Veel vrouwen krijgen te maken met borstkanker. Al 18 jaar ben ik aan het vechten tegen die vervloekte ziekte. Genezing zit er helaas niet in. Wel proberen we de tijd zo lang mogelijk te rekken. Tijd die ik wil doorbrengen met mijn kinderen en mijn man, met familie en goede vrienden. Gewoon tijd om te leven, want ik geniet zo graag van het leven.
Drie en vijf waren mijn kinderen toen het verdict viel. Dat was meteen mijn grote drijfveer om te vechten en zeker niet op te geven. Ik moest en zou mijn kinderen zien opgroeien, ondanks de slechte prognose. Tien jaar, smeekte ik. Ik wil er alles aan doen om er nog minstens tien jaar te zijn voor mijn kinderen. Ik heb zo lang op kinderen moeten wachten. Ik was al 35 toen onze dochter werd geboren, en 37 toen onze zoon er aankwam. Ik kon ze nu niet achterlaten. Dat was ondenkbaar.
Zo sukkelde ik verder, van de ene behandeling naar de andere, met een aantal ingrepen en paniekmomenten onderweg. Maar tussen die kritieke fasen door, kon ik genieten van mijn kinderen, en van het leven in al zijn facetten. De tiende verjaardag van mijn strijd hebben we gevierd, stilletjes in vertrouwde kring maar met veel dankbaarheid.
Tegen alle verwachtingen in heb ik ook de vijftiende verjaardag kunnen vieren. Bij die gelegenheid ben ik begonnen het verhaal van mijn vijftien jaar leven met kanker neer te pennen. Vlak daarna keerde mijn geluk. Er werden verschillende botuitzaaiingen vastgesteld. Sindsdien ben ik haast voortdurend in chemobehandeling. Daardoor draait het leven wel wat minder vlotjes, maar ik blijf vechten. Want hoewel mijn kinderen nu al 20 en 22jaar zijn kan ik ze toch niet achterlaten. Ik wil graag oma worden. Ik wil graag nog vaak op reis gaan, op stap gaan met vriendinnen … ik wil graag zoveel nog …
De tijd begint nu echt te korten. Maar dat besef is opnieuw een stimulans, een aanmoediging om vol te houden en te blijven vechten, want wie weet …
We hebben de eerste infusen van de
tweede kuur er op zitten. De dag dat ik de CMF krijg toegediend (dag 1) heb ik
geen last. Ze geven me anti misselijkheids middelen, cortisonen, anti
allergische middelen, en god weet wat nog allemaal, om mijn lichaam tegen die
plotse grote gifinspuiting te beschermen. De dag daarop geraken die middelen
stilaan uitgewerkt. Ik krijg voor dag 2 en 3 een extra pilletje mee om
misselijkheid tegen te gaan. Verder trek ik mijn plan met Liticantabletjes.
Daarvan mag ik er tot 6 per dag innemen. Dag 2 valt doorgaans nog mee. Ik
vermoed dat de toegediende medicatie van dag 1 nog wat nawerkt. Dag 3 is
slecht. Meer wil ik daarover niet kwijt. Deze keer was ook dag 4 niet om over
naar huis te schrijven. Dag 5 heb ik haast de ganse dag geslapen, maar daarna
werd het weer beter. Terug op de goede weg. Het eten smaakt, ik kan weer wat
doen in het huishouden, zonder er teveel van af te zien. Dag 6 en 7 kom ik
terug onder de mensen en geniet ik van het stralende zonnetje en het mooie
witte sneeuwlandschap.
Morgen is het dag 8. Dan krijg ik de
tweede dosis CMF. Het verhaal van de vorige week zal zich herhalen, met het
grote verschil dat er geen derde dosis zal komen. Immers, dag 15 en dag 22 zijn
rustdagen. Pas op dag 29 zal de derde kuur beginnen. Dag 29 wordt dan dag 1 van
kuur 3. Het lijkt wel wiskunde he?
Mijn vriendinnetjes hebben me verrast
met een verjaardagsfeestje. Hoewel mijn energievlag nog maar half stok hing,
heb ik me toch laten verleiden. Bratske had gekookt, super lekker zag het eruit
en smaken deed het zo mogelijk nog meer. Onze kok had ervoor gezorgd voor een
lichte maaltijd Het was het eerste dat mijn maagje naar binnen kreeg sinds de
chemodag op mijn verjaardag, en ik heb mijn bord jammer genoeg niet helemaal
uit gekregen. Maar lekker dat het was!!!
Eigenlijk heb ik toch super vriendinnen.
Ons Bratske, zoals ik al zei, heeft gekookt. Haar man heeft de haard
aangestoken zodat er een gezellige warmte straalde in huis. Erika is komen opdagen ondanks
haar stevige verkoudheid. En Stippeltje was er ook, terwijl ze de volgende dag
al om 03u30 terug uit bed moest. Ze hadden allemaal leuke geschenkjes mee.
Erika had zelfs verjaardagskaarsjes mee voor op de taart. Tot slot hebben ze
allen gezongen.
Wat ben ik toch verwend! Maar ik kan dat goed verdragen hoor J
!
Er is er eentje jarig vandaag. Toch moet
ik naar mijn buitenverblijf, voor de volgende chemo.
Een beetje raar, dat wel, maar eigenlijk
is het een dag als een andere. Heb een doos chocolaatjes mee voor de
verpleegkundigen en al wie mijn deurtje daar voorbij loopt. De man die de kar
met het middageten komt ophalen is aangenaam verrast als ik hem naar binnen
lonk, en ook de poetsvrouw met haar stralende glimlach, kan genieten van de
extra energie van die godensnoep.
Gisterenavond met opa en oma en ons
ganse gezinnetje uit eten geweest. Mmmh, lekker. Het smaakte me des te meer,
omdat ik wist dat de dag erna mijn geluk weer ging keren. Ik heb er extra van
genoten. Het eten was lekker, de sfeer was goed, en opa heeft getrakteerd. Wat
wil een mens nog meer?
Vlak na de chemo ben ik drie dagen
misselijk en ziek, daarna mindert de misselijkheid. De week erop herhaalt het
verhaal zich en ben ik opnieuw minstens drie dagen misselijk.
