Veel vrouwen krijgen te maken met borstkanker. Al 18 jaar ben ik aan het vechten tegen die vervloekte ziekte. Genezing zit er helaas niet in. Wel proberen we de tijd zo lang mogelijk te rekken. Tijd die ik wil doorbrengen met mijn kinderen en mijn man, met familie en goede vrienden. Gewoon tijd om te leven, want ik geniet zo graag van het leven.
Drie en vijf waren mijn kinderen toen het verdict viel. Dat was meteen mijn grote drijfveer om te vechten en zeker niet op te geven. Ik moest en zou mijn kinderen zien opgroeien, ondanks de slechte prognose. Tien jaar, smeekte ik. Ik wil er alles aan doen om er nog minstens tien jaar te zijn voor mijn kinderen. Ik heb zo lang op kinderen moeten wachten. Ik was al 35 toen onze dochter werd geboren, en 37 toen onze zoon er aankwam. Ik kon ze nu niet achterlaten. Dat was ondenkbaar.
Zo sukkelde ik verder, van de ene behandeling naar de andere, met een aantal ingrepen en paniekmomenten onderweg. Maar tussen die kritieke fasen door, kon ik genieten van mijn kinderen, en van het leven in al zijn facetten. De tiende verjaardag van mijn strijd hebben we gevierd, stilletjes in vertrouwde kring maar met veel dankbaarheid.
Tegen alle verwachtingen in heb ik ook de vijftiende verjaardag kunnen vieren. Bij die gelegenheid ben ik begonnen het verhaal van mijn vijftien jaar leven met kanker neer te pennen. Vlak daarna keerde mijn geluk. Er werden verschillende botuitzaaiingen vastgesteld. Sindsdien ben ik haast voortdurend in chemobehandeling. Daardoor draait het leven wel wat minder vlotjes, maar ik blijf vechten. Want hoewel mijn kinderen nu al 20 en 22jaar zijn kan ik ze toch niet achterlaten. Ik wil graag oma worden. Ik wil graag nog vaak op reis gaan, op stap gaan met vriendinnen … ik wil graag zoveel nog …
De tijd begint nu echt te korten. Maar dat besef is opnieuw een stimulans, een aanmoediging om vol te houden en te blijven vechten, want wie weet …
Wat een smerig
goedje is die morfine toch! Als je echt kapot gaat van de pijn is morfine
inderdaad een reddende engel. Vorig najaar in het ziekenhuis was ik dolgelukkig
dat ik eindelijk iets kreeg om de pijn te verlichten. Maar nu mijn pijn
verminderd is, geraak ik van die verdomde plakkers niet meer af. Niemand heeft
me ooit verteld dat het zo moeilijk zou zijn om zonder morfine verder te gaan.
Niemand heeft me verteld op welke manier ik eventueel van die morfine kon
afkicken. Ik denk dat de artsen er gewoon van uitgaan dat, wanneer een kankerpatiënt
met morfine begint, dat die daar dan niet meer zal mee stoppen.
Ik raad iedereen aan
tweemaal na te denken vooraleer met morfine te beginnen.
Eigenlijk zouden de
artsen je moeten wijzen op het feit dat je lichaam zo makkelijk verslaafd wordt
aan morfine. Als patiënt sta je daar onvoldoende bij stil. De artsen zouden morfine
niet voor altijd mogen voorschrijven en ze zouden de patiënt van dichterbij
moeten opvolgen en de dosis verlagen zodra dat kan.
Bovendien zouden ze
zeer nadrukkelijk moeten wijzen op de moeilijkheden die het afkicken van zon
verslaving met zich meebrengt! Moeilijkheden voor het lichaam, moeilijkheden
voor de geest. Had ik het zelf geweten, dan had ik zeker al veel vroeger
geprobeerd om met die morfinepleisters te stoppen, of minstens de dosis te
minderen. Maar het kleven van zon pleister wordt haast een gewoonte zoals
dagelijks je tanden poetsen en dan ben je natuurlijk verslaafd voor je het zelf
beseft. Ik was verbijsterd om vast te stellen wat zon verslaving inhoudt. Het
lijkt wel of de morfine al die tijd de leiding heeft overgenomen. Van zodra ik
ermee gestopt was verloor ik controle over lichaam en geest. Mijn hoofd tolde,
ik was verschrikkelijk mistroostig en terzelfdertijd opgejaagd, weende de halve
dag, had nare dromen, kon haast niet meer slapen. Mijn lichaam trilde en rilde.
Het leek of het elk moment kon instorten. Ik was zo zwak en zo slap dat ik op
handen en voeten de trap op kroop. Kortom, ik voelde me rotslecht, op alle
gebied.
Het enige positieve
was (en we moeten toch steeds the bright sight of life bekijken he? J), dat mijn stoelgang probleemloos verliep sinds ik
stopte met morfine. Zálig gewoon! Dat was maanden geleden.
Ondanks dat
positieve puntje, hoe belangrijk ook, neem ik me voor mijn morfineverslaving zo
haast mogelijk ongedaan te maken. Als ik daarvoor opnieuw moet gaan kleven, dan
is dat zo. Wel begin ik met een halve pleister omdat ik er van uitga dat mijn
lichaam na die tien dagen zonder morfine toch met een lagere dosis zou moeten
verder kunnen. De pleister van deze vrijdag blijft er alvast vier dagen op in
plaats van drie, en de volgende pleister zal vijf dagen blijven kleven. Als
alles goed blijft gaan, met andere woorden als de pijn weg blijft en ik niet ga
flippen, kunnen we de dosis binnenkort verminderen door nog een stukje van de
pleister weg te knippen. Zo zullen we langzaam afbouwen tot ik uiteindelijk
verder kan zonder morfinepleisters! We
gaan ons best doen.
Natuurlijk ken ik
niets van afkickverschijnselen. Ik weet enkel wat ik er in boekjes links en
rechts over gelezen heb en dat is niet zo veel. Ik moest terugdenken aan de
uitzending over Kim Kay in Koppen XL en haar strijd tegen de morfineverslaving
die ze overhield aan haar kanker.
Opeens kon ik veel
beter begrijpen wat dat meisje aan de hand had. Je kan zon
afkickverschijnselen niet altijd goed verwoorden, maar het moet ronduit
verschrikkelijk zijn. Gelukkig gaat het bij mij niet om zon zware verslaving.
Ik weet natuurlijk niet welke dosissen Kim gewend was. Maar ik kan me nu veel
beter indenken wat verslaafde mensen moeten doormaken. Loskomen van een verslaving
heeft natuurlijk te maken met wilskracht, maar als je lichaam én je geest (want
ook je gemoed heeft fel te lijden) zo fel reageren op het onthouden van de
morfine, dan moet je al een hele held zijn om die strijd zomaar vol te houden!
Geen enkele niet-verslaafde zou ooit mogen oordelen over iemand die het
afkicken niet kan volhouden. Het is een onbeschrijflijke, ontzettend moeilijke
strijd. We kunnen enkel onze bewondering uitspreken over de mensen die er wél
in slagen hun verslaving te overwinnen.
Opgevoed als ik ben
tot flink zijn, doorzetten, niet opgeven, volhouden, was ik ondanks alle
miserie van zin om niet meer met de pleisters te herbeginnen, ook al had de
oncologe me bezworen dat wel te doen. Waarom blijf je niet gewoon verder
gebruiken, vroeg ze me toen ik over mijn klachten vertelde. Omdat ik weiger
verslaafd te zijn, antwoordde ik bijna verbolgen. Ze raadde me aan om in dat
geval opnieuw de volledige dosis te plakken en dan week na week stilaan af te
bouwen. Heel langzaamaan, zodat het lichaam terug kon wennen aan het leven
zonder morfine. Zou het toch niet lukken zonder
herplakken, vroeg ik me stilletjes af? Ik ben nu al een hele
week aan t afzien. Wanneer ik nu herbegin, dan is alle moeite voor niets geweest.
Maar het beterde
niet. Ik voelde me hoe langer hoe slapper, kon moeilijk op mijn benen staan,
voelde me mistroostig, de nachtmerries bleven aanhouden, ik kon s nachts niet
slapen en viel bijgevolg overdag geregeld in slaap. Eten maken was de grootste
klus van de dag. Mezelf naar de keuken slepen, de groenten uit de benedenlade
van de koelkast halen, neerzijgen aan tafel en op adem komen. De uien
fijnsnijden en een kwartiertje gaan liggen. Daarna de worteltjes schrapen en
weer rusten. Onvoorstelbaar en voor vele lezers onbegrijpelijk, kan ik me
indenken. Maar toch is het zo. Het voelde aan alsof mijn lichaam elk ogenblik
zou stoppen met me te gehoorzamen. Soms was het alsof mijn geest het zou
begeven. En ik werd bang. Bang voor wat er nog zou kunnen gebeuren. Bang dat
het verkeerd zou aflopen.
Vrijdag voelde ik me
zo ellendig dat ik de huisarts belde om advies. Ook zij raadde me aan opnieuw
pleisters te kleven en zeer langzaamaan af te bouwen. Ondanks mijn weerstand
tegen het hergebruik van de morfine, moest ik toegeven dat er geen andere
uitweg was. Vooral omdat de dokter me niet kon verzekeren dat het afkicken zonder langzaam afbouwen zou lukken.
Vrijdagmorgen, na de
telefoon met de huisarts, heb dan ten einde raad, terug een morfinepleister gekleefd. De
volgende morgen voelde ik me meteen een ander mens. Nog niet helemaal zoals het
hoorde, maar toch stukken beter dan de vorige dagen.
Vandaag ga ik
achterwaarts het ziekenhuis binnen. Ik heb er ab-so-luut geen zin in. Zeker niet
als ik denk aan de vorige keer, toen ik zo misselijk was.
Het is al 15u30 wanneer ik aankom. Op het secretariaat staat er niemand meer aan te schuiven voor de inschrijvingen. Het is meteen mijn beurt. Op zaal 3, waar ik vandaag heen gestuurd word met mijn steeds maar dikker wordend dossier, zijn er amper drie stoelen bezet. Ik geef mijn dossier aan de verpleegkundige die me met een brede glimlach verwelkomt. Meteen daarna word ik aangeprikt door een jong meisje in opleiding. Ze loopt haar laatste dag stage, vertelt ze. Nochtans handelt ze de hele procedure vlotjes af, alsof ze nooit anders heeft gedaan. Ze is vriendelijk en praat honderduit, zodanig dat ik de venijnige prik amper gewaar word. Om 16uur ben ik met alles klaar. Bloedstalen genomen, de Zometa ingelopen, de katheter gespoeld en de naald eruit.Nu wordt het
wachten. Mijn afspraak bij de dokter is pas om 17u gepland. Ik ben de laatste
patiënt op zaal 3 en men vraagt me te verhuizen, zodat ze de zaal kunnen
opruimen en afsluiten.
In de wachtruimte
voor het dokterslokaal zitten nog meer mensen. De dokter heeft
blijkbaar wat vertraging opgelopen. Ik verveel me en toch heb ik geen zin om te
lezen in de boekjes die daar ter beschikking liggen, en zelfs niet om een
sudoku op te lossen. De televisie kan me evenmin boeien. Bah, wat een rotdag.
Komaan Karlijn,
herpak je een beetje, probeer ik mezelf wat op te peppen. Uiteindelijk besluit
ik wat te gaan schrijven. Op het secretariaat ga ik een blaadje papier vragen
en ik begin met dit stukje te schrijven. Zo gaat de tijd toch wat sneller
voorbij. De laatste patiënt voor mij wordt pas om twintig over vijf bij de
dokter geroepen. Na het doktersbezoek moet ik nog terug naar de zaal om te
wachten op de voorgeschreven medicatie en dan pas kan ik de taxi bellen die een
half uur nodig heeft om tot Hasselt te rijden. Pfff, het zal laat worden
vandaag eer ik terug thuis geraak.
De zondag van
Vaderdag was ik heel erg moe en slapjes,
maar ik dacht dat het te wijten was aan de voorbereiding van het feestje.
Bovendien had ik de nacht tevoren niet zo goed geslapen.
Kort nadat het
bezoek in de late namiddag naar huis was vertrokken ben ik meteen in de zetel
in slaap gevallen. Nochtans voelde ik me na dat verlate middagdutje slechter
dan tevoren. Teveel hooi op uw vork genomen, zei mijn wijze moeder ietwat
verwijtend. Het zou na een goede nachtrust wel beter gaan, dacht ik.
De volgende dag, op
Pinkstermaandag voelde ik me gewoon rotslecht. Ik had opnieuw weinig geslapen,
veel gewroet, slecht gedroomd, en ik had het ijskoud. Mijn handen en voeten
voelden aan als ijsklompen en ik rilde aanhoudend. Het leek wel of mijn
bloedsomloop was stilgevallen en ik nooit meer warm zou krijgen. Mijn hele
lichaam deed pijn en ik was zo slap dat ik dacht dat ik door mijn benen zou
zakken.
Tegen de middag
werden we verwacht op het verjaardagsfeestje van mijn petekind en ik deed er
alles aan om weer in vorm te geraken. Uiteindelijk ging ik, gekleed in een
warme jogging en dikke pullovers, met mijn voeten in een warmwaterbad zitten in
de hoop ietwat te ontdooien. Na een halfuur, waarbij ik regelmatig warmer water
toevoegde aan het voetbad, moet mijn lichaam het toch op een of andere manier
warm hebben gekregen want, hoewel ik bleef rillen, begon ik terzelfdertijd te
zweten. Mijn hoofd leek te dollen en ik wist niet wat me overkwam. Zo had ik me
nog nooit gevoeld. Het is erg moeilijk om te beschrijven hoe slecht en raar ik
me voelde. Ik begon opeens zomaar te snikken en heb zeker een kwartier
hartverscheurend zitten huilen. Wat was er in godsnaam aan de hand?
Tijdens de vijftig
minuten durende autorit bleef ik maar rillen en zweten, ondanks het feit dat ik
me goed warm had gekleed en nog een extra fleece deken over me heen had. Mijn
man begreep er niets van, want de autocomputer gaf 20° aan. Ik kon mijn ogen
moeilijk open houden, maar dat was waarschijnlijk aan mijn slechte nachtrust te
wijten. Ik heb dan ook bijna de ganse weg geslapen.
Op het feestje was
het wel een raar zicht. Iedereen was op zon zomers gekleed en ik zat daar met
mijn pullovers. Kort na het middageten voelde ik plots een felle vermoeidheid
opkomen en ik ging even in de zetel liggen, waar ik prompt in slaap viel
ondanks het feestlawaai. Na dat dutje ging het even beter.
De volgende dag
voelde ik me zo mogelijk nog slechter. Ik kon alleen maar wenen, voelde me
eindeloos triest. Mijn lichaam trilde van een soort overspanning en tegelijk rilde ik van de kou. Ik begreep niets van die plotse
ommekeer. Vorige week had ik me zo goed gevoeld!
In een poging om aan
mijn man uit te leggen wat er scheelde zei ik het lijkt wel of ik
afkickverschijnselen heb!. Op datzelfde moment drong het tot me door dat het
misschien wel degelijk dat was wat ik aan de hand had! Pas op dat ogenblik kwamen die morfinepleisters in mijn hoofd. Ik was zomaar van de ene
dag op de andere gestopt met de morfinetoediening en daar had mijn lichaam het
duidelijk moeilijk mee. Wat nu gedaan?
Toch maar even
afwachten misschien. Woensdag werd ik in het ziekenhuis verwacht en dan zou ik
de dokter om raad vragen.
De laatste weken
gaat het steeds beter met de pijn. Ik bedoel dus dat ik duidelijk minder pijn
heb. Normaal moet ik de morfinepleister om de drie dagen veranderen. Ik schrijf
op elke nieuwe pleister steeds de datum, zodat ik me niet kan vergissen. Vroeger
moest ik nooit naar de datum kijken. Ik voelde vanzelf wanneer het de derde
dag was. Dan kwam de pijn terug opzetten, zodat ik nooit vergat de pleister te
vervangen. De laatste twee maanden echter gebeurt het steeds vaker dat de
pleister er vier dagen blijft opzitten, zonder dat ik van toegenomen pijn moet
klagen.
Deze week stelde ik
vast dat de pleister er voor de vijfde dag opzat en ik had nog steeds niet de
minste pijn. Ik besloot hem pas de volgende morgen te vervangen nadat ik in bad
was geweest.
Na het bad echter,
was ik een nieuwe pleister allang vergeten. Die vrijdag ging ik met de
vriendinnen op stadsbezoek naar Diest, de dag nadien kwam mijn jongste neefje
logeren, en zondag was het Vaderdag en kwam de ganse familie bij ons voor een
uitgebreid ontbijtbuffet. Zo vlogen de dagen met voldoende afleiding voorbij en
ik dacht gewoon niet meer aan een morfinepleister.
Zalig! Daar was ik
toch weer goed vanaf geraakt.
Een niet
onbelangrijk bijkomend voordeel was dat mijn stoelgangproblemen (te wijten aan
het gebruik van pijnstillers) helemaal van de baan waren. Hoera, driewerf
hoera!
Vandaag is het
zover. Precies een week geleden sinds die grote kotsbeurt. En dus tijd om de
chemo opnieuw op te starten.
Het was niet
gemakkelijk deze morgen. Toen ik de pilletjes zag moest ik mijn afkeer in toom
houden. Gisterenavond heb ik mijn pillendoosje voor de week gevuld. s Morgens vier
pilletjes chemo en nog vier andere geneesmiddelen. s Avonds vier pilletjes
chemo samen met twee andere tabletjes. Dat is mijn dieet voor de volgende
veertien dagen. Dat is, als alles naar wens verloopt. Mocht de misselijkheid
terugkeren dan komt er nog Motilium en Litican bij. Als de darmen het laten
afweten en dat doen ze altijd sinds ik die morfinepleisters gebruik komen er
zakjes Movicolpoeder bij, soms drie of vier per dag. Ik ging vandaag vol goede moed aan de ontbijttafel zitten. Mijn man had een kommetje verse aardbeitjes
klaargezet, voor hij naar zijn werk vertrok. Hij is een echte schat.
Toch had ik het
moeilijk toen ik de verzameling tabletjes en capsules zag liggen. Eerst de
aardbeien opeten, daarna een boterham. Tussenin de pilletjes chemo, om de maag
niet teveel te belasten. Zou ik ze één per één innemen, of ze alle acht in één keer
doorslikken? Ik besloot tot het laatste. Dat ineens doorslikken ging niet
gemakkelijk. Er bleven er nog een paar in mijn mond nazwemmen. Met een tweede
grote slok waren ze allemaal verdwenen. De slokdarm in, recht naar beneden. Elk
pilletje heeft tegenwoordig een coating,
een omhullende film, die maakt dat het ongeschonden doorheen de maag geraakt en
pas in de darm zijn actief bestanddeel vrijgeeft. Dat is goed, want de maag
wordt door al die medicatie wel zwaar op de proef gesteld. Toch had ik het
gevoel dat de pillen bij de maagingang voor een versperring stonden. Het gaf
een raar gevoel. Ik at mijn boterhammetjes zorgvuldig kauwend, met regelmatig
een slok thee om alles door te spoelen. Na een tijdje verdween het zwaar
gevoel.
Deze avond volgt de
tweede chemobeurt. Ik zal flink moeten zijn. Maar binnenkort ben ik het weer
gewoon en gaat alles als vanzelf. Alleen maar hopen dat die nare misselijkheid
weg blijft.
Deze middag kom ik
vrolijk (allee, min of meer vrolijk, want zo leuk is het daar niet) het
ziekenhuis binnen. Mijn afspraak bij de dokter is om kwart over drie, dus moest
ik me pas om 14u15 op het daghospitaal aanmelden. De inschrijving verloopt
vlot. Er is heel weinig volk deze keer. Het verschil met mijn vorige afspraak
is groot. Ook op de dagzaal mag ik meteen binnen. Ik word gewogen, bloeddruk en
pols worden gemeten. Een nieuwe verpleegkundige, ze is stagiaire vertelt ze me,
prikt de catheter aan. Ze doet het vlot, zonder de minste hapering. Vandaag
moet ik geen Zometa krijgen en zodra de bloedstaaltjes genomen zijn haalt de
verpleegster de naald terug uit de catheterpoort. Ik wou haar nog vragen ze te
laten zitten tot ik bij de dokter geweest was, maar ik was te laat.
Dan begint het wachten.
Ik heb nog ruim een uur. Zal ik een sudoku oplossen of zal ik wat lezen? Ik kan
niet beslissen en blijf wat zitten drozen. Omdat ik nog steeds zo moe ben, leg
ik de stoel plat en ga wat liggen slapen. Kort daarna voel ik me niet zo best.
Het lijkt alsof ik ga misselijk worden, en ik vraag me af waarom. De voorbije
twee weken is er niets gebeurd. Ik draai me op de andere zij en probeer nog wat
te rusten, maar de misselijkheid neemt toe. Tegen de tijd dat ik naar de dokter
moet roep ik de verpleegkundige en vraag om een bakje. Opeens ben ik zeker. Er
zit wat klaar dat er absoluut uit wil. Ik spurt naar het toilet en braak mijn
ganse ontbijt de riolering in. Verdorie. Wat is dat nu weer. De dokter komt me
halen en is wat ongerust. Ik ben amper binnen op de raadpleging of ik voel de
tweede dosis aankomen. Nu moet de dokter rennen voor een nierbekken, want in
haar kast ligt er maar ééntje meer. Tegen de tijd dat ze terugkomt is het bakje
bijna aan t overlopen. Waar blijft dat allemaal vandaan komen? Ik heb toch niet
zoveel gegeten?
De dokter laat een bed
klaarmaken voor mij om wat te bekomen. Eer ik op dat bed lig is het alweer
zover. Nu komt de gal. Het eten zal er allemaal uit zijn, denk ik. Ik ben nat in
het zweet en tegelijk ril ik van de kou. Mijn hoofd staat op springen. Wat is
er toch aan de hand? De dokter weet zich ook geen raad. Ze laat de port-a-cath
terug aanprikken en geeft me een infuus met Litican tegen de misselijkheid en
iets tegen de hoofdpijn. Ik ben ronduit uitgeput. De verpleegster brengt me een
deken en een paar handdoeken. En nieuwe kotsbakjes! Dat is nodig wat hetzelfde
scenario blijft zich om het kwartier herhalen. De dokter
overweegt om me te laten opnemen, maar ik heb geen zin in nog eens een
ziekenhuisverblijf. Tussen de kotsbeurten in val ik uitgeput in slaap.
Op de achtergrond hoor
ik een stem die me bekend voorkomt. Het is inmiddels al bijna zes uur en Kathy
van de taxidienst tatert er vrolijk op los. Tot ze mij zit liggen. 'Oei', zegt ze, 'dat is precies niet hetzelfde
Karlijntje als dat wat ik hier deze middag heb afgezet. Kind toch, wat is er
met u aan de hand?' Ik kan niets anders dan
iets mompelen en haar wat schaapachtig aankijken. Verder durf ik mijn mond niet
open te doen uit vrees dat er nog wat mee uitkomt. Maar het tweede infuus met
Litican heeft blijkbaar toch geholpen. Ook mijn hoofdpijn is verdwenen. Alleen
voel ik me heel erg suf. Op de terugweg naar huis heeft Kathy niet veel
gezelschap aan mij. Ik slaap de ganse weg en word pas wakker als ze voor onze
deur halt houdt.
Donderdagmorgen stap ik
vol verwachting het ziekenhuis binnen. Het is er ontzettend druk. De
verpleegkundigen stormen letterlijk de ene zaal in en de andere uit, van patiënt
naar patiënt, gewapend met allerlei darmpjes, leidingen en infuuszakken in de
meest excentrieke kleuren. Toch kan er bij ieder nog een vriendelijke groet af
wanneer ze me herkennen. Er blijkt een overboeking te zijn van 60%. Ze hebben amper
personeel voor drie zalen, terwijl er vier zalen patiënten moeten verzorgd
worden. De minister zou hier dringend moeten ingrijpen en de verpleegkundigen
beter moeten verlonen. Ze doen ontzettend nuttig werk, zetten zich in met hart
en ziel, en worden daar niet echt voor beloond, want ze moeten vaak werken voor
twee.
Wanneer ik bij de
dokter kom bemerk ik ook bij haar voor het eerst dat ze onder druk staat. Ze is
wat ongeduriger en wat kortaf, maar ja, als je 20 patiënten moet zien en je
hebt maar tijd voor 10, dan is elke minuut kostbaar. Geen tijd om eens
rustig te babbelen of om vragen te stellen deze keer. Ik vertel haar dat ik meerdere keren heb moeten overgeven de voorbije weken. Na een kort onderzoek besluit ze dat ik volgens haar opnieuw een slokdarmontsteking heb en dat die eerst moet behandeld worden, tezamen
met mijn blaasontsteking. Ik krijg voorschriften voor twee soorten antibiotica
mee naar huis. Over twee weken moet ik me terug aanmelden en wanneer de
symptomen van misselijkheid en overgeven verdwenen zijn, gaan we verder
met de Xeloda behandeling. De dokter beweert dat Xeloda doorgaans zeer goed
wordt verdragen en ze voegt er ietwat geïrriteerd aan toe: bovendien heb ik
hier geen arsenaal aan chemos meer liggen voor u hoor! We moeten zo lang
mogelijk verder doen met elk product tot het echt niet meer werkt. Anders zijn
onze mogelijkheden meteen uitgeput .
Ik slik even en knik
braafjes. Ok, dat zullen we dan maar doen he.
De laatste dagen bekomt
mijn ontbijt met de grote hoeveelheid pillen erbij, me niet zo. Ik voel me
altijd misselijk en moet wringen om een boterhammetje door mijn keel te
krijgen. Sommige dagen komt het ganse ontbijt samen met de hele pillenwinkel er
gewoon terug uit. Dan vraag ik me af wat
er van de behandeling overblijft? Het lijkt alsof mijn strot zit toegeknepen,
waardoor ik ook moeilijk kan drinken. Enkel Cola verdraag ik redelijk goed. Ik drink Cola van het ontbijt tot het avondeten. De
Colaproducenten zullen er wel bij varen. Wanneer ik op Pasen
zondag opnieuw kotsmisselijk mijn ontbijt terug geef, besluit ik om te stoppen
met de behandeling. Misschien verdraag ik deze chemo niet langer? Ik wil het
graag bespreken met de oncologe maar die is er niet tijdens de paasvakantie.
Wachten dus, tot na paasmaandag.
Aan de telefoon zegt de
dokter me dat het eigenaardig is, dat onregelmatig overgeven. Een dag wel, drie
dagen niet, dan weer terug, dat is atypisch voor een chemo beweert ze. Volgens
haar moet er iets anders aan de hand zijn. Maar ze vindt het goed dat ik de
behandeling heb afgebroken. We zullen bij de volgende raadpleging onderzoeken
wat er aan de hand kan zijn. Intussen heb ik opnieuw
een blaasontsteking. Door de chemos ben ik daar erg gevoelig aan geworden. Normaal
neem ik dagelijks pilletjes om de zuurtegraad in de blaas te regelen om een
ontsteking te voorkomen. Echter, door het overgeven zijn ook die pilletjes mee
in de afvoergoot verdwenen, waardoor ik met een nieuwe ontsteking opgezadeld
zit.
Het wordt dus even op
de tanden bijten tot onze volgende raadpleging op 5 mei.
Twee grote bedenkingen
heb ik in mijn hoofd zitten. de eerste gaat over de noodzaak van aneensluitende
chemobehandelingen. De tweede over de noodzaak van veelvuldige CT-scans.
Sinds september 2009 bestaat mijn
behandeling en ook mijn leven, uit een aaneengesloten rij van chemotherapieën,
met hoogstens enkele weken rust tussenin. Ik vrees dat dit in de toekomst niet
meer gaat veranderen? Gisteren las ik een artikel van een Duitse arts die pleit
tegen die aaneensluitende chemobehandelingen. Hij beweert dat door de
chemococtails weliswaar een groot deel van de kankercellen zal vernietigd
worden, maar dat de meest gevaarlijke kankercellen zich toch kunnen
schuilhouden en zodra de kust veilig is opnieuw zullen opduiken en verder
woekeren. Anderzijds is het onmiskenbaar zo dat de chemo ook de goede cellen in
het lichaam aanvalt en daardoor de toch al verzwakte weerstand nog meer gaat
ondermijnen, waardoor de levenskwaliteit afneemt en de patiënt uiteindelijk
sneller naar de afgang glijdt. Volgens de Duitse artsen die de biotherapie
aanhangen, liggen immers de sterk verzwakte of geblokkeerde afweermechanismen
en de slecht functionerende uitscheidings- en ontgiftingsorganen mede aan de
oorzaak van het niet herstellen van een kankeraanval. Hun behandeling richt
zich dus niet alleen op het bestrijden van de tumor, maar meer nog op het terug
op gang brengen van de gehavende afweermechanismen en uitscheidingsorganen. Daar
kan wel een bron van waarheid inzitten. Ik heb immers vaak moeite met het
behouden van een regelmatige stoelgang. Het zal geen kwaad kunnen om eens werk
van te maken van een gezonde darm. Misschien moet ik
overwegen om de klassieke behandelingen te combineren met de meer biologische
kankertherapie zoals die in de Duitse Hufeland-kliniek in Bad-Mergentheim wordt
toegepast. Daar ben ik nu over aan het denken. Ik ga het daar vast eens over
hebben bij mijn eerstvolgende afspraak met de oncologe. Is het nodig om
onmiddellijk met een nieuwe chemo te starten wanneer de vorige is uitgewerkt of
moet stopgezet worden? Na de vorige chemo (van
aug tot dec 2010) heb ik een aantal weken vrijaf gekregen en daar heb ik
inderdaad enorm van genoten. Ik ben er helemaal van opgefleurd en vond het heel
jammer dat ze daarna onmiddellijk met een nieuwe chemo zijn begonnen, hoewel de
bloedresultaten en tumormerker heel goed scoorden. Voor mij had het niet
gemoeten, ik voelde me zo goed. Maar ja, je weet ook niet wat er intussen
allemaal aan t woekeren is. Je kan jammer genoeg niet in je lichaam kijken.
Daarmee komen we tot een tweede
vraagstelling. Wat met al die scans? Het is een manier om te zien wat zich
binnen in je lichaam afspeelt, maar terzelfdertijd zijn die Röntgenstralen erg
schadelijk, zeker als het lichaam al door kanker is aangetast. RX is
radioactieve straling en dus rechtstreeks kankerverwekkend. Als ik bedenk
hoeveel mammografieën, RX van de longen en CT scans ik de laatste jaren al heb
gekregen, dan is het niet meer te verwonderen dat de kanker blijft woekeren.
Daar stel ik me al langer vragen bij en daarom heb ik de laatste maanden elke
nieuwe CT-scan afgeweerd. Wat voor zin heeft het te weten waar de tumor het
meest woekert? De therapie blijft toch dezelfde.
Ach ja, het blijft maar
zoeken en piekeren en uitproberen. Zowel voor mij als voor de dokters. We hebben immers geen kristallen bol!
Stomverbaasd en
tegelijk heel erg blij was ik met alle reacties die ik kreeg bij het
verschijnen van mijn verhaal in Libelle. Ik had nooit gedacht dat zovele Libelle
lezers door mijn wel en wee geroerd zouden zijn. Nog minder had ik kunnen
vermoeden dat verschillende van die mensen de moeite zouden nemen om me hun
medeleven en beste wensen toe te sturen, door een reactie of berichtje in het
gastenboek van mijn blog.
Hartelijk dank
daarvoor, lieve mensen. Jullie berichtjes, hoe klein ook, geven me veel steun
en moed om verder te gaan. Het gevoel dat ik niet alleen ben. Dat er niet
alleen veel mensen zijn die bezorgd zijn om anderen, maar jammer genoeg ook velen
die in hetzelfde schuitje zitten of iemand in de nabijheid hebben die tegen
kanker moet vechten.
Ik hoop dat jullie
af en toe nog eens zullen binnenwippen op mijn blog. En vooral, voor de
lotgenoten, dat zij wat steun kunnen vinden in wat ik neerpen in mijn ontboezemingen.
Donderdag werd ik
opgebeld door een journaliste van het weekblad Libelle, met de vraag of ik
belangstelling had om mijn verhaal te vertellen voor opname in het rubriekje
met de zelfde naam.
We maakten een
afspraak de maandag daarop. Het hele gesprek heeft ruim twee uur geduurd. Dat komt vooral omdat ik eerst op het verkeerde spoor zat. Door het
jarenlange ziek zijn en zelf opvolgen van mijn dossier, ben ik geneigd alles te
kaderen in een tijdsschema en daarbij veel medische termen te gebruiken. Het
zakelijk houden is ook een soort bescherming. Ik sprak dus in termen van: dat
jaar heb ik een mastectomie gehad, vier jaar later werden beide eierstokken
verwijderd, enzovoorts. Dat maakt een leestekst natuurlijk saai. Maar de
journaliste, die blijkbaar niet aan haar proefstuk toe is, slaagde erin het
gesprek te draaien door telkens te vragen hoe ik me voelde bij elke nieuwe
ontwikkeling in mijn ziekteverhaal. Dat was nieuw voor mij, want het komt
zelden voor dat iemand me vraagt naar mijn
gevoelens bij die gebeurtenissen. In het beste geval wordt er geluisterd
en belangstelling getoond, maar de gevoelsmatige verwerking heb ik altijd
binnenin mezelf gedaan. Het duurde dus even eer ik op het juiste spoor zat,
maar uiteindelijk heb ik zelf veel gehad aan de bevraging. Ze deed me nadenken
en teruggraven naar gevoelens die ik al diep en veilig had opgeborgen.
Enkele dagen later
stuurde ze me het ontwerp van de tekst op. Ik was oprecht verbaasd over de
manier hoe ze mijn verhaal had uitgeschreven. Het doet raar wanneer iemand
anders mijn verhaal vertelt, vanuit een heel ander perspectief dan ik gewoon
ben. Ik vond het alleszins erg boeiend en ik heb er veel uit geleerd. Dank je
wel Sarina!
Vandaag word ik
gewaar dat ik er al tien dagen chemo heb opzitten. Moe, moe en nog eens moe! Samen met die
onbeschrijflijke vermoeidheid komt die lusteloosheid, geen zin om wat dan ook
te doen. Ik vertel ons Bratske dat ik niet genoeg fut heb deze week om mee te
gaan bratsen en dat ik eerder terug in bed zal kruipen. Ze begrijpt het meteen
en moedigt me aan om te rusten.
In de late namiddag
komt er opeens bezoek: Bratske staat daar met een ruikertje lentefrisse tulpen!
Hoe schattig. Het lijkt alsof ze de zon mee in huis heeft gebracht en mijn
somber gemoed klaart meteen op. Ik voel me meteen
een beetje schuldig dat ik me kort daarvoor zo eenzaam voelde, want met zon
supervriendinnen heb ik gewoonweg niet te klagen!
Wanneer er een
verandering in mijn gezondheidstoestand komt, die ik zelf niet zo goed kan
plaatsen, gebeurt het dat ik een vriendin aanschrijf. Schrijven is een
geneesmiddel op zich. Bij mij werkt het
van me afschrijven alleszins. Soms schrijf ik gewoon een tekstje in mijn
dagboek of in mijn blog, maar als ik het echt moeilijk heb dan stuur ik een
mailtje naar een goede vriendin. Een meelevend en begripvol antwoordje kan dan
wonderen doen.
Zo ook liet ik gisteren
weten dat we met een nieuwe chemo zijn gestart. Ik beschreef enkele van de te
verwachten bijwerkingen. Het ergste was nog dat ik door die bijwerkingen
mogelijk niet zou mee kunnen naar het kuuroord. We hadden immers zopas met een
paar vriendinnen afgesproken dat we ons eens heerlijk zouden laten verwennen met een zalige massage in
zon gezondheidscentrum. Jammer, jammer, jammer. Niks aan te doen, maar toch
doodjammer!
Diezelfde avond nog
kreeg ik dit deugddoende antwoordje:
Tja... je had het inderdaad gezegd dat je een nieuwe chemo zag komen. Ik
heb de bladzijden gelezen die je stuurde met de voorschriften om dat
hand-voetsyndroom te voorkomen. Klinkt vrij streng maar anderzijds is het goed
dat dat allemaal geweten is en dat ze zo een praktische tips kunnen geven. Voor verkoeling van de voeten heb ik misschien iets wat het testen waard
is. Het is een gel met menthol van het merk Scholl. Het is bedoeld voor
vermoeide benen en warme voeten. Ik heb zojuist een voetzool ermee ingesmeerd
en vooral het eerste contact met de huid is behoorlijk fris. De menthol geeft
een speciale geur, ik ben geen grote fan, maar toch is het niet onaangenaam.
Maar ik zal je de tube eens tonen.
Het is natuurlijk een tegenvaller dat warme baden niet mogen, maar voor
onze uitstap gaan we een oplossing vinden. We moeten niet per se in het water
dobberen. Moesten we nu af en toe een namiddag uitkiezen voor een koffieklets?
Ijsjes testen? Het moet zelfs niet ver zijn, maar gewoon uitproberen. Alleen gaan kuren zie ik niet zo zitten. Maar op stap gaan dat zullen
we.
Het is weer bedtijd. Ik laat nog van me horen. Ik duim er hard voor dat het starten van de behandeling goed gaat. Niks
forceren he.
Ik voelde me danig
getroost dat ik er op slag terug opgewekt van werd. Voor het grote IJsjes
Testen Plan was ik meteen gewonnen. Ah, wat ben ik toch
een gelukzak met zon lieve vriendinnen. Zon lief steuntje in de rug wens
ik iedere lotgenote toe.
Een verre vriendin aan de lijn. Eerst had ik haar stem
niet herkend, zo lang geleden was het dat ik nog iets van haar had gehoord.
-Hoe gaat het met de gezondheid? vraagt ze.
-Bwa, dat gaat nogal.
-Aha, dat is goed nieuws.
-
-
niet?
-Wel, ja en neen, ze hebben zopas een nieuwe
chemo opgestart en we
-Oh, maar dat is toch goed he? onderbreekt ze
me.
-Hoe bedoel je?
-Awel, dat ze nog steeds iets vinden om je
verder te behandelen
-Ah, ja, dat is natuurlijk wel goed.
-Jaja, zo moet je denken he, Karlijntje!
Meteen werd het
gespreksonderwerp gekeerd naar de kinderen die allen aan de universiteit
studeren. Ook haar kinderen zijn momenