn heb. Haast onhoudbare
pijn in de bovenrug. Verdorie toch! Zo kruipen de dagen voorbij en ik blijf me
ellendig voelen. Wanneer zal ik me terug wat normaler gaan voelen? Ik word er
haast wanhopig van. Onlangs sprak ik toevallig mijn schoonbroer radioloog aan
over die vervelende afkickverschijnselen en de terugkerende pijn. Hij vertelde
dat het eigenlijk niet nodig was om die kleine dosis morfine te stoppen. Het
lichaam went aan morfine, vertelde hij, in die zin dat de slaperigheid die zich
in het begin voordoet niet van blijvende aard is. Als ik pijn heb of wanneer ik
blijvende last ondervind van dat afkicken, dan moest ik volgens hem terug een
morfinepleister kleven. Dat kon geen kwaad voor later verzekerde hij mij. Je
moest eens weten welke dosissen morfine sommige patiënten krijgen toegediend,
en die zijn net zo helder van geest als jij en ik zei hij.
Diezelfde avond heb
ik opnieuw een kwartje morfinepleister gekleefd. De volgende dag was mijn
rugpijn stukken beter en had ik terug wat energie! En zeggen dat ik nu al
zoveel weken heb afgezien voor niets!
Ik blijf erbij dat
artsen veel meer uitleg moeten geven bij behandelingen en bij de geneesmiddelen
die ze toedienen. Uitleg over het effect, de noodzaak, de bijwerkingen, wat er
gebeurt als je ermee stopt, wat het voordeel is om ermee verder te doen, en nog
veel meer! Ik heb het zowel met de huisarts als met de oncoloog gehad over mijn
drijfveren om met de morfine te stoppen. Geen van beide heeft me verteld wat
mijn schoonbroer me vertelde. Anders was ik nooit door die hel van dat afkicken
gegaan.
Communicatie, of het
gebrek daaraan, is en blijft een groot en belangrijk probleem in de relatie
arts-patiënt!
Om acht uur s
morgens moest ik me aanmelden in het ziekenhuis dichter bij huis voor mijn
bloedaanvoer. Een vriendelijke verpleegkundige bracht me meteen naar een kamer
met drie bedden. Ik kreeg het bed bij de
deur, weg van het raam. Wat later kwam een vrouw binnen die in het
tegenoverstaande mocht plaatsnemen. Ze had gezelschap mee en babbelde opgewekt
met haar bezoekers. Tenslotte kwam een oudere vrouw binnen die erg moeilijk te
been was en zwaar hijgde en hoestte. Zij kreeg het bed aan het raam bij de
televisie. Ik weet niet wat er scheelde maar die vrouw kreeg regelmatig een
zware hoestaanval waarbij je de fluimen op en neer hoorde reutelen in haar
borstkas. Haar man vertrok kort nadat hij haar in bed had gestopt en de vrouw
viel prompt luid snurkend in slaap.
Een uurtje later
kwam de verpleegkundige me aanprikken. Ze deed erg twijfelachtig over mijn
bloedgroepkaart. Nochtans werd die uitgevaardigd door een erkend labo in
Herentals. Ze vroeg of die kaart uitgevaardigd was door dit ziekenhuis? Neen
dus. Dan zullen we die bloedgroep opnieuw moeten bepalen, zei ze. Hoezo?
Verandert de bloedgroep naargelang het ziekenhuis waar je behandeld wordt?
Waartoe dient de bloedgroepkaart dan? Waarom vragen ze nadrukkelijk om die
bloedgroepkaart niet vergeten mee te brengen? Is de nieuwe bloedgroepbepaling
gewoon een middel om extra onderzoekskosten aan te rekenen? Dit was alvast geen
goed begin.
Om twintig over
negen was de bloedafname achter de rug. Het wachten ging verder.
Kort daarna kwam er
een volledig in het zwart geklede vrouw de kamer binnenwandelen. Ze was meer
dan mollig en ze had onverzorgd lang, slordig en vettig haar dat klitterig rond
haar gezicht slingerde. Ik ging er van uit dat ze op bezoek kwam bij een van
mijn twee kamergenotes. Toen ze de gordijnen rond mijn bed begon dicht te
trekken besefte ik tot mijn schrik dat zij de oncologe moest zijn. Ze schoof de
stoel dichterbij en stelde zich voor. Ze gaf me een slap handje dat ze
onmiddellijk terugtrok voor ik haar groet kon beantwoorden. Een onmiskenbare
zweetgeur drong mijn neus binnen. Ik deed moeite om mijn afkeer te verbergen.
Vriendelijk was deze dokter wel, en waarschijnlijk was ze ook deskundig genoeg,
maar moet een arts niet een toonbeeld van hygiëne zijn? Dat haar haar vandaag
nog geen kam had gezien was overduidelijk, laat staan dat ze het onlangs nog
gewassen had.
De verpleegkundigen waren
zeer vriendelijk en kwamen af en toe vragen of ik iets nodig had. De hoofdverpleegkundige
kwam uitleg geven over wat er nog zou volgen. Maar toch duurde de wachttijd
enorm lang. Er was een televisie in de kamer, maar die was zodanig opgehangen
dat alleen dat ene bed bij het raam ernaar kon kijken. Er was geen radio en ook
geen tafeltje om iets op te zetten. Dus hield ik mijn drankje de ganse
voormiddag in de hand. Ik heb wat papier gevraagd en ben wat beginnen
schrijven, met mijn leesboek als tafeltje.
Rond het middaguur
kregen we een kommetje megazoute soep en enkele boterhammetjes met gerookt paardenvlees.
Waarom ze in ziekenhuizen steeds zon zoute soep opdienen blijft me een
raadsel.
Om half één kwam de
verpleegkundige mijn bloeddruk en hartslag meten. Ze vertelde opgewekt dat de
bloedeenheden al waren toegekomen. Oef! We konden eindelijk beginnen. Twee
uur en een half per zakje. Rond half zes was ik eindelijk klaar.
Amaai, wat een
ellenlange oersaaie dag in het ziekenhuis.
Vandaag,
woensdagmiddag, vertrekt onze dochter op reis. Ik zou haar na de middag tot
Leuven brengen en vandaar zou ze de trein naar de luchthaven nemen. Ze gaat voor 23 dagen op reis, samen met een vriendin, voor een avontuurlijke tocht met
de rugzak door Costa Rica en Nicaragua.
Het zal raar doen
haar zo lang te missen en ik hoop maar dat alles vlot zal verlopen in Hasselt
zodat ik tijdig terug zal zijn. Normaal gezien zou het moeten lukken.
Doktersafspraak om kwart voor één, daarna nog even wachten op de nieuwe dosis
Xeloda uit de apotheek en tot slot nog een klein uurtje taxi naar huis.
Helaas! Het begon al
met het verlate doktersbezoek. Natuurlijk was ik daarmee mijn afspraak met de
taxi mislopen en moest er een nieuwe wagen worden gestuurd, waarop ik ruim een
half uur moest wachten.
Ik schrok me een
hoedje toen de dokteres me na enig opzoekwerk op haar computer meedeelde dat
mijn bloedwaarden te laag stonden en dat ik dringend twee eenheden bloed nodig
had. Ze zou ze meteen bestellen. Oh neen, niet vandaag, zei ik lichtjes in
paniek. Twee eenheden bloed laten inlopen (minstens vier uur), en dan nog eerst
het resultaat van de kruisproef afwachten (nog eens minstens een uur). Zo zou ik
nooit op tijd terug thuis zijn om de dochter weg te brengen. Aangezien het
dagziekenhuis sluit rond vijf uur zou ik zelfs nog moeten overnachten. dat was onmogelijk. Ik moest
absoluut nog mijn dochter zien voor ze vertrok. Ik had nog geen afscheid kunnen
nemen en ik zou haar bijna een maand lang niet meer zien!
Dat kan ik absoluut
niet maken vandaag, zei ik tegen de arts. Het zal wel moeten, zei de
dokteres onverstoorbaar. Neen, vandaag niet zei ik vastberaden. Uiteindelijk
zwichtte ze voor mijn argumenten. We kwamen tot een akkoord dat ik de volgende
dag in het ziekenhuis van Tienen de bloedtransfusie zou kunnen krijgen. Dat was
dichter bij huis en zo kon ik de lange autorit heen en weer naar Hasselt
vermijden. De arts bracht de nodige dokumenten in orde en ik kon vertrekken.
Na het laatste
ziekenhuisbezoek in Hasselt kreeg ik op het secretariaat een afspraak voor over
drie weken bij mijn vaste oncologe. De afspraak werd gepland voor de eerste
woensdag van juli. Kort daarop bleek echter dat de oncologe vergeten was haar
vakantieplanning mede te delen aan het secretariaat. Ze zou de eerste week van
juli met vakantie gaan. Er werd voor mij een nieuwe afspraak geregeld op de
eerste dinsdag bij een andere dokter. Eigenlijk was ik blij dat ik nog eens bij
die andere arts terecht kon. Hij is immers een van de verantwoordelijken op de
dienst oncologie en ik wou van de gelegenheid gebruik maken om hem aan te
spreken over die botwoekeringen aan de linker zijkant van mijn schedel. Ik
belde de taxi om een nieuwe afspraak te maken.
Op maandag 4 juli
kreeg ik telefoon van het ziekenhuis dat de hoofdarts zich ziek gemeld had voor
de volgende dag. Ik kreeg een derde afspraakdatum, opnieuw op woensdag maar bij
nog een andere arts. Ik belde meteen naar de taxidienst om de afspraak te
wijzigen. Gelukkig dat die mensen zo aanpasbaar zijn! Om 10u45 is de taxi me
komen ophalen zodat ik tegen kwart voor twaalf op de dagzaal was. Het doktersbezoek
zou om kwart voor één doorgaan.
Het was rustig op
het dagziekenhuis. Ik werd begroet door drie nieuwe gezichten. Ze vertelden dat
zij de vlinders waren, de mobiele ploeg die werd ingeschakeld als de andere
verpleegkundigen er om een of andere redenen niet konden zijn. Tijdens de
vakantie deed die situatie zich geregeld voor.
De vlinders waren
even vriendelijk, voorkomend en handig als de vaste ploegleden. Ze hebben in
Hasselt blijkbaar een goede selectieprocedure?
De tijd vloog
voorbij en om twintig voor één zat ik klaar in de wachtzaal voor de deur van
het dokterslokaal. Omstreeks vijf voor één kwam de arts naar buiten, keek me
even aan in het voorbijgaan en verdween in de lange gang. Even later ging ze terug
haar lokaal binnen. Ze gaf geen teken van herkenning. Een voorbijkomende
verpleegkundige vroeg zich af wat ik daar nog steeds zat te doen. Ze gaf me de
raad even aan te kloppen bij de dokter. Toen de dokter verscheen vroeg ik haar
of ze me toch niet vergeten was. Ze vroeg mijn naam en zei meteen dat ik niet
op haar lijst stond. Ik verzekerde haar van wel, maar ze scheen me niet te
geloven en ging alles eerst navragen op het secretariaat. Wat een raar geval.
Ik zat daar toch niet voor mijn plezier?
Toen ze terugkwam
nam ze mijn dossier mee om dat even door te nemen voor ze me binnen liet. Om
twintig over één kon ik eindelijk bij de dokter. Natuurlijk stond ik wel op
haar lijst, maar ze had er niet naar gekeken en was dus niet op de hoogte van
de laatste wijzigingen. Ook wat last van vakantiestress misschien?
Onze zoon (intussen 3e jaar
unief) heeft vandaag examen godsdienst. Geloven of niet geloven? Onze zoon
heeft er zo zijn eigen mening over. Benieuwd hoe het examen gaat aflopen. Terwijl
hij naar Leuven is zit ik te mijmeren bij een kopje koffie en ik denk terug aan
vroeger toen hij nog in de basisschool zat en die geloofskwestie ook aan de
orde kwam.
Hij zat in het eerste leerjaar. Het liep
tegen Sinterklaas toen de zoon thuiskwam met de melding dat een jongen in zijn
klas beweerde dat de Sint niet bestond. Ik mompelde zoiets van wat bazelt die
jongen nu en de zoon was gerustgesteld. Vooral omdat zijn geloof in de Sint
onaantastbaar was. Een kort berichtje aan de juf maakte dat de bewuste jongen
verder zijn mond dicht hield over de Sint en het dispuut koelde zonder blazen.
Het jaar daarop kwam de zoon thuis met
opnieuw een melding van dezelfde jongen. Mama, nu zegt hij dat de mamas en de
papas s nachts de kadootjes gaan kopen! . Ik schrok en hield even mijn mond. Maar mama, dat kan toch niet he? Die
domme jongen! Die weet niet eens dat de winkels s nachts gesloten zijn, zei
ons manneke misprijzend. Ik kon niet anders dan opgelucht ademhalen. Onze zoon bleef rotsvast in de Sint
geloven.
In het derde leerjaar werd er weer
gepraat over het bestaan van de Sint. Nu zeggen ze terug dat de Sint niet
bestaat zei de zoon verbolgen. Maar ik zal bewijzen dat de Sint wel bestaat! zei hij vastbesloten. Ik wachtte het vervolg af. Ik ga een brief schrijven naar de
Sint en die steek in zelf in de bus. Dan kunnen mama en papa niet weten wat ik
aan de Sint gevraagd heb en je zal zien dat de Sint toch mijn kadootjes
brengt, zei de grote fan van Sinterklaas. Dan zullen ze wel moeten geloven
dat de Sint bestaat, zei onze slimmerik. Oei, dat ging de verkeerde kant
uit!Hoe zouden we dat kunnen oplossen?
Sinterklaas was nog wel een paar weekjes veraf, maar ik maakte me toch zorgen.
Ik deed mijn uiterste best, maar zelfs met de meest sluwe vragen kon ik niets
loskrijgen over onze zoon zijn wensen. Dat jaar bracht de Sint enkele pakjes,
met de schrik in het hart. Gelukkig was ons altijd tevreden manneke zo blij met
zijn geschenkjes dat hij het hele gedoe met de brief prompt vergat. Na
Sinterklaas werd er op school blijkbaar enkel gepraat over de kadootjes en niet
meer over wie ze gebracht had. Dat was op het nippertje, met de hakken over de
sloot. Hoe zou het volgend jaar verlopen vroeg ik me af.
Het vierde leerjaar kwam eraan en zoals
verwacht kwam het thema opnieuw aan de orde. De zoon was intussen wat wijzer
geworden, ofwel hield hij ons voor de gek opdat de kadootjes zouden blijven
komen? We zullen het nooit weten. Toen de Sintperiode er aan kwam deed de
wijze jongen ons het volgende verhaal. Mams, we hebben het op school gehad
over geloven zei hij. Ach zo zei ik afwachtend. Welja, er waren er weer die zegden dat
zij niet in de Sint geloofden. Aha?. Nu zou het komen, dacht ik. Nu
is het sprookje uit. Hij gelooft niet meer in de Sint. Maar onze zoon liet zich niet zo gemakkelijk van de wijs brengen. Ik heb hen gezegd: Sommigen mensen
geloven in God, anderen niet. Jullie geloven misschien in God, en niet in de
Sint. Maar ik geloof niet in God, en wél in de Sint!En toen zwegen ze allemaal, zei hij.
Wat een smerig
goedje is die morfine toch! Als je echt kapot gaat van de pijn is morfine
inderdaad een reddende engel. Vorig najaar in het ziekenhuis was ik dolgelukkig
dat ik eindelijk iets kreeg om de pijn te verlichten. Maar nu mijn pijn
verminderd is, geraak ik van die verdomde plakkers niet meer af. Niemand heeft
me ooit verteld dat het zo moeilijk zou zijn om zonder morfine verder te gaan.
Niemand heeft me verteld op welke manier ik eventueel van die morfine kon
afkicken. Ik denk dat de artsen er gewoon van uitgaan dat, wanneer een kankerpatiënt
met morfine begint, dat die daar dan niet meer zal mee stoppen.
Ik raad iedereen aan
tweemaal na te denken vooraleer met morfine te beginnen.
Eigenlijk zouden de
artsen je moeten wijzen op het feit dat je lichaam zo makkelijk verslaafd wordt
aan morfine. Als patiënt sta je daar onvoldoende bij stil. De artsen zouden morfine
niet voor altijd mogen voorschrijven en ze zouden de patiënt van dichterbij
moeten opvolgen en de dosis verlagen zodra dat kan.
Bovendien zouden ze
zeer nadrukkelijk moeten wijzen op de moeilijkheden die het afkicken van zon
verslaving met zich meebrengt! Moeilijkheden voor het lichaam, moeilijkheden
voor de geest. Had ik het zelf geweten, dan had ik zeker al veel vroeger
geprobeerd om met die morfinepleisters te stoppen, of minstens de dosis te
minderen. Maar het kleven van zon pleister wordt haast een gewoonte zoals
dagelijks je tanden poetsen en dan ben je natuurlijk verslaafd voor je het zelf
beseft. Ik was verbijsterd om vast te stellen wat zon verslaving inhoudt. Het
lijkt wel of de morfine al die tijd de leiding heeft overgenomen. Van zodra ik
ermee gestopt was verloor ik controle over lichaam en geest. Mijn hoofd tolde,
ik was verschrikkelijk mistroostig en terzelfdertijd opgejaagd, weende de halve
dag, had nare dromen, kon haast niet meer slapen. Mijn lichaam trilde en rilde.
Het leek of het elk moment kon instorten. Ik was zo zwak en zo slap dat ik op
handen en voeten de trap op kroop. Kortom, ik voelde me rotslecht, op alle
gebied.
Het enige positieve
was (en we moeten toch steeds the bright sight of life bekijken he? J), dat mijn stoelgang probleemloos verliep sinds ik
stopte met morfine. Zálig gewoon! Dat was maanden geleden.
Ondanks dat
positieve puntje, hoe belangrijk ook, neem ik me voor mijn morfineverslaving zo
haast mogelijk ongedaan te maken. Als ik daarvoor opnieuw moet gaan kleven, dan
is dat zo. Wel begin ik met een halve pleister omdat ik er van uitga dat mijn
lichaam na die tien dagen zonder morfine toch met een lagere dosis zou moeten
verder kunnen. De pleister van deze vrijdag blijft er alvast vier dagen op in
plaats van drie, en de volgende pleister zal vijf dagen blijven kleven. Als
alles goed blijft gaan, met andere woorden als de pijn weg blijft en ik niet ga
flippen, kunnen we de dosis binnenkort verminderen door nog een stukje van de
pleister weg te knippen. Zo zullen we langzaam afbouwen tot ik uiteindelijk
verder kan zonder morfinepleisters! We
gaan ons best doen.
Natuurlijk ken ik
niets van afkickverschijnselen. Ik weet enkel wat ik er in boekjes links en
rechts over gelezen heb en dat is niet zo veel. Ik moest terugdenken aan de
uitzending over Kim Kay in Koppen XL en haar strijd tegen de morfineverslaving
die ze overhield aan haar kanker.
Opeens kon ik veel
beter begrijpen wat dat meisje aan de hand had. Je kan zon
afkickverschijnselen niet altijd goed verwoorden, maar het moet ronduit
verschrikkelijk zijn. Gelukkig gaat het bij mij niet om zon zware verslaving.
Ik weet natuurlijk niet welke dosissen Kim gewend was. Maar ik kan me nu veel
beter indenken wat verslaafde mensen moeten doormaken. Loskomen van een verslaving
heeft natuurlijk te maken met wilskracht, maar als je lichaam én je geest (want
ook je gemoed heeft fel te lijden) zo fel reageren op het onthouden van de
morfine, dan moet je al een hele held zijn om die strijd zomaar vol te houden!
Geen enkele niet-verslaafde zou ooit mogen oordelen over iemand die het
afkicken niet kan volhouden. Het is een onbeschrijflijke, ontzettend moeilijke
strijd. We kunnen enkel onze bewondering uitspreken over de mensen die er wél
in slagen hun verslaving te overwinnen.
Opgevoed als ik ben
tot flink zijn, doorzetten, niet opgeven, volhouden, was ik ondanks alle
miserie van zin om niet meer met de pleisters te herbeginnen, ook al had de
oncologe me bezworen dat wel te doen. Waarom blijf je niet gewoon verder
gebruiken, vroeg ze me toen ik over mijn klachten vertelde. Omdat ik weiger
verslaafd te zijn, antwoordde ik bijna verbolgen. Ze raadde me aan om in dat
geval opnieuw de volledige dosis te plakken en dan week na week stilaan af te
bouwen. Heel langzaamaan, zodat het lichaam terug kon wennen aan het leven
zonder morfine. Zou het toch niet lukken zonder
herplakken, vroeg ik me stilletjes af? Ik ben nu al een hele
week aan t afzien. Wanneer ik nu herbegin, dan is alle moeite voor niets geweest.
Maar het beterde
niet. Ik voelde me hoe langer hoe slapper, kon moeilijk op mijn benen staan,
voelde me mistroostig, de nachtmerries bleven aanhouden, ik kon s nachts niet
slapen en viel bijgevolg overdag geregeld in slaap. Eten maken was de grootste
klus van de dag. Mezelf naar de keuken slepen, de groenten uit de benedenlade
van de koelkast halen, neerzijgen aan tafel en op adem komen. De uien
fijnsnijden en een kwartiertje gaan liggen. Daarna de worteltjes schrapen en
weer rusten. Onvoorstelbaar en voor vele lezers onbegrijpelijk, kan ik me
indenken. Maar toch is het zo. Het voelde aan alsof mijn lichaam elk ogenblik
zou stoppen met me te gehoorzamen. Soms was het alsof mijn geest het zou
begeven. En ik werd bang. Bang voor wat er nog zou kunnen gebeuren. Bang dat
het verkeerd zou aflopen.
Vrijdag voelde ik me
zo ellendig dat ik de huisarts belde om advies. Ook zij raadde me aan opnieuw
pleisters te kleven en zeer langzaamaan af te bouwen. Ondanks mijn weerstand
tegen het hergebruik van de morfine, moest ik toegeven dat er geen andere
uitweg was. Vooral omdat de dokter me niet kon verzekeren dat het afkicken zonder langzaam afbouwen zou lukken.
Vrijdagmorgen, na de
telefoon met de huisarts, heb dan ten einde raad, terug een morfinepleister gekleefd. De
volgende morgen voelde ik me meteen een ander mens. Nog niet helemaal zoals het
hoorde, maar toch stukken beter dan de vorige dagen.
Vandaag ga ik
achterwaarts het ziekenhuis binnen. Ik heb er ab-so-luut geen zin in. Zeker niet
als ik denk aan de vorige keer, toen ik zo misselijk was.
Het is al 15u30 wanneer ik aankom. Op het secretariaat staat er niemand meer aan te schuiven voor de inschrijvingen. Het is meteen mijn beurt. Op zaal 3, waar ik vandaag heen gestuurd word met mijn steeds maar dikker wordend dossier, zijn er amper drie stoelen bezet. Ik geef mijn dossier aan de verpleegkundige die me met een brede glimlach verwelkomt. Meteen daarna word ik aangeprikt door een jong meisje in opleiding. Ze loopt haar laatste dag stage, vertelt ze. Nochtans handelt ze de hele procedure vlotjes af, alsof ze nooit anders heeft gedaan. Ze is vriendelijk en praat honderduit, zodanig dat ik de venijnige prik amper gewaar word. Om 16uur ben ik met alles klaar. Bloedstalen genomen, de Zometa ingelopen, de katheter gespoeld en de naald eruit.Nu wordt het
wachten. Mijn afspraak bij de dokter is pas om 17u gepland. Ik ben de laatste
patiënt op zaal 3 en men vraagt me te verhuizen, zodat ze de zaal kunnen
opruimen en afsluiten.
In de wachtruimte
voor het dokterslokaal zitten nog meer mensen. De dokter heeft
blijkbaar wat vertraging opgelopen. Ik verveel me en toch heb ik geen zin om te
lezen in de boekjes die daar ter beschikking liggen, en zelfs niet om een
sudoku op te lossen. De televisie kan me evenmin boeien. Bah, wat een rotdag.
Komaan Karlijn,
herpak je een beetje, probeer ik mezelf wat op te peppen. Uiteindelijk besluit
ik wat te gaan schrijven. Op het secretariaat ga ik een blaadje papier vragen
en ik begin met dit stukje te schrijven. Zo gaat de tijd toch wat sneller
voorbij. De laatste patiënt voor mij wordt pas om twintig over vijf bij de
dokter geroepen. Na het doktersbezoek moet ik nog terug naar de zaal om te
wachten op de voorgeschreven medicatie en dan pas kan ik de taxi bellen die een
half uur nodig heeft om tot Hasselt te rijden. Pfff, het zal laat worden
vandaag eer ik terug thuis geraak.
De zondag van
Vaderdag was ik heel erg moe en slapjes,
maar ik dacht dat het te wijten was aan de voorbereiding van het feestje.
Bovendien had ik de nacht tevoren niet zo goed geslapen.
Kort nadat het
bezoek in de late namiddag naar huis was vertrokken ben ik meteen in de zetel
in slaap gevallen. Nochtans voelde ik me na dat verlate middagdutje slechter
dan tevoren. Teveel hooi op uw vork genomen, zei mijn wijze moeder ietwat
verwijtend. Het zou na een goede nachtrust wel beter gaan, dacht ik.
De volgende dag, op
Pinkstermaandag voelde ik me gewoon rotslecht. Ik had opnieuw weinig geslapen,
veel gewroet, slecht gedroomd, en ik had het ijskoud. Mijn handen en voeten
voelden aan als ijsklompen en ik rilde aanhoudend. Het leek wel of mijn
bloedsomloop was stilgevallen en ik nooit meer warm zou krijgen. Mijn hele
lichaam deed pijn en ik was zo slap dat ik dacht dat ik door mijn benen zou
zakken.
Tegen de middag
werden we verwacht op het verjaardagsfeestje van mijn petekind en ik deed er
alles aan om weer in vorm te geraken. Uiteindelijk ging ik, gekleed in een
warme jogging en dikke pullovers, met mijn voeten in een warmwaterbad zitten in
de hoop ietwat te ontdooien. Na een halfuur, waarbij ik regelmatig warmer water
toevoegde aan het voetbad, moet mijn lichaam het toch op een of andere manier
warm hebben gekregen want, hoewel ik bleef rillen, begon ik terzelfdertijd te
zweten. Mijn hoofd leek te dollen en ik wist niet wat me overkwam. Zo had ik me
nog nooit gevoeld. Het is erg moeilijk om te beschrijven hoe slecht en raar ik
me voelde. Ik begon opeens zomaar te snikken en heb zeker een kwartier
hartverscheurend zitten huilen. Wat was er in godsnaam aan de hand?
Tijdens de vijftig
minuten durende autorit bleef ik maar rillen en zweten, ondanks het feit dat ik
me goed warm had gekleed en nog een extra fleece deken over me heen had. Mijn
man begreep er niets van, want de autocomputer gaf 20° aan. Ik kon mijn ogen
moeilijk open houden, maar dat was waarschijnlijk aan mijn slechte nachtrust te
wijten. Ik heb dan ook bijna de ganse weg geslapen.
Op het feestje was
het wel een raar zicht. Iedereen was op zon zomers gekleed en ik zat daar met
mijn pullovers. Kort na het middageten voelde ik plots een felle vermoeidheid
opkomen en ik ging even in de zetel liggen, waar ik prompt in slaap viel
ondanks het feestlawaai. Na dat dutje ging het even beter.
De volgende dag
voelde ik me zo mogelijk nog slechter. Ik kon alleen maar wenen, voelde me
eindeloos triest. Mijn lichaam trilde van een soort overspanning en tegelijk rilde ik van de kou. Ik begreep niets van die plotse
ommekeer. Vorige week had ik me zo goed gevoeld!
In een poging om aan
mijn man uit te leggen wat er scheelde zei ik het lijkt wel of ik
afkickverschijnselen heb!. Op datzelfde moment drong het tot me door dat het
misschien wel degelijk dat was wat ik aan de hand had! Pas op dat ogenblik kwamen die morfinepleisters in mijn hoofd. Ik was zomaar van de ene
dag op de andere gestopt met de morfinetoediening en daar had mijn lichaam het
duidelijk moeilijk mee. Wat nu gedaan?
Toch maar even
afwachten misschien. Woensdag werd ik in het ziekenhuis verwacht en dan zou ik
de dokter om raad vragen.