Vanaf dan gaat het beter. Ik heb nu twee
donderdagen geen chemo en voel me met de dag meer levend worden. De eetlust
komt terug, ik kan weer drinken, sta steviger op mijn benen, krijg zin om
vanalles te doen. De voorbije tien dagen is ook de pijn in rug en ribben
stilletjes beter aan het worden. Of dat iets te maken heeft met de chemo weet
ik niet. Normaal gezien heb je niet zo snel een effect van de chemo. Maar ik
ben alleszins heel blij met het feit dat de pijn mindert.
Mijn energie komt terug. De laatste tien
dagen heb ik elke dag zelf brood gebakken. Ik had er zon zin in en het is leuk
om eens iets positiefs te doen. Verder ben ik begonnen mijn kleerkast uit te
ruimen. Je kent dat wel: de kast hangt vol en toch heb je niets om aan te doen.
Hoog tijd om orde op zaken te brengen. Dat werkje is wel minder gunstig voor de
pijnlijke rug. Dus doseer ik en werk er elke dag een tijdje aan, waarna ik rust
neem.
De voorbije week heb ik het gewaagd om
nog eens met de auto te rijden. Ik durfde lange tijd niet met die pijnlijke ribben. Als ik
een onverwachte handeling moet doen en mijn tussenribspieren schieten in kramp,
dan kan het wel gevaarlijk worden op de weg. Het deed deugd om nog eens zelf
inkopen te gaan doen. Aan de winkel leg ik elke aankoop stuk voor stuk in de
plooibox in de koffer van de wagen. Thuis gekomen vraag ik dan aan de zoon of hij de doos naar binnen wil
dragen. Zo lukt het ook.
Ja, ik voel me terug gelukkig. Minder
hulpeloos en afhankelijk van anderen, dat doet deugd.
Volgende woensdag krijg ik de tweede
kuur. Dan komt de misselijkheid terug en zal ik het weer twee weken moeilijk
hebben. Maar ik weet dat die slechte dagen voorbij gaan en dat het daarna terug
beter wordt. Dat is goed om weten. Misschien gaat deze CMF chemo er toch in
slagen om me wat meer respijt te geven. Kwalitatief respijt. Zoals de voorbije
twee weken. Daar kan ik goed mee leven. Ik kan me zelfs met moeite herinneren
dat ik vorige maand zo slecht was. Wat een geluk dat ik de slechte dagen zo
snel kan vergeten. Maar ja, ik leef maar één keer en daar moet ik ten volle van
genieten. De aanmoedigende berichtjes op mijn blog hebben me geholpen om de
slechte dagen te vergeten en weer vol goede moed vooruit te blikken. Hartelijk
dank aan alle meelevende bloglezertjes.
Het is niet gemakkelijk om moedig en flink
te zijn en om door te zetten wanneer je kronkelt van de pijn en ziek en
misselijk bent. Dan blijft er van goede voornemens weinig of niets over. Dan wil ik liefst in de zetel wegkruipen
onder de warme pelsen deken, omringd door kersenpittenzakjes. Moeilijk de
juiste houding te vinden, lezen kan niet, tevee kijken is te vermoeiend en aan
de laptop zitten te pijnlijk. Alleen genieten van de zalige warmte die de
kachel verspreidt. Met de emmer naast de zetel, klaar in geval er een
terugvrachtje komt. Niemand die me hoort zuchten en klagen, niemand die ziet
hoe belabberd ik ben, niemand die me tranen met tuiten ziet snotteren. Van
flink zijn is op dat ogenblik geen spoor te bekennen, moedig zijn kan me
gestolen worden. Ik wil weg van deze wereld. Slapen brengt enig soelaas, omdat
ik minder pijn voel. Suf van de verhoogde dosis morfine, die de pijn moet
temperen. Zo glijden de dagen voorbij, op naar de volgende chemo. Dat ik het niet opgeef heeft te maken met
instinctieve overlevingsdrang, daar komt geen moed of doorzetting aan te pas.
Wanneer de misselijkheid is weggeëbd en de
pijn draaglijker wordt, is het meteen veel gemakkelijker om dapper en flink te
zijn. Dan komt de levenslust terug, de zin om iets te doen, het verlangen om
terug onder de mensen te komen. Ik ga de spiegel te lijf met potjes antirimpel,
teken de weggevallen wenkbrauwen bij, zet de wimpers aan met mascara en borstel
wat zonnepoeder over mijn gelaat. Meteen zie ik me liever. Er komt terug
uitdrukking op dat ziekelijk bleke gelaat.
Heb ik geluk dat ik zon sterk lichaam heb,
dat er in slaagt om elke nieuwe aanval op mijn gestel af te weren en weer te
boven te komen? Ik geloof het wel. Ik ben er mijn ouders dankbaar voor dat ze
me zulke goede genen hebben meegegeven. Eenmaal de ellende voorbij, ben ik
alles snel vergeten en kan ik gauw weer genieten van wat het leven te bieden
heeft. Dat besef houdt me recht. Het weten dan na regen weer zonneschijn komt.
Daaraan trek ik me op, dat probeer ik me in te prenten op ogenblikken dat ik
het niet meer zie zitten.
Als je dan zoals ik, op de koop toe het
geluk hebt een lieve vriendin te hebben die me met de glimlach naar de kapper
brengt (zelf rijden is moeilijk met de gehavende wervels en ribben). Dàn wordt
moedig en flink zijn meteen een stuk gemakkelijker.
In de grote spiegel zie ik de geestdriftige
kapper, gewapend met kam en schaar, rond mijn stoel dansen. Als een volleerd
meester tovert hij mijn te lang geworden en uitgezakte kapsel kunstig om tot
een pittig leuke snit, waardoor ik me meteen 10jaar jonger voel. Hij knipt en
woelt door mijn haar, hij kneedt het met liefde en kunstenaarschap, en het
resultaat mag gezien worden. Oh ja, ik voel me al heel wat flinker en dapperder,
ik voel de moed door mijn aderen stromen. Laat de wereld maar komen, we kunnen
er weer tegenaan. Het is de eerste dag in lang dat ik terug onder de mensen
kom. Ik waag het om samen met die schat van een vriendin een koffietje te gaan
drinken, met een lekker stukje taart erbij. Moedig? Flink?
Caspar, Melchior en Balthasar, de drie Wijzen uit het Oosten, zijn op 5 januari (één dag voor hun bezoek aan het kindeke Jezus) ook bij mij hun geschenken komen brengen. Voor mij echter geen goud, wierook en mirre, maar wel Cyclofosfamide, Methotraxaat en Fluorouracyl. Het "Nu sijt wellecome" heb ik dit jaar met iets minder overtuiging gezongen dan andere jaren.
Inderdaad, op donderdagwerd de CMF-kuur opgestart. De laatste lijn behandeling. Alle conventionele behandelingswegen zijn uitgewandeld.We zitten nu op de weg van gissen en missen, van tasten in het duister, hopen op succes, zonder de minste hoop op enig resultaat.
Als deze kuur niet aanslaat, of als mijn lichaam te zwak is om ze te verdragen, wat dan?
Dan moeten we stoppen met alle chemo's zegt de dokter alsof het om een akkefietje gaat.
Toen ik donderdag op mijn
buitenverblijf kwam was ik nog steeds compleet uitgeput. De attente verpleging
zorgde onmiddellijk voor een bed, zodat ik nog wat kon slapen. Het gesprek met
mijn oncologe, het was toen al middag, verliep absoluut niet zoals verwacht. Ze
bleek zwaar teleurgesteld dat de knobbels op mijn schedeldak maar bleven
groeien, terwijl zij gehoopt had dat de chemo Navelbine toch zou aanslaan.
Opeens had ze het niet meer. Ze stond recht en zei dat zij dat probleem niet op
een raadpleging kon oplossen en dat ik onmiddellijk moest opgenomen worden. Ze
leek overstuur en wapperde mij met beide armen de deur uit van zodra ze de
opname had geregeld. Ik was nog nooit zo snel in en uit geweest op de
doktersraadpleging. Ik bleef wat beduusd staan dralen in de nu lege wachtkamer
en kon niet meteen een verpleegkundige te pakken krijgen omdat het middagpauze
was. Gelukkig kwam opeens de tot dan toe onbereikbare oncocoach aanzetten uit
het niets.Ze luisterde heel aandachtig en kon me tenslotte ook troosten.
Vrijdagmorgen ben ik dus
opgenomen in Hasselt en ik heb doorlopend onderzoekingen gehad, scans van
thorax, buik en bekken, RX en echo van de linker schouder. Ik had
namelijk op een tweetal dagen tijd een enorm gezwel onwikkeld op mijn linker
schouderblad. het was heel pijnlijk en legde de bovenarm plat. Afijn, het hield
niet op en ik kwam pas om 18u30 terug op mijn kamer. Daardoor kreeg ik
natuurlijk geen enkele informatie over de voorbije onderzoeken. De dokters waren
immers al lang naar huis
Gelukkig mocht ik tijdens
het weekeinde ook naar huis, omdat er dan toch niets concreets meer gebeurt in
het ziekenhuis. Ik zal geduld moeten hebben tot maandag, om te weten hoe de
vork in de steel zit.
Geduld, dat weten jullie
al langer, geduld is niet mijn sterkste kant!
Gespannen, opgedraaid als een veer.
Gevolg van meer dan 14 dagen constipatie? Ik weet het niet, maar ik ben het
beu, meer dan beu, kotsbeu! De kanker, de behandelingen, mijn pijnlijke lijf en
leden, mijn futloosheid, mijn zwakke conditie, mijn geklaag en gezaag. Het feit
dat de chemo niet wil aanslaan. Dat ik er de bijwerkingen van moet nemen en dat
hij toch zijn werk niet doet! De dokter vraagt met aandrang dat ik het moet
zeggen wanneer het niet meer gaat. Maar wat is niet meer gaan ? Je groeit
stap na stap in de pijnen, in de ongemakkelijke soms onmenselijke toestand. Je
zit er middenin vooraleer je het beseft. Wat is teveel? Het is al zo lang
teveel. Ik wil al zo lang dat het ophoudt. Ik hoop al zolang dat ik eens op een
dag zal ontwaken uit die afschuwelijke nachtmerrie. Wanneer is het teveel? Wie
kan op die vraag antwoorden? Alleen ikzelf zegt de oncologe, waardoor ik het
gevoel krijg dat ze alle verantwoordelijkheid op mijn schouders schuift. Een
last die ik kan missen als de pest. Is er dan niemand die me kan helpen?
Hoe moet het verder? De tumoren aan de
linker kant van mijn schedel blijven groeien. Die voel ik goed zitten, daarvoor
heb ik geen dure scans nodig. De dokters vertellen me dat de tumorgroei aan de
rechterkant minstens zo groot is. Die kan ik zelf niet voelen, want die zitten
aan de binnenkant. Zij schijnen zich meer zorgen te maken over de rechterkant,
maar ik heb daar geen last van. Ik voel alleen de tumoren aan de linkerkant,
elke dag telkens ik mijn hoofd aanraak. Ze zitten daar, en ze schijnen er graag
te zitten, want ze blijven hun nederzettingen uitbreiden, net zoals de
Israëlis doen op het grondgebied van de Palestijnen. Mijn tumoren trekken zich
niets aan van de wapens waarmee we hun te lijf gaan, net zo min als de
Israëlis zich iets aantrekken van de wapens waarmee men hen tot rede willen
dwingen. Ik ben een machteloze Palestijn in deze ongelijke, hopeloze strijd.
Denk nu maar niet dat ik het opgeef. Ik
wil verder, maar ik weet alleen niet hoe het verder moet! Het wordt me allemaal
een beetje te veel. Ik zie geen uitweg meer. De eerste vijftien jaar van mijn
ziekte kwam ik er telkens bovenop met enkele ingrepen tussendoor, waarbij het
zieke stuk werd weggesneden, en regelmatig een nieuwe hormonale behandeling
wanneer de vorige was uitgewerkt. Sinds in 2009 de botuitzaaiingen werden
vastgesteld is alles in een stroomversnelling terecht gekomen. Sinds september
2009 ben ik zonder onderbreking in chemobehandeling, de ene na de andere. Elke
chemo met zijn eigen niet te ontlopen nevenwerkingen. Bovendien kreeg ik pijnen,
die moeilijk onder controle te houden zijn. En de chemos met hun afschuwelijke
bijwerkingen geven niet altijd de gewenste resultaten. Daarvan word ik moedeloos.
Ik krijg wel de lasten van de behandeling, maar de goede resultaten worden me
onthouden. Wanneer een chemo niet aanslaat heb ik dat meestal sneller door dan
de oncologe. Dan word ik boos en agressief. Waarom doet die vervloekte chemo
zijn werk niet? Waarom maakt hij me zieker in plaats van beter? Steeds vaker
komt dat duiveltje me in mijn oor fluisteren: En wat als je de behandelingen
zou stopzetten? Misschien zijn het net die vele chemos en de scans die je ziek
maken?. Ja, de zin om alles stop te zetten lijkt steeds aanlokkelijker.
Terzelfdertijd voel ik me dan een looser. Het kan toch altijd erger? Er zijn
mensen die veel meer afzien dan ik en die het toch niet opgeven. Waarom ben ik
niet flinker? Misschien is het te wijten aan het feit dat ik al bijna 18 jaar
aan t vechten ben tegen die kanker. Het is een slopende, niet aflatende
strijd. Achttien jaar vechten is lang. De grote wereldoorlogen werden sneller
beslecht. Ik ben er nog niet in geslaagd ook maar één slag te winnen tegen deze
geniepige aanvaller. Integendeel, ik kom er telkens berooid van af. Borst
weggehaald, okselklieren verwijderd, eierstokken er uit gehaald,
gewrichtspijnen, conditieverlies, botpijnen, beenmerg beschadigd door
bestralingen, oud, moe, versleten, . Telkens een stapje achteruit in plaats
van vooruit.
Waar moet het in godsnaam naartoe? Ik
heb geen enkel vooruitzicht meer op een goede afloop. Geen enkel gevecht levert
een overwinning. Het is enkel maar uitstel van executie.
Maar ik wil het nog niet opgeven. Ik
vraag een afspraak met een andere dokter, ik ga proberen kontakt op te nemen
met de oncocoach. Ik ga nog maar eens mijn best doen, omdat ik mijn kindjes zo
graag zie, en omdat ik het leven zo graag zie. Daar moet ik aan blijven denken!
Een eeuwigheid geleden
lijkt het, sinds ik nog iets op de blog heb geschreven. Geen nieuws, goed
nieuws, wordt gezegd, maar dat is daarom niet altijd zo.
Zenuwpijnen zijn
moeilijk te harden weet ik nu uit ondervinding. Het blijft stevig op de tanden
bijten, ondanks de vele pijnstillers. Het is een pijn die niet aflaat, dag en
nacht, uur na uur, zonder ophouden. Een echte uitputtingsslag. Wat me recht houdt
is de hoop dat de bestralingen wat soelaas zullen brengen. Donderdag zijn de
bestralingen begonnen. Vijf dagen opeenvolgend, met uitzondering ven het
weekeinde, want dan moeten de machines rusten J.
Dinsdagmorgen, de
vierde bestralingsdag werd ik wakker met een aangenaam gevoel, haast zonder
pijn! Eerst dacht ik dat ik nog droomde en durfde me haast niet te bewegen uit
vrees dat de pijn dan zou terugkomen. Maar neen, zelfs toen ik opstond bleef de
pijn stilletjes zeurend op een verre achtergrond. Ik stapte voorzichtig naar de
badkamer en kroop onder de douche. Daar betrapte ik mezelf erop dat ik zowaar
aan t zingen was. Ach wat is het leven schoon zonder pijn! Diezelfde dag had
ik een afspraak met de radiotherapeute. Zij was opgetogen met het goede nieuws. Ik voelde me
als een renpaard dat zopas de eerste prijs had gewonnen, terwijl ik eigenlijk
niets in de pap te brokken had.
De nieuwe chemo maakt
me niet zo blij. Hij veroorzaakt een tweetal dagen koortsachtige toestanden en
maakt me ook zeer misselijk. Zonder Litican zou ik het niet redden. Bijgevolg
is de eetlust ook ver te zoeken, zodat de kilootjes en weer zachtjes vanaf
glijden. Elke dag voel ik me
meer moe dan de dag voordien. Gisteren ben ik de ganse dag niet uit bed geweest.
Moe, futloos, uitgeput.
De bloedwaarden doen
het niet zo goed. Ik hang altijd tegen de grens van bloedarmoede aan en de witte
bloedcellen staan op een dieptepunt waar ze niet bovenuit geraken. De oncologe
schrijft Neupogen inspuitingen voor om de aanmaak van witte bloedcellen te
stimuleren. Ben benieuwd hoe het verder gaat lopen. Zolang die bloedwaarden
niet op peil komen zal er niet veel veranderen. Ach, ik wou dat ik verlost was
van die ellendige vermoeidheid. Een mens is nooit tevreden he? Nu zou ik blij
moeten zijn dat die zenuwpijnen onder controle zijn, en in plaats daarvan ben
ik alweer over iets anders aan het klagen. Foei!
Ik wou echt dat ik
eens wat beter nieuws zou kunnen vertellen, maar dat zit er voorlopig niet in.
We zullen nog maar wat geduld oefenen en de werking van de Navelbine afwachten.
Wie weet
Het
was een drukte van jewelste op het dagziekenhuis. Alle verpleegkundigen renden de ene zaal uit
en de andere kamer in. Er werd al eens gezucht en de anders zo vriendelijke gezichten stonden vandaag wat ernstig. Naar de geruchten die ik
opving was er al een en ander misgelopen. Het was de eerste keer dat ik zo lang
moest wachten eer iemand zich om mij bekommerde. Het was 10u40 en ik werd wat zenuwachtig. Om 11uur moest ik nog een
verdieping lager zijn, op de bestralingsafdeling, voor een simulatie. Daarna moest ik nog een bloedtransfusie
krijgen en dat duurt maar liefst 2u30 per eenheid. Hoe lang zou deze dag weer
duren? Ik ging eens horen op het secretariaat en ze beloofden zo meteen iemand te sturen. Blijkbaar waren er weer heel wat overboekingen vandaag en het personeel kon
de klus niet klaren. Rond tien voor elf werd ik dan toch aangeprikt, net op tijd om de trap naar
beneden te nemen en me daar te gaan aanmelden voor een nieuwe wachttijd. Het
kon wel eventjes duren zei de vriendelijke verpleegkundige van de
bestralingseenheid. Na een tijdje in de wachtzaal kreeg ik een
pijnaanval. Het tabletje Oxynorm kon niet helpen deze keer. Ten einde raad strompelde ik de gang van de simulatoren in en vroeg of ze me ergens konden laten plat
liggen. Dat is de houding waarin ik het minste pijn had. Een vriendelijke
verpleger nam me mee naar een soort brancard in de gang, waar ik de rest van de
wachttijd kon doorbrengen. Met een uur vertraging kwam de radiotherapeute me
opzoeken. Ze vertelde dat er niet alleen op lumbaal 4 een tumor groeide, maar
dat er ook meerdere kisten zaten op het heiligbeen, die eveneens de
pijn in het bekken konden veroorzaken. Ze overwoog daarom niet alleen de
wervel, maar ook het onderliggende deel tot en met het sacrum te bestralen. Ze
zou daarover eerst nog overleggen met de radiologen van de nucleaire afdeling.
Toen ik haar mening vroeg over het
bestralen van het schedeldak, zoals de oncologe een tijdje terug had
voorgesteld, wuifde ze die mogelijkheid meteen van tafel. Je hebt intussen zoveel
knobbels over de ganse schedel, dat het niet mogelijk is te bestralen zonder de
hersenen mee te bestralen zei ze. Ingeval er later letsels zouden ontstaan in
de hersenen zelf, dan zou er geen mogelijkheid meer zijn om die letsels nogmaals te
behandelen, omdat de maximale bestralingsdosis dan reeds bereikt zou zijn. Goed, alweer een
probleem van de baan!
Enige tijd later kreeg ik mijn pasje
voor toegang tot de speciale parking vlakbij de bestralingseenheid en het
kaartje met afspraken voor vijf bestralingssessies, met ingang van eerstkomende donderdag.
Kort daarna lag ik onder de simulator en werden onder toeziend oog van de
scanner de nodige merktekens gezet op buik en flanken. Tien minuten later kon
ik weer naar boven voor de bloedtoevoer. Het was één uur geworden, net op tijd
om de laatste schotel soep en boterhammen te krijgen.
Omstreeks vier uur zat mijn
ziekenhuisdag er op en kon ik naar huis. Dochterlief speelde vakkundige taxi en
bracht me veilig thuis.
Vandaag al vroeg naar Hasselt. Eerst een inspuiting halen
met radioactieve stof en enkele uren later de botscan. Met die botscan wil de
oncoloog nagaan vanwaar die plotse hevige pijnen komen ter hoogte van de
rechter achterkant van het bekken. Tussen
de spuit en de botscan in, was er een CT
gepland van de schedel, om te zoeken naar een verklaring voor de
hoofdpijn.
Het werd een super pijnlijke dag. Ik vond geen houding om
te staan en zitten was al helemaal onmogelijk. Na de onderzoeken bleef er nog
veel tijd over voor ik bij de dokter terecht kon. Toch ben ik meteen naar de
dagzaal gestrompeld. Ik heb er uitgelegd dat ik zoveel pijn had en amper kon
zitten of staan. Die schatten van verpleegkundigen hebben meteen het nodige
gedaan om een bed klaar te maken en ze hebben me een pijnstiller per infuus
gegeven. Daarop ben ik prompt in slaap gevallen, tot ik gewekt werd door de
dokter die naast mijn bed stond.
Ze kwam me de resultaten meedelen en aan de ernst op haar
gezicht wist ik meteen dat er iets niet pluis was. Eerst en vooral wees de
botscan overal een verhoogde kankeractiviteit aan. Zowel op de reeds bestaande
letsels als op een paar nieuwe plaatsen. De vorige chemo met Xeloda heeft dus
niet zoveel resultaat opgeleverd. Over de nieuwe chemo met Navelbine kon nog
niet veel gezegd worden, aangezien ik nog maar twee dosissen heb gekregen.
De pijn ter hoogte van mijn linker lies, waardoor ik soms
op dat been niet kon staan, is te wijten aan een nieuwe breuk aan de voorste
arm van het schaambeen. Daar is niet zoveel aan te doen, gezien die zone reeds
de maximale bestralingsdosis heeft gekregen.
De pijn aan de rechter bil is een gevolg van een nieuw
gezwel op een lumbale wervel (ben vergeten dewelke), waardoor een zenuw wordt
afgekneld. Die pijnen zijn dus zenuwpijnen. Na een gesprek met de
radiotherapeute wordt aangeraden die wervel te bestralen, in de hoop de
woekering te stoppen en de pijn te minderen. Laat ons hopen dat het lukt?
Maandag moet ik naar de radiotherapie voor een simulatie en aftekening van de te bestralen zone.
In de schedel is een sterk vergrote activiteit gemeten.
Niet alleen op de gekende plaatsen aan de linker kant, maar er blijkt nu ook
aan de rechter voorkant een nieuwe haard te zitten. Misschien kan die de
verschuiving van hoofdpijnen van links naar rechterkant verklaren. Ik hoop maar
dat daar ook niet zon buil te voorschijn komt? Alle andere botuitstulpingen
zitten voorlopig nog verborgen onder mijn hoofdhaar. De nieuwe haard zou ter
hoogte van het voorhoofd zitten! Afwachten wat dat gaat geven.
Ten slotte vernam ik dat er ook een tumor zat op het
schouderblad (wist ik niet) en nu toont de botscan ook zwarte vlekken aan de
knieën, vooral links. Dat verklaart de pijn aan linker knie.
Een echte verbetering hebben die scans toch niet aangetoond
he? Integendeel, het gaat helemaal niet de goede kant op L.
Verklaringen hebben we nu wel. Volgende stap is afwachten
wat er aan te doen is.
Maandag wordt opnieuw een lange ziekenhuisdag, niet
alleen door de simulatie, want dat gaat vrij snel. Maar blijkbaar zijn de rode
bloedcelletjes veel te laag in aantal en moet ik bloedeenheden bij krijgen. Uit
ervaring weten we dat daar heel wat tijd inkruipt.
Ik weet niet of ik
nu blij moet zijn of niet. Ik weet wel wat er aan de hand is, maar veel
goed nieuws was er toch niet bij
Als titel wou ik schrijven hoe goede vriendinnen je
kunnen redden wanneer je dreigt weg te zakken in een dipje. Maar dat zijn
teveel woorden. Een titel moet kort en bondig en krachtig zijn hebben we altijd
geleerd. De titel dipje is alleszins kort genoeg, maar of hij de lading dekt van
dit berichtje betwijfel ik. Daarom heb ik er Brats (*) aan toegevoegd. Dat is
toch duidelijker, niet? J
Als je maar genoeg klachten hebt en slecht uitgeslapen
bent, dan glijd je gemakkelijk in een dipje. Dat gaat helemaal vanzelf. Als een
hoopje miserie opgerold in de zetel probeerde ik de tijd rond te krijgen tot
het volgende ziekenhuisbezoek. Je kan je zelfs koesteren in zon vlaag van
teneergeslagen zijn. De pijnstillers
brachten wel wat soelaas, maar ik verging van zelfmedelijden en gezien ik toch
lange dagen alleen thuis zat, kon ik naar hartelust jammeren en de tranen de
vrije loop laten. Soms kan een huilbui opluchting brengen, maar het mag niet te
lang duren, want dan verdrink je erin.
Wanneer zon dipje te lang dreigt te gaan duren komt het
ogenblik dat goede vriendinnen onbetaalbaar zijn. Terwijl ik nog wat lag te
snotteren ging de telefoon met de boodschap dat het veel te mooi weer was om
binnen te zitten. Bratske deelde me resoluut mee dat ze me hoe dan ook uit
mijn kot zou komen halen. Ik mocht babbelen of zwijgen of snotteren of lachen
of klagen, zij zou luisteren. We konden gaan wandelen of ergens iets gaan
drinken, of langs de winkels lopen, kortom, alles was mogelijk. Eerst wou ik
haar voorstel afwimpelen. Ik voelde me absoluut geen goed gezelschap en ik heb
niet graag dat anderen zich voor mij opofferen. Maar Bratske was niet van haar
voorstel af te brengen en uiteindelijk heb ik me laten overhalen. Ik zal haar
altijd dankbaar blijven, want het was precies dat duwtje in de rug dat ik nodig
had om uit dat duister gat te geraken. Na ons uitje voelde ik me opnieuw meer
mens. Ik had mijn hart eens kunnen luchten en daarna was het gespreksonderwerp
als vanouds verschoven naar allerlei ditjes en datjes. We hebben gelachen en
gesnoept van een lekkere wafel met slagroom. Wat moet een mens meer hebben om
zich goed te voelen?
Dank u wel lieve Brats, mijn redder in nood, omdat je met mij wou gaan bratsen!
(*) Brats: Zoals ik waarschijnlijk al in
een vroeger berichtje vertelde betekent bratsen
in de Tiense volkstaal zoiets als op
zwier gaan. Aangezien het bewuste vriendinnetje altijd te vinden is om
samen op zwier te gaan, kreeg ze de bijnaam Bratske.
Hoe vaak heb ik in de eerste vijftien
jaar van mijn ziek zijn niet gezegd hoe gelukkig ik was dat ik nergens pijn
had. Welnu, de laatste twee jaar is daar wel een grote verandering in gekomen.
Ik weet nu wat pijn is, dat kan ik je verzekeren.
De nacht van donderdag op vrijdag ben ik
driemaal moeten opstaan van de pijn. Hoe moest ik dat in hemelsnaam volhouden
tot volgende week. Vrijdagmorgen vertrok ik op boodschappen. Zelfs die korte
ritjes in de auto waren haast niet vol te houden en je kan nu eenmaal niet
rechtstaand auto rijden. Hoe moest dat verder. Ik stond daar langs de weg,
huilend van de pijn. Ik besloot bij de huisarts langs te gaan. Die stond altijd
open voor al mijn klachten. Misschien kon zij een oplossing vinden. Ik belde
haar op en mocht tegen de middag nog langs komen. Zij heeft me grondig
onderzocht en ze vreest dat het mogelijk weer om een spontane breuk zou kunnen
gaan. Ze heeft me Oxynorm voorgeschreven, een pijnstiller op grond van morfine,
maar die met de morfinepleisters gecombineerd kan worden. Met die zuigtabletjes
zou binnen het half uur een verbetering moeten optreden. Zo niet, dan mocht ik
twee tabletjes nemen. Ik had haar van opluchting kunnen omarmen. Meteen naar de
apotheek waar ik net voor sluitingstijd nog kon binnen wippen. Na een half uur
werkte het tabletje nog niet echt, maar ik was zo doezelig van de morfine dat
ik prompt in de zetel in slaap viel. Ik heb toch tot vijf uur kunnen slapen.
Met het volgende tabletje werd de pijn toch minder en kon ik voor het avondeten
zorgen. Oef! Je zou haast gek worden van die pijn.
Ja wadde! Ik hoopte er met een beetje
rusten weer bovenop te geraken, maar dat is absoluut niet gelukt. Het werd
alsmaar slechter. Dinsdag kreeg ik opeens pijn, diep in mijn rechter bil. Ik
had al wel een aantal dagen een sluimerend zeurend gevoel in mijn
bekkenbeenderen, maar niets om me ongerust over te maken. Het doet altijd wel
ergens pijn. Aan de rugwervels, aan mijn hoofd, mijn lies, . Nu was het zo
opeens van de ene dag op de andere een stevige pijn, aan de achterkant van het
bekken, aan de rechterkant. Zon plots opkomende pijnen voorspellen meestal
niet veel goeds. Woensdag was het nog erger. Op sommige ogenblikken kon ik het
haast uitschreeuwen van de pijn. Vooral zitten was bijzonder moeilijk. Het
beste was rechtstaan, zachtjes heen en weer wiebelen of wat wandelen en
onderwijl over de pijnlijke plek wrijven. Gelukkig kon ik donderdag naar het
ziekenhuis. Daar zouden ze me wel kunnen helpen.
Donderdag was ik al vroeg in Hasselt. Er
was niet veel volk. De stoel stond op mij te wachten. Aanprikken, bloed nemen, eventjes
spoelen en klaar. Wachten op de dokter. Ik moest stevig op mijn tanden bijten
en kon niet blijven zitten, hoe comfortabel die stoelen ook zijn. Ik ging in de
gang wat ijsberen en keek om de haverklap naar de grote klok die daar hangt. De
minuten leken wel uren. Eindelijk mocht ik bij de dokter. Ik vertelde dat ik
zoveel pijn had. Hij bekeek de scans nog eens zorgvuldig en zei dat er niets te
zien was. Waarom heb ik dan zon pijn? Hij wist het niet. Die vervloekte scans.
Als er niets op te zien is lijkt het alsof je enkel ingebeelde pijn hebt, en
dat maakt me woest. Komaan dokter, zei ik ietwat opgewonden. Op de scans van
mijn schedel is ook niets te zien en nochtans zie je die dikke knobbels op mijn
hoofd staan. Die beeld ik me toch niet in? En toch staan ze niet op die scan!?
Ik werd er wanhopig van. De dokter wist er geen raad mee en schreef me een
nieuwe scan van de schedel en een volledige botscan voor. Voor de rest, was het
dus wachten op de resultaten volgende week. Wat later bleek dat de witte
bloedcellen te laag stonden voor een volgende dosis chemo. Verdorie! Helemaal
voor niets naar Hasselt gekomen: geen chemo gekregen en wat nog erger was:
niets tegen de pijn!
Een weekje rust tussen twee chemobeurten
kan deugd doen. Ik verzorg me goed en rust veel, want vrijdagavond en
zondagmiddag zijn we uitgenodigd op een familiefeest. Ik wil er absoluut bij
zijn en het is me gelukt. Het etentje op vrijdagavond was super, maar
halverwege de maaltijd moest ik toch eventjes gaan liggen. Ik had pijn bij het
zitten en last aan maag en darmen. Er was een goede opgewekte sfeer en het eten
was veel te lekker om te laten staan. Op het zondagmiddagfeest waren de maag-
en darmklachten opgeklaard, maar ik was heel moe. Het aangename gezelschap en
de vrolijke sfeer trokken me erdoor. Alweer een geslaagd weekeinde.
Maandagmorgen werd ik wakker met een
kater. Alles deed pijn, ik voelde me doodmoe en misselijk. Ik moest voor niets
opstaan en bleef dus tot de middag in bed. Toch voelde ik me daarna niet beter.
Dat wordt weeral zon verloren dag, bedacht ik. Misschien de prijs die ik moet
betalen voor al die leuke feestjes van de voorbije weken? Wel, ik heb het er
voor over! Wat denkt die stomme kanker wel. Door zo een beetje moeilijk doen
kan hij de feestvreugde niet teniet doen hoor. Ik heb ervan genoten en zou het
zo opnieuw doen. Terzelfdertijd besef ik dat het goed is dat er nu een wat
kalmere periode aanbreekt. Zo kan ik weer op krachten komen.
Het enige feestje in de nabije toekomst
is de verjaardag van mijn allerliefste. Daarna moet ik zien in volle vorm te
geraken voor kerstmis. Bij mijn man was het de gewoonte om elke kerstavond bij
de mama te vieren. Sinds ze gestorven is, neemt elk jaar één van de kinderen
deze taak van haar over. Om de zeven jaar is het onze beurt en raad eens? Ja,
dit jaar gaat kerstavond bij ons door. Als iedereen komt zijn er 29 volwassenen(kinderen
en kleinkinderen) twee jonge kleinkindjes en 5 achterkleinkindjes van oma
Machelen. Dat wordt even puzzelen om de tafels en stoelen gezet te krijgen in
een woonkamer die daar absoluut niet voor geschikt is en dan nog wat kopbrekens
om een haalbaar menu klaar te toveren. Met haalbaar bedoel ik een maaltijd die
bij iedereen warm op tafel komt. Eerst hadden we een kok voorzien. Dat leek een
prima oplossing. Hij zou zorgen voor borden, glazen, bestekken en de afwas voor
zijn rekening nemen, maar toen hij er het prijskaartje bij legde vielen we
steil achterover. We hebben nog even getwijfeld, maar uiteindelijk hebben we
besloten het zonder kok-aan-huis te doen. Mijn man, die nooit in paniek geraakt
heeft me gerust gesteld door met zijn zachte stem en de nodige overtuiging te
zeggen: maak je geen zorgen schattenbol, het komt wel in orde. Zodus probeer ik
me geen zorgen te maken
Een beetje schoorvoetend betreed ik het
ziekenhuis. Vandaag vroeger dan anders. Er zijn eerst twee scans gepland. Dat
brengt altijd wat ongerustheid mee over het resultaat. In de wachtzaal krijg ik
die grote fles contrastvloeistof met een afschuwelijke anijssmaak
voorgeschoteld. Die moet zo snel mogelijk naar binnen gegoten worden. Officieel
heet het dat je er een uur de tijd voor hebt, maar ervaring leert dat ze je
soms veel vroeger komen halen, als het minder druk is. De meneer naast mij
gruwt evenzeer van het slecht smakende goedje. Hij grommelt, maakt rare
geluiden en herhaalt voortdurend bah, bah, ik lust dat niet. In de scanruimte
krijg ik een infuus aangeprikt, wat niet zo vlot lukt omdat mijn aders het
stilaan laten afweten. Als kers op de taart krijg ik nog wat vloeistof in de
endeldarm gespoten als een soort mini lavementje. Vanaf dan is het billen samenknijpen,
terwijl ik langzaam in het apparaat wordt geschoven. Een koude stem klinkt door
de luidspreker: ademen, diep ademen, en uitademen. Ondertussen schuif ik
heen en weer door het toestel. De stem klinkt nog een keer en kort daarna is
het onderzoek afgelopen. Ik maak een kort spurtje naar de WC en haal het maar
net.
Daarna zak ik lusteloos af naar de dagzalen
oncologie en laat me in de wachtkamer op de bank zakken. Ik voel me beter dan de
twee vorige dagen, maar echt top is het nog niet.
Ik probeer er niet aan te denken dat ik
straks opnieuw vergiftigd word. Hoewel ik veel vroeger ben dan voorzien krijg
ik toch een stoel aangewezen. Er had iemand afgebeld (kan ik inkomen J).
Bij de dokter verneem ik dat mijn rode bloedcellen deze keer ok zijn, maar de
witte bloedcellen zijn al aardig in aantal gezakt. Toch krijg ik mijn tweede
infuus met Navelbine toegediend. Ik bel op tijd naar de taxi en deze keer moet
ik helemaal niet wachten. Op weg naar huis kan ik mijn ogen niet openhouden. Na
een klein uur doezelen word ik thuis
afgeleverd door de altijd vrolijke en bezorgde taxi.
Meestal wandel ik het ziekenhuis binnen
als een gedwee lammetje, maar soms gaat het niet zo vlot. Dan heb ik zin om de
oncologe eens goed uit te kafferen omdat ze me geen middel kan geven dat me
geneest. Dan wil ik al het ziekenhuismateriaal in mekaar rammen, tegen de muren
aangooien, met een woeste zwaai van de tafel vegen. Dan zou ik willen roepen en
tieren en tekeergaan als een wildebeest.
Maar dat zou inderdaad geen verschil
uitmaken. Die smerige kanker zit in mijn lijf en gaat rustig verder met zijn
verwoestende werk. Ik kan niets anders dan lijdzaam ondergaan. Ik moet niet
alleen die kanker ongemoeid laten verder vreten in mijn lichaam, ik moet
bovendien haast elke week een dosis dodelijk gif in mijn lijf laten pompen,
zonder dat ik ook maar in de verste verten weet welk resultaat dat gaat
opleveren.
Het vraagt soms een enorme
zelfbeheersing om kalm te blijven en alles rustig zijn gang te laten gaan. Het
is ook zo dat nu ik weet dat ik tot mijn laatste dagen chemo zal moeten krijgen,
die onmacht alleen maar groter wordt.
Gisteren en vandaag had ik zon dagen
van totale onmacht. Onmacht die een razernij opwekt maar die uiteindelijk toch
eindigt in gelatenheid, met veel tranen en verdriet.
Vandaag, zaterdag, een schitterend
zonnige dag, geen enkel wolkje aan de helderblauwe hemel: zalig! We hebben
afgesproken om met de vriendinnen een dagje naar Maastricht te trekken. Daar
aangekomen konden we net het allerlaatste tafeltje bemachtigen in de zon op een
terrasje aan het Vrijthof bij de Sint Servaaskerk. We hebben genoten van het
zonnetje en van het lekkere eten. De rest van de dag hebben we doorgebracht met rondslenteren door het gezellige stadje. We brachten een bezoek aan de voormalige Dominikanenkerk, waar sinds
2006 een boekhandel is gevestigd. Daarna zijn we ook een kijkje gaan nemen in
een andere kerk waarvan de bestemming geheel werd veranderd: de Kruisherenkerk. Het
Kruisherenhotel is ondergebracht in het voormalig Kruisheren klooster in het centrum
van Maastricht. Samen met de kerk is dit complex veranderd in een speciaal
design hotel. In dit hotel komen een klassieke en moderne stijl samen. Het was
indrukwekkend om zien. We hebben in een van de salonnetjes in een nis van de voormalige kerk een
theetje gedronken en hebben er lang en gezellig getetterd. Na nog een gezellig en
superlekker etentje bij Pieke Potloed kwam er een einde aan onze leuke
uitstap. Ik was doodmoe, had overal pijn, maar was tegelijk ook heel gelukkig
met onze geslaagde uitstap.
Vandaag, de 13de, was het
vroeg dag. Om 7u30 kwam de taxi me ophalen. De oncologe verwachtte dat ik
opnieuw slechte bloedwaarden zou hebben en dat ik dus bloedeenheden zou moeten
krijgen. Daarom had ze me zo vroeg gepland. Als ik vroeg genoeg in het
ziekenhuis was zou alles in één dag kunnen en moest ik de volgende dag niet terug naar Hasselt. Maar, wonder boven wonder waren de bloedwaarden net goed
genoeg om extra bloedeenheden overbodig te maken. Dat was goed nieuws.
Echter, blijkbaar zit er achter elk
beetje geluk weer een beetje tegenslag. Xeloda, de chemo die ik de laatste
maanden nam, schijnt zijn werk niet meer te doen. Dus stelt de oncologe me een
nieuwe cocktail voor: Capecitabine® wordt vervangen door Navelbine ®. Van
februari tot oktober heeft de Capecitabine gewerkt. Amper negen maanden! Jeetje,
ik zal het beter moeten aanpakken, want aan dit tempo gaan de mogelijke chemos
snel opgebruikt zijn, en wat moeten we dan?
Omdat we dachten dat het zon lange dag
zou worden, was mijn dochter meegegaan naar het ziekenhuis. Gezien ik vandaag
geen extra bloed en alleen een infuus moest krijgen, was ik veel vroeger klaar
dan verwacht. We gingen s middags gezellig iets eten in de brasserie tegenover
het ziekenhuis. Toen we daar bijna klaar waren belde ik de taxi. Die had het
echter extra druk vandaag zodat we uiteindelijk anderhalf uur hebben moeten
wachten eer hij er aan kwam. Tegen de tijd dat de taxi kwam was de zon al heel
laag gezakt en was het redelijk fris geworden. We gingen schuilen in het
bushokje. Er kwam een bus voorbij, waarin iemand heftig zat te
wuiven naar ons. Opeens herkende ik Christiane! Wij schijnen mekaar overal
tegen te komen! Niet te geloven.