Veel vrouwen krijgen te maken met borstkanker. Al 18 jaar ben ik aan het vechten tegen die vervloekte ziekte. Genezing zit er helaas niet in. Wel proberen we de tijd zo lang mogelijk te rekken. Tijd die ik wil doorbrengen met mijn kinderen en mijn man, met familie en goede vrienden. Gewoon tijd om te leven, want ik geniet zo graag van het leven.
Drie en vijf waren mijn kinderen toen het verdict viel. Dat was meteen mijn grote drijfveer om te vechten en zeker niet op te geven. Ik moest en zou mijn kinderen zien opgroeien, ondanks de slechte prognose. Tien jaar, smeekte ik. Ik wil er alles aan doen om er nog minstens tien jaar te zijn voor mijn kinderen. Ik heb zo lang op kinderen moeten wachten. Ik was al 35 toen onze dochter werd geboren, en 37 toen onze zoon er aankwam. Ik kon ze nu niet achterlaten. Dat was ondenkbaar.
Zo sukkelde ik verder, van de ene behandeling naar de andere, met een aantal ingrepen en paniekmomenten onderweg. Maar tussen die kritieke fasen door, kon ik genieten van mijn kinderen, en van het leven in al zijn facetten. De tiende verjaardag van mijn strijd hebben we gevierd, stilletjes in vertrouwde kring maar met veel dankbaarheid.
Tegen alle verwachtingen in heb ik ook de vijftiende verjaardag kunnen vieren. Bij die gelegenheid ben ik begonnen het verhaal van mijn vijftien jaar leven met kanker neer te pennen. Vlak daarna keerde mijn geluk. Er werden verschillende botuitzaaiingen vastgesteld. Sindsdien ben ik haast voortdurend in chemobehandeling. Daardoor draait het leven wel wat minder vlotjes, maar ik blijf vechten. Want hoewel mijn kinderen nu al 20 en 22jaar zijn kan ik ze toch niet achterlaten. Ik wil graag oma worden. Ik wil graag nog vaak op reis gaan, op stap gaan met vriendinnen … ik wil graag zoveel nog …
De tijd begint nu echt te korten. Maar dat besef is opnieuw een stimulans, een aanmoediging om vol te houden en te blijven vechten, want wie weet …
Dinsdag, prachtig
lenteweer. We genieten van het zonnetje, mijn zoon en ik. Cavan, onze chocolade
Labrador, ligt zachtjes te kreunen. Hij heeft duidelijk zin in iets actiever
dan liggen zonnen en verkiest een stevige wandeling. Ik krijg onze zoon zo ver
dat hij Cavan de halsband aantrekt en vertrekt langs het achterpoortje, recht
de velden in. Ik loop even mee omdat er eerst een stuk omheiningsdraad van de
ganzenwei moet opzij gezet worden. Ik hou dus even Cavan aan de leiband,
terwijl zoonlief de klus klaart. Zodra Cavan de opening in de draad ziet,
schiet hij als een pijl vooruit. Met een schok word ik voortgetrokken door die
onstuimige hond en beland horizontaal in de volgende wei. Daarna weet ik niets
meer.
Onze zoon is ongerust
omdat hij geen kontakt krijgt met mij. Ik draaide enkel wat met de ogen maar reageerde niet op wat hij zei. Tegen
de tijd dat ik terug bij bewustzijn kwam stonden 2 ambulanciers van de 100
naast mij.
Mijn ongeruste
echtgenoot heeft waarschijnlijk een snelheidsrecord gebroken, op weg van het werk naar huis, want een
kwartiertje later was hij ook daar. Normaal doet hij toch een veertigtal
minuten over die afstand.
Kort daarna was ik
weer veel beter, zodat de ambulancier zelf zei dat ik gerust thuis kon blijven.
Hij bleef nog even napraten en vond dat ik helemaal ok leek. In het gezelschap
van onze man en zoonlief voelde ik me veilig en ik had ook helemaal geen zin om
nog eens naar het ziekenhuis te verhuizen.
Woensdag, donderdag
en vrijdag voelde ik me echter zo slap als een vod en zo doodmoe dat ik het
grootste deel van de dag in bed doorbracht. Daarom besloot ik de oncologe toch
eens op te bellen voor advies. Zij maakte zich zorgen over een mogelijk
hersenletsel en zorgde voor een hersenscan op vrijdag. Die wees niet op een
bloeding of zo, maar toch hebben ze me (alweer) in het ziekenhuis gehouden. De
medicatie werd alweer eens opgedreven en ik werd ook op sondevoeding gezet
omdat ik zo verzwakt was.
Paaszondag en
paasmaandag werd ik gelukkig even vrijgelaten. Zo kon ik uiteindelijk toch naar
de paasbrunch bij tante Nic. Maandagavond moest ik opnieuw het ziekenhuis in
voor enkele bijkomende onderzoeken. Oogarts, neuroloog, gynaecoloog, uroloog.
Vermoeiend allemaal. Tot slot kreeg ik ook nog een eenheid bloed toegediend.
Waarom die bloedwaarden nu opeens zo laag stonden weet ik niet. Ik krijg
nochtans geen chemo meer?
Het was ongeveer 2u
s nachts toen ik wakker werd om naar het toilet te gaan. Gezien mijn lage
bloeddruk ik heb maar 8 bovendruk op 5 onderdruk bleef ik even op de rand van het bed zitten
vooraleer ik recht ging staan. Zodra ik in de gang kom begin ik naar rechts te
kantelen. Ik maai met mijn armen in het rond om me ergens aan vast te kunnen
klampen, maar ik kan nergens houvast vinden. Eerst moet ik met mijn rechter
heup de grond geraakt hebben. Daar heb ik op het ogenblik zelf niets van
gemerkt. Enkel de volgende dag sierde een pracht van een donkerpaarse vlek mijn
dij. Daarna ben ik met de rechter zijkant van mijn hoofd op de grond gesmakt.
Mijn armen waren blijkbaar ergens achter mij, zodat ik met volle kracht op mijn
hoofd ben geland. Mens, wat voelde ik me machteloos. Mijn hoofd scheen door die
slag wel uit elkaar te knallen en ik zag drie bliksemschichten in mijn linker
oog. Natuurlijk moet zoiets gebeuren terwijl Manlief een week op conferentie
zat in Barcelona en beide kinderen op kot in Leuven zaten. Ik kroop rond op
handen en knieën om één van de vier lichtschakelaars te vinden, maar die
schenen geen van allen nog op hun plaats te zitten. Hulpeloos en alleen, van
god en klein pierke verlaten, zo voelde ik me. De tranen vloeiden overdadig.
Ik was zo bang dat
ik misschien een hersenschudding zou hebben dat ik het niet waagde om terug in
slaap te vallen. Ik deed alle lichten aan, zette de wekkerradio keihard en ging
rechtop in bed zitten. Tegen zes uur brak de dag aan. Ik deed de lichten weer
uit, draaide de rolluiken weer omhoog, en daarna moet ik in slaap gevallen
zijn, want het was 11u door toen ik wakker werd.
Mijn lieve, lieve
schoonbroer, hoe vaak ben jij niet zo gevallen? Je smakte ergens tegenaan zodat
je er vaak een snijwonde aan overhield, of een blauw oog, of dat je een paar
tanden kwijt was. Ook jij was meestal alleen wanneer je zon een aanval kreeg.
Hoe vaak moet jij je zo eenzaam gevoeld hebben? En toch kwam er al die jaren
nooit een klacht over je lippen. Altijd al even zonnig en goed gezind bleef je.
Wat bewonder ik je!
Neen, geen nieuws is niet altijd goed nieuws, jammer genoeg.
Dit korte berichtje om jullie te laten weten dat ik nu al twee weken mijn vaste stek heb in het ziekenhuis van Hasselt. De bottumoren in mijn hoofd zijn immers doorgebroken door het schedelbeen tot in de hersenvliezen. De verhoogde druk door de aanhoudende groei van die ellendige knobbels veroorzaken enorme pijn op de hersenen, pijn die maar moeilijk onder kontrole te houden is. Ik heb zopas een week bestralingen achter de rug. Bestralingen die oorspronkelijk gepland werden om de overmatige tumorgroei in het bot te verminderen, maar die nu tegelijk dienen om de pijn te minderen.
Twee weken terug hadden we een vakantie gepland met een bevriend koppel. Een vakantie waar ik al heel lang naar uitgekeken had. Helaas! De eerste drie dagen verliepen naar wens, maar daarna ben ik daar ook in het ziekenhuis beland en de vakantie kwam vervroegd ten einde. Het is tijdens die vakantie in het buitenland dat die bottumoren aan een hels tempo zijn beginnen groeien. Waarom? Joost mag het weten! De vierde dag kreeg ik enorme hoofdpijn en kon ik geen eten meer binnen houden. Eerst dachten ze daar aan een hersenbloeding, maar dat werd door middel van een hersenscan gauw opgeklaard. Bij mijn terugkeer in België ben ik gewoon naar het ziekenhuis van Hasselt verhuisd.
In Hasselt hebben ze me binnenste buiten gekeerd om de oorzaak van die plotse pijnaanvallen te vinden. Ik denk niet dat er een onderzoek was waarvan ik gespaard ben gebleven: RX, echo, CT scan, MRI, zelfs een gastroscopie kreeg ik om het aanhoudende braken te verklaren. Uiteindelijk heeft de MRI de hersenvliesontsteking aan het het licht gebracht. Sindsdien doen ze hun best om gepaste medicatie te vinden tegen het braken en overgeven en tegen de pijnaanvallen. Maar dat lukt nog niet helemaal. Zodra die oplossing er is, mag ik waarschijnlijk naar huis? Als die oplossing blijft werken kan ik nog eens een berichtje posten.
Vrijdag 9 maart werd
de knoop doorgehakt. Ze zouden maandag de bestralingen van het hoofd starten.
Vrijdag werden de aftekeningen gemaakt. Ik kreeg zon hoogst onaangenaam en
pijnlijk masker op het hoofd gedrukt. Er zou van maandag tot vrijdag elke dag
bestraald worden.
Wat was dat een
pijnlijke bedoening! Helemaal niet aan te raden hoor. Vooral niet de eerste
dag, je weet niet wat je te wachten staat. Ze klikken dat masker met zon
ratelsysteem steeds harder op je aangezicht zodat je amper nog kan ademen.
Niet meer bewegen zei de verpleegkundige. Alsof ik dat zou kunnen? Alles deed
pijn, ik dacht dat ik ging stikken. Er was maar een neusgat dat open kon en
mijn neus zelf was helemaal platgedrukt. Vooral die druk op al die pijnlijke
builen op de schedel was haast niet te verdragen. De eerste keer, op maandag,
hebben ze eerst fotos genomen, zodat de pijniging nog langer duurde.
Tijdens de ganse
duur van de bestralingsweek heb ik elke namiddag moeten overgeven. Wellicht ook
een gevolg van de bestralingen zelf.
Het duurde tot 23
maart eer ik uiteindelijk uit het ziekenhuis ontslagen werd.
Het was niet
te verklaren. De terugreis was tot mijn opluchting bijzonder vlot verlopen en
ik begon al te denken dat al het kwaad achter de rug was. Helaas, opeens was
die hoofdpijn daar weer! Ik had op 8 maart een afspraak in het ziekenhuis voor
de volgende chemo maar ben meteen met mijn valiesje naar Hasselt getrokken, met
het vaste voornemen daar niet weg te gaan vooraleer het mysterie van die steeds
weer kerende hoofdpijn opgelost was.
Ze hebben me
kompleet binnenste buiten gekeerd. Te beginnen met RX en echos van thorax, nog
eens een scan van het hele lichaam, een botscan, zelfs een gastroscopie mocht
niet ontbreken. Er werden bestralingen van de schedel op de planning gezet.
Tenslotte wou de dokter nog een MRI scan.
In het
ziekenhuis gingen de dagen voorbij met zwerven tussen vlagen van zware
hoofdpijnen en overgeven. Ik kon om de ene of andere reden geen eten
binnenhouden. Alles wat ik innam kwam er onmiddellijk terug uit. Daar had ik
enorm veel last van. Ik vermagerde zienderogen. Het lag niet aan mijn eetlust.
Ik had altijd honger.
De MRI heeft
eindelijk aan het licht gebracht wat er scheelde. Naast de te verwachten en
reeds bestaande letsels van de botuitzaaiingen werd iets anders vastgesteld. De
kanker is door het bot gebroken door de hersenvliezen in de hersenen. Dat is
natuurlijk erg slecht nieuws. Niemand had verwacht dat het zo snel ging gaan.
Het feit dat de hersenvliezen als het ware ontstoken waren en vol vocht liepen
verhoogde de druk in de hersenen enorm, een beetje als een
hersenvliesontsteking. Dat kon de pijnaanvallen verklaren. Het mysterie was
opgelost. Uiteindelijk heeft het nog twee extra weken ziekenhuis gekost eer de
pijnmedicatie volledig op punt stond en in mijn lichaam bleef, want door dat
aanhoudende overgeven spoelde ook de medicatie door het toilet.
De reden waarom in het
ziekenhuis van Vail terecht kwam was een hoofdpijn die woensdagmiddag opeens kwam opzetten en die op korte tijd
zodanig toenam dat ik haast niet meer uit bed kon. Anne nam onmiddellijk de juiste
beslissing en bracht me naar het ziekenhuis. De snelste manier om bij een
dokter terecht te komen, zei ze. Ik kon maar niet begrijpen van waar die toch
wel hevige hoofdpijn opeens kwam opzetten.
Op de spoeddienst werd ik
onmiddellijk voortgeholpen en amper een klein halfuurtje later lag ik in een
bed en stond de dokter naar mijn verhaal te luisteren. Tegen die tijd kon ik
mijn ogen niet meer openhouden en had ik zoveel pijn dat het me niets meer kon
schelen wat ze met me zouden doen.
Het eerst waar de dokter op
grond van de klachten aan dacht was een mogelijke hersenbloeding, waarvoor hij
een hersenscan wou uitvoeren. Een kwartiertje later was dat achter de rug. Er
waren een aantal letsels te zien die met de ziekte te maken hadden, maar een
letsel leek inderdaad verdacht veel op een hersenbloeding. Ik herinnerde me dat
bij een hersenscan vorig jaar ook een soortgelijk niet helemaal definieerbaar
letsel werd gevonden. Dan moeten we zo snel mogelijk in contact zien te komen
met het ziekenhuis in Hasselt zei de dokter. Met de zeven uren tijdsverschil
was dit natuurlijk niet zo vanzelfsprekend. We zouden moeten wachten tot 01uur
plaatselijke tijd, midden in de nacht dus. Ondertussen zouden de dokters
proberen de pijn onder controle te krijgen. Na wat heen en weer getelefoneer
werd duidelijk dat de hersenbloeding dateerde van 2011. Er was nauwelijks
verschil te merken tussen de twee scans. Waar de pijn vandaan kwam echter
konden de dokters onmogelijk vaststellen. Dat bleef een mysterie.
Tegen de ochtend was ik
volkomen pijnvrij. Een flinke dosis cortisonen is misschien barslecht maar ze
kunnen toch wonderen doen, hoor. Ik voelde me een heel ander mens en kon het
haast uitschreeuwen van blijdschap en opluchting. Tegen de middag werd ik uit
het ziekenhuis ontslagen, weliswaar met een heel arsenaal geneesmiddelen erbij.
Maar ik kon terug naar de vrienden.
Vrijdag en zaterdag bracht ik
haast de hele dag in bed door. Ik was doodmoe. En zondag vertrokken we opnieuw
naar huis. Van Vail met het busje enkele uurtjes tot Denver. Vandaar een vlucht
naar Chicago en tot slot naar Zaventem. een reis die wonder boven wonder zonder haperingen verliep.
Die vakantie was toch weer
niet helemaal wat ik ervan verwacht had.
Hij kwam
muisstil de kamer binnengeslopen, maar toch werd ik in mijn diepe slaap gewaar
dat er iemand was. Ik piepte één oog open.
Het eerste
wat ik zag was een indrukwekkende grijze snor, met daaronder een wit zijden
hemd, versierd met grote kleurrijke Hawaiaanse bloemen. Wie was dat in
godsnaam? En waar was ik terechtgekomen? Onder het hemd zat er een soort gestropte
blauwe joggingbroek.
Toen
weerklonk een stem en stilaan begon alles op zijn plaats te vallen.
- Well hi there! My name is Jerry and I am your cardio respiratory therapist for
tonight. Im here to check your oxigen level.
Oh! it's 95! That is quite good for someone on this
altitude.
(we
logeerden daar op 2500
meter hoogte)
Wij waren
naar Vail gekomen, in de eerste plaats voor onze echtgenoten die wilden
genieten van enkele dagen ski in supersneeuw. Vail is een echte skistad,
gelegen in Eagle County in de VS staat Colorado. Mountain Vail leek een ideaal skigebied en er
werd een skistation uitgebouwd dat in december 1962 in gebruik werd
genomen. Het is het tweede grootste skistation van Noord Amerika, na Whistler
Blackcomb. Vail beschikt over ideale skimogelijkheden en de sneeuw is er van
superkwaliteit.
Natuurlijk
moest ik weeral roet in het eten strooien
Vandaag 16 februari krijg ik
het tweede deel van de tweede CMF kuur.
Daarna krijg ik nog een
bloedeenheid toegediend en tot slot geven ze mij nog een paar Neupogenspuitjes
mee naar huis. Alles om mij 100% te krijgen voor een weekje vakantie van 26
februari tot en met 4 maart. Ik kijk al uit naar deze reis van oktober vorig
jaar toen we alles vastlegden. We gaan op reis met P & A, een koppeltje
uitermate leuke vrienden. De oncologe steunt me volop met de reisplannen en
doet haar uiterste best om de chemo aan te passen, mij van alle goede zorgen te
voorzien, zodat er niets zou kunnen mis lopen
De laatste week ga ik naar de
schoonheidsverzorging, iets wat maximaal eenmaal per jaar gebeurt, laat mijn
nagels verzorgen en breng een bezoek aan de kapper. Er mag niets mislopen. Dit
wordt een vakantie van alles mag en niets moet, zoals Anne het zo leuk
uitdrukte.
Omdat ik me de laatste dagen zo
verschrikkelijk moe voelde zaterdag en zondag haast de ganse dag
geslapen had ik zondag langs het
internet een afspraak gemaakt met de huisdokter. Maandagmorgen om tien uur,
mocht ik langs komen. Waarschijnlijk waren mijn rode bloedlichaampjes weer
gezakt en had ik extra bloed nodig. Maar neen, het bleek dat de rode
bloedcellen weliswaar laag stonden, evenals de witte, maar niet laag genoeg
voor een transfusie. De bloedplaatjes stonden wel onder de minimumgrens. Er
rest me dus niks anders dan de vermoeidheid er uit slapen.
Donderdagmorgen om 9u30 stap ik het
reeds overvolle ziekenhuis binnen. Mijn bedje staat klaar, ik word snel
aangeprikt, alles verloopt naar wens. Een uurtje later ben ik bij de oncologe.
Ze heeft op dat ogenblik nog geen resultaten gekregen van het labo. Opgewekt
vertel ik haar dat mijn bloedwaarden waarschijnlijk prima zijn voor een chemo.
Even later verschijnen de resultaten op het beeldscherm van de dokter. Mis
poes! Weeral mis! Zowel de rode als de witte bloedcellen evenals de
bloedplaatjes staan zo laag dat ik absoluut geen chemo mag hebben. Hoe kan dat
nu? Op enkele dagen tijd. De arts verzekert me dat dit geen uitzondering is. De
chemo werkt door en kan inderdaad op zon korte tijd zon verwoesting
aanrichten. In de plaats van chemo krijg ik dus een zakje bloed toegediend. Het
duurt tot half één eer het bloed aankomt en 2u30 later is alles ingelopen.
Hopelijk is alles weer goed tegen de
volgende donderdag, anders ligt mijn schema al overhoop vanaf de tweede kuur.
Dat is ook maar slappekes he? We gaan ons best doen. Voldoende rusten en
voldoende krachtvoer zullen me er weer bovenop krijgen. Vanavond een stevige
beefstuk op het menu. Volgens de ene word ik daar sterker van, volgens de
andere maakt dit niets uit, maar smaken zal het alleszins!
We hebben de eerste infusen van de
tweede kuur er op zitten. De dag dat ik de CMF krijg toegediend (dag 1) heb ik
geen last. Ze geven me anti misselijkheids middelen, cortisonen, anti
allergische middelen, en god weet wat nog allemaal, om mijn lichaam tegen die
plotse grote gifinspuiting te beschermen. De dag daarop geraken die middelen
stilaan uitgewerkt. Ik krijg voor dag 2 en 3 een extra pilletje mee om
misselijkheid tegen te gaan. Verder trek ik mijn plan met Liticantabletjes.
Daarvan mag ik er tot 6 per dag innemen. Dag 2 valt doorgaans nog mee. Ik
vermoed dat de toegediende medicatie van dag 1 nog wat nawerkt. Dag 3 is
slecht. Meer wil ik daarover niet kwijt. Deze keer was ook dag 4 niet om over
naar huis te schrijven. Dag 5 heb ik haast de ganse dag geslapen, maar daarna
werd het weer beter. Terug op de goede weg. Het eten smaakt, ik kan weer wat
doen in het huishouden, zonder er teveel van af te zien. Dag 6 en 7 kom ik
terug onder de mensen en geniet ik van het stralende zonnetje en het mooie
witte sneeuwlandschap.
Morgen is het dag 8. Dan krijg ik de
tweede dosis CMF. Het verhaal van de vorige week zal zich herhalen, met het
grote verschil dat er geen derde dosis zal komen. Immers, dag 15 en dag 22 zijn
rustdagen. Pas op dag 29 zal de derde kuur beginnen. Dag 29 wordt dan dag 1 van
kuur 3. Het lijkt wel wiskunde he?
Mijn vriendinnetjes hebben me verrast
met een verjaardagsfeestje. Hoewel mijn energievlag nog maar half stok hing,
heb ik me toch laten verleiden. Bratske had gekookt, super lekker zag het eruit
en smaken deed het zo mogelijk nog meer. Onze kok had ervoor gezorgd voor een
lichte maaltijd Het was het eerste dat mijn maagje naar binnen kreeg sinds de
chemodag op mijn verjaardag, en ik heb mijn bord jammer genoeg niet helemaal
uit gekregen. Maar lekker dat het was!!!
Eigenlijk heb ik toch super vriendinnen.
Ons Bratske, zoals ik al zei, heeft gekookt. Haar man heeft de haard
aangestoken zodat er een gezellige warmte straalde in huis. Erika is komen opdagen ondanks
haar stevige verkoudheid. En Stippeltje was er ook, terwijl ze de volgende dag
al om 03u30 terug uit bed moest. Ze hadden allemaal leuke geschenkjes mee.
Erika had zelfs verjaardagskaarsjes mee voor op de taart. Tot slot hebben ze
allen gezongen.
Wat ben ik toch verwend! Maar ik kan dat goed verdragen hoor J
!
Er is er eentje jarig vandaag. Toch moet
ik naar mijn buitenverblijf, voor de volgende chemo.
Een beetje raar, dat wel, maar eigenlijk
is het een dag als een andere. Heb een doos chocolaatjes mee voor de
verpleegkundigen en al wie mijn deurtje daar voorbij loopt. De man die de kar
met het middageten komt ophalen is aangenaam verrast als ik hem naar binnen
lonk, en ook de poetsvrouw met haar stralende glimlach, kan genieten van de
extra energie van die godensnoep.
Gisterenavond met opa en oma en ons
ganse gezinnetje uit eten geweest. Mmmh, lekker. Het smaakte me des te meer,
omdat ik wist dat de dag erna mijn geluk weer ging keren. Ik heb er extra van
genoten. Het eten was lekker, de sfeer was goed, en opa heeft getrakteerd. Wat
wil een mens nog meer?
Vlak na de chemo ben ik drie dagen
misselijk en ziek, daarna mindert de misselijkheid. De week erop herhaalt het
verhaal zich en ben ik opnieuw minstens drie dagen misselijk.
Vanaf dan gaat het beter. Ik heb nu twee
donderdagen geen chemo en voel me met de dag meer levend worden. De eetlust
komt terug, ik kan weer drinken, sta steviger op mijn benen, krijg zin om
vanalles te doen. De voorbije tien dagen is ook de pijn in rug en ribben
stilletjes beter aan het worden. Of dat iets te maken heeft met de chemo weet
ik niet. Normaal gezien heb je niet zo snel een effect van de chemo. Maar ik
ben alleszins heel blij met het feit dat de pijn mindert.
Mijn energie komt terug. De laatste tien
dagen heb ik elke dag zelf brood gebakken. Ik had er zon zin in en het is leuk
om eens iets positiefs te doen. Verder ben ik begonnen mijn kleerkast uit te
ruimen. Je kent dat wel: de kast hangt vol en toch heb je niets om aan te doen.
Hoog tijd om orde op zaken te brengen. Dat werkje is wel minder gunstig voor de
pijnlijke rug. Dus doseer ik en werk er elke dag een tijdje aan, waarna ik rust
neem.
De voorbije week heb ik het gewaagd om
nog eens met de auto te rijden. Ik durfde lange tijd niet met die pijnlijke ribben. Als ik
een onverwachte handeling moet doen en mijn tussenribspieren schieten in kramp,
dan kan het wel gevaarlijk worden op de weg. Het deed deugd om nog eens zelf
inkopen te gaan doen. Aan de winkel leg ik elke aankoop stuk voor stuk in de
plooibox in de koffer van de wagen. Thuis gekomen vraag ik dan aan de zoon of hij de doos naar binnen wil
dragen. Zo lukt het ook.
Ja, ik voel me terug gelukkig. Minder
hulpeloos en afhankelijk van anderen, dat doet deugd.
Volgende woensdag krijg ik de tweede
kuur. Dan komt de misselijkheid terug en zal ik het weer twee weken moeilijk
hebben. Maar ik weet dat die slechte dagen voorbij gaan en dat het daarna terug
beter wordt. Dat is goed om weten. Misschien gaat deze CMF chemo er toch in
slagen om me wat meer respijt te geven. Kwalitatief respijt. Zoals de voorbije
twee weken. Daar kan ik goed mee leven. Ik kan me zelfs met moeite herinneren
dat ik vorige maand zo slecht was. Wat een geluk dat ik de slechte dagen zo
snel kan vergeten. Maar ja, ik leef maar één keer en daar moet ik ten volle van
genieten. De aanmoedigende berichtjes op mijn blog hebben me geholpen om de
slechte dagen te vergeten en weer vol goede moed vooruit te blikken. Hartelijk
dank aan alle meelevende bloglezertjes.
Het is niet gemakkelijk om moedig en flink
te zijn en om door te zetten wanneer je kronkelt van de pijn en ziek en
misselijk bent. Dan blijft er van goede voornemens weinig of niets over. Dan wil ik liefst in de zetel wegkruipen
onder de warme pelsen deken, omringd door kersenpittenzakjes. Moeilijk de
juiste houding te vinden, lezen kan niet, tevee kijken is te vermoeiend en aan
de laptop zitten te pijnlijk. Alleen genieten van de zalige warmte die de
kachel verspreidt. Met de emmer naast de zetel, klaar in geval er een
terugvrachtje komt. Niemand die me hoort zuchten en klagen, niemand die ziet
hoe belabberd ik ben, niemand die me tranen met tuiten ziet snotteren. Van
flink zijn is op dat ogenblik geen spoor te bekennen, moedig zijn kan me
gestolen worden. Ik wil weg van deze wereld. Slapen brengt enig soelaas, omdat
ik minder pijn voel. Suf van de verhoogde dosis morfine, die de pijn moet
temperen. Zo glijden de dagen voorbij, op naar de volgende chemo. Dat ik het niet opgeef heeft te maken met
instinctieve overlevingsdrang, daar komt geen moed of doorzetting aan te pas.
Wanneer de misselijkheid is weggeëbd en de
pijn draaglijker wordt, is het meteen veel gemakkelijker om dapper en flink te
zijn. Dan komt de levenslust terug, de zin om iets te doen, het verlangen om
terug onder de mensen te komen. Ik ga de spiegel te lijf met potjes antirimpel,
teken de weggevallen wenkbrauwen bij, zet de wimpers aan met mascara en borstel
wat zonnepoeder over mijn gelaat. Meteen zie ik me liever. Er komt terug
uitdrukking op dat ziekelijk bleke gelaat.
Heb ik geluk dat ik zon sterk lichaam heb,
dat er in slaagt om elke nieuwe aanval op mijn gestel af te weren en weer te
boven te komen? Ik geloof het wel. Ik ben er mijn ouders dankbaar voor dat ze
me zulke goede genen hebben meegegeven. Eenmaal de ellende voorbij, ben ik
alles snel vergeten en kan ik gauw weer genieten van wat het leven te bieden
heeft. Dat besef houdt me recht. Het weten dan na regen weer zonneschijn komt.
Daaraan trek ik me op, dat probeer ik me in te prenten op ogenblikken dat ik
het niet meer zie zitten.
Als je dan zoals ik, op de koop toe het
geluk hebt een lieve vriendin te hebben die me met de glimlach naar de kapper
brengt (zelf rijden is moeilijk met de gehavende wervels en ribben). Dàn wordt
moedig en flink zijn meteen een stuk gemakkelijker.
In de grote spiegel zie ik de geestdriftige
kapper, gewapend met kam en schaar, rond mijn stoel dansen. Als een volleerd
meester tovert hij mijn te lang geworden en uitgezakte kapsel kunstig om tot
een pittig leuke snit, waardoor ik me meteen 10jaar jonger voel. Hij knipt en
woelt door mijn haar, hij kneedt het met liefde en kunstenaarschap, en het
resultaat mag gezien worden. Oh ja, ik voel me al heel wat flinker en dapperder,
ik voel de moed door mijn aderen stromen. Laat de wereld maar komen, we kunnen
er weer tegenaan. Het is de eerste dag in lang dat ik terug onder de mensen
kom. Ik waag het om samen met die schat van een vriendin een koffietje te gaan
drinken, met een lekker stukje taart erbij. Moedig? Flink?
Caspar, Melchior en Balthasar, de drie Wijzen uit het Oosten, zijn op 5 januari (één dag voor hun bezoek aan het kindeke Jezus) ook bij mij hun geschenken komen brengen. Voor mij echter geen goud, wierook en mirre, maar wel Cyclofosfamide, Methotraxaat en Fluorouracyl. Het "Nu sijt wellecome" heb ik dit jaar met iets minder overtuiging gezongen dan andere jaren.
Inderdaad, op donderdagwerd de CMF-kuur opgestart. De laatste lijn behandeling. Alle conventionele behandelingswegen zijn uitgewandeld.We zitten nu op de weg van gissen en missen, van tasten in het duister, hopen op succes, zonder de minste hoop op enig resultaat.
Als deze kuur niet aanslaat, of als mijn lichaam te zwak is om ze te verdragen, wat dan?
Dan moeten we stoppen met alle chemo's zegt de dokter alsof het om een akkefietje gaat.
Toen ik donderdag op mijn
buitenverblijf kwam was ik nog steeds compleet uitgeput. De attente verpleging
zorgde onmiddellijk voor een bed, zodat ik nog wat kon slapen. Het gesprek met
mijn oncologe, het was toen al middag, verliep absoluut niet zoals verwacht. Ze
bleek zwaar teleurgesteld dat de knobbels op mijn schedeldak maar bleven
groeien, terwijl zij gehoopt had dat de chemo Navelbine toch zou aanslaan.
Opeens had ze het niet meer. Ze stond recht en zei dat zij dat probleem niet op
een raadpleging kon oplossen en dat ik onmiddellijk moest opgenomen worden. Ze
leek overstuur en wapperde mij met beide armen de deur uit van zodra ze de
opname had geregeld. Ik was nog nooit zo snel in en uit geweest op de
doktersraadpleging. Ik bleef wat beduusd staan dralen in de nu lege wachtkamer
en kon niet meteen een verpleegkundige te pakken krijgen omdat het middagpauze
was. Gelukkig kwam opeens de tot dan toe onbereikbare oncocoach aanzetten uit
het niets.Ze luisterde heel aandachtig en kon me tenslotte ook troosten.
Vrijdagmorgen ben ik dus
opgenomen in Hasselt en ik heb doorlopend onderzoekingen gehad, scans van
thorax, buik en bekken, RX en echo van de linker schouder. Ik had
namelijk op een tweetal dagen tijd een enorm gezwel onwikkeld op mijn linker
schouderblad. het was heel pijnlijk en legde de bovenarm plat. Afijn, het hield
niet op en ik kwam pas om 18u30 terug op mijn kamer. Daardoor kreeg ik
natuurlijk geen enkele informatie over de voorbije onderzoeken. De dokters waren
immers al lang naar huis
Gelukkig mocht ik tijdens
het weekeinde ook naar huis, omdat er dan toch niets concreets meer gebeurt in
het ziekenhuis. Ik zal geduld moeten hebben tot maandag, om te weten hoe de
vork in de steel zit.
Geduld, dat weten jullie
al langer, geduld is niet mijn sterkste kant!
Gespannen, opgedraaid als een veer.
Gevolg van meer dan 14 dagen constipatie? Ik weet het niet, maar ik ben het
beu, meer dan beu, kotsbeu! De kanker, de behandelingen, mijn pijnlijke lijf en
leden, mijn futloosheid, mijn zwakke conditie, mijn geklaag en gezaag. Het feit
dat de chemo niet wil aanslaan. Dat ik er de bijwerkingen van moet nemen en dat
hij toch zijn werk niet doet! De dokter vraagt met aandrang dat ik het moet
zeggen wanneer het niet meer gaat. Maar wat is niet meer gaan ? Je groeit
stap na stap in de pijnen, in de ongemakkelijke soms onmenselijke toestand. Je
zit er middenin vooraleer je het beseft. Wat is teveel? Het is al zo lang
teveel. Ik wil al zo lang dat het ophoudt. Ik hoop al zolang dat ik eens op een
dag zal ontwaken uit die afschuwelijke nachtmerrie. Wanneer is het teveel? Wie
kan op die vraag antwoorden? Alleen ikzelf zegt de oncologe, waardoor ik het
gevoel krijg dat ze alle verantwoordelijkheid op mijn schouders schuift. Een
last die ik kan missen als de pest. Is er dan niemand die me kan helpen?
Hoe moet het verder? De tumoren aan de
linker kant van mijn schedel blijven groeien. Die voel ik goed zitten, daarvoor
heb ik geen dure scans nodig. De dokters vertellen me dat de tumorgroei aan de
rechterkant minstens zo groot is. Die kan ik zelf niet voelen, want die zitten
aan de binnenkant. Zij schijnen zich meer zorgen te maken over de rechterkant,
maar ik heb daar geen last van. Ik voel alleen de tumoren aan de linkerkant,
elke dag telkens ik mijn hoofd aanraak. Ze zitten daar, en ze schijnen er graag
te zitten, want ze blijven hun nederzettingen uitbreiden, net zoals de
Israëlis doen op het grondgebied van de Palestijnen. Mijn tumoren trekken zich
niets aan van de wapens waarmee we hun te lijf gaan, net zo min als de
Israëlis zich iets aantrekken van de wapens waarmee men hen tot rede willen
dwingen. Ik ben een machteloze Palestijn in deze ongelijke, hopeloze strijd.
Denk nu maar niet dat ik het opgeef. Ik
wil verder, maar ik weet alleen niet hoe het verder moet! Het wordt me allemaal
een beetje te veel. Ik zie geen uitweg meer. De eerste vijftien jaar van mijn
ziekte kwam ik er telkens bovenop met enkele ingrepen tussendoor, waarbij het
zieke stuk werd weggesneden, en regelmatig een nieuwe hormonale behandeling
wanneer de vorige was uitgewerkt. Sinds in 2009 de botuitzaaiingen werden
vastgesteld is alles in een stroomversnelling terecht gekomen. Sinds september
2009 ben ik zonder onderbreking in chemobehandeling, de ene na de andere. Elke
chemo met zijn eigen niet te ontlopen nevenwerkingen. Bovendien kreeg ik pijnen,
die moeilijk onder controle te houden zijn. En de chemos met hun afschuwelijke
bijwerkingen geven niet altijd de gewenste resultaten. Daarvan word ik moedeloos.
Ik krijg wel de lasten van de behandeling, maar de goede resultaten worden me
onthouden. Wanneer een chemo niet aanslaat heb ik dat meestal sneller door dan
de oncologe. Dan word ik boos en agressief. Waarom doet die vervloekte chemo
zijn werk niet? Waarom maakt hij me zieker in plaats van beter? Steeds vaker
komt dat duiveltje me in mijn oor fluisteren: En wat als je de behandelingen
zou stopzetten? Misschien zijn het net die vele chemos en de scans die je ziek
maken?. Ja, de zin om alles stop te zetten lijkt steeds aanlokkelijker.
Terzelfdertijd voel ik me dan een looser. Het kan toch altijd erger? Er zijn
mensen die veel meer afzien dan ik en die het toch niet opgeven. Waarom ben ik
niet flinker? Misschien is het te wijten aan het feit dat ik al bijna 18 jaar
aan t vechten ben tegen die kanker. Het is een slopende, niet aflatende
strijd. Achttien jaar vechten is lang. De grote wereldoorlogen werden sneller
beslecht. Ik ben er nog niet in geslaagd ook maar één slag te winnen tegen deze
geniepige aanvaller. Integendeel, ik kom er telkens berooid van af. Borst
weggehaald, okselklieren verwijderd, eierstokken er uit gehaald,
gewrichtspijnen, conditieverlies, botpijnen, beenmerg beschadigd door
bestralingen, oud, moe, versleten, . Telkens een stapje achteruit in plaats
van vooruit.
Waar moet het in godsnaam naartoe? Ik
heb geen enkel vooruitzicht meer op een goede afloop. Geen enkel gevecht levert
een overwinning. Het is enkel maar uitstel van executie.
Maar ik wil het nog niet opgeven. Ik
vraag een afspraak met een andere dokter, ik ga proberen kontakt op te nemen
met de oncocoach. Ik ga nog maar eens mijn best doen, omdat ik mijn kindjes zo
graag zie, en omdat ik het leven zo graag zie. Daar moet ik aan blijven denken!
Een eeuwigheid geleden
lijkt het, sinds ik nog iets op de blog heb geschreven. Geen nieuws, goed
nieuws, wordt gezegd, maar dat is daarom niet altijd zo.
Zenuwpijnen zijn
moeilijk te harden weet ik nu uit ondervinding. Het blijft stevig op de tanden
bijten, ondanks de vele pijnstillers. Het is een pijn die niet aflaat, dag en
nacht, uur na uur, zonder ophouden. Een echte uitputtingsslag. Wat me recht houdt
is de hoop dat de bestralingen wat soelaas zullen brengen. Donderdag zijn de
bestralingen begonnen. Vijf dagen opeenvolgend, met uitzondering ven het
weekeinde, want dan moeten de machines rusten J.
Dinsdagmorgen, de
vierde bestralingsdag werd ik wakker met een aangenaam gevoel, haast zonder
pijn! Eerst dacht ik dat ik nog droomde en durfde me haast niet te bewegen uit
vrees dat de pijn dan zou terugkomen. Maar neen, zelfs toen ik opstond bleef de
pijn stilletjes zeurend op een verre achtergrond. Ik stapte voorzichtig naar de
badkamer en kroop onder de douche. Daar betrapte ik mezelf erop dat ik zowaar
aan t zingen was. Ach wat is het leven schoon zonder pijn! Diezelfde dag had
ik een afspraak met de radiotherapeute. Zij was opgetogen met het goede nieuws. Ik voelde me
als een renpaard dat zopas de eerste prijs had gewonnen, terwijl ik eigenlijk
niets in de pap te brokken had.
De nieuwe chemo maakt
me niet zo blij. Hij veroorzaakt een tweetal dagen koortsachtige toestanden en
maakt me ook zeer misselijk. Zonder Litican zou ik het niet redden. Bijgevolg
is de eetlust ook ver te zoeken, zodat de kilootjes en weer zachtjes vanaf
glijden. Elke dag voel ik me
meer moe dan de dag voordien. Gisteren ben ik de ganse dag niet uit bed geweest.
Moe, futloos, uitgeput.
De bloedwaarden doen
het niet zo goed. Ik hang altijd tegen de grens van bloedarmoede aan en de witte
bloedcellen staan op een dieptepunt waar ze niet bovenuit geraken. De oncologe
schrijft Neupogen inspuitingen voor om de aanmaak van witte bloedcellen te
stimuleren. Ben benieuwd hoe het verder gaat lopen. Zolang die bloedwaarden
niet op peil komen zal er niet veel veranderen. Ach, ik wou dat ik verlost was
van die ellendige vermoeidheid. Een mens is nooit tevreden he? Nu zou ik blij
moeten zijn dat die zenuwpijnen onder controle zijn, en in plaats daarvan ben
ik alweer over iets anders aan het klagen. Foei!
Ik wou echt dat ik
eens wat beter nieuws zou kunnen vertellen, maar dat zit er voorlopig niet in.
We zullen nog maar wat geduld oefenen en de werking van de Navelbine afwachten.
Wie weet
Het
was een drukte van jewelste op het dagziekenhuis. Alle verpleegkundigen renden de ene zaal uit
en de andere kamer in. Er werd al eens gezucht en de anders zo vriendelijke gezichten stonden vandaag wat ernstig. Naar de geruchten die ik
opving was er al een en ander misgelopen. Het was de eerste keer dat ik zo lang
moest wachten eer iemand zich om mij bekommerde. Het was 10u40 en ik werd wat zenuwachtig. Om 11uur moest ik nog een
verdieping lager zijn, op de bestralingsafdeling, voor een simulatie. Daarna moest ik nog een bloedtransfusie
krijgen en dat duurt maar liefst 2u30 per eenheid. Hoe lang zou deze dag weer
duren? Ik ging eens horen op het secretariaat en ze beloofden zo meteen iemand te sturen. Blijkbaar waren er weer heel wat overboekingen vandaag en het personeel kon
de klus niet klaren. Rond tien voor elf werd ik dan toch aangeprikt, net op tijd om de trap naar
beneden te nemen en me daar te gaan aanmelden voor een nieuwe wachttijd. Het
kon wel eventjes duren zei de vriendelijke verpleegkundige van de
bestralingseenheid. Na een tijdje in de wachtzaal kreeg ik een
pijnaanval. Het tabletje Oxynorm kon niet helpen deze keer. Ten einde raad strompelde ik de gang van de simulatoren in en vroeg of ze me ergens konden laten plat
liggen. Dat is de houding waarin ik het minste pijn had. Een vriendelijke
verpleger nam me mee naar een soort brancard in de gang, waar ik de rest van de
wachttijd kon doorbrengen. Met een uur vertraging kwam de radiotherapeute me
opzoeken. Ze vertelde dat er niet alleen op lumbaal 4 een tumor groeide, maar
dat er ook meerdere kisten zaten op het heiligbeen, die eveneens de
pijn in het bekken konden veroorzaken. Ze overwoog daarom niet alleen de
wervel, maar ook het onderliggende deel tot en met het sacrum te bestralen. Ze
zou daarover eerst nog overleggen met de radiologen van de nucleaire afdeling.
Toen ik haar mening vroeg over het
bestralen van het schedeldak, zoals de oncologe een tijdje terug had
voorgesteld, wuifde ze die mogelijkheid meteen van tafel. Je hebt intussen zoveel
knobbels over de ganse schedel, dat het niet mogelijk is te bestralen zonder de
hersenen mee te bestralen zei ze. Ingeval er later letsels zouden ontstaan in
de hersenen zelf, dan zou er geen mogelijkheid meer zijn om die letsels nogmaals te
behandelen, omdat de maximale bestralingsdosis dan reeds bereikt zou zijn. Goed, alweer een
probleem van de baan!
Enige tijd later kreeg ik mijn pasje
voor toegang tot de speciale parking vlakbij de bestralingseenheid en het
kaartje met afspraken voor vijf bestralingssessies, met ingang van eerstkomende donderdag.
Kort daarna lag ik onder de simulator en werden onder toeziend oog van de
scanner de nodige merktekens gezet op buik en flanken. Tien minuten later kon
ik weer naar boven voor de bloedtoevoer. Het was één uur geworden, net op tijd
om de laatste schotel soep en boterhammen te krijgen.
Omstreeks vier uur zat mijn
ziekenhuisdag er op en kon ik naar huis. Dochterlief speelde vakkundige taxi en
bracht me veilig thuis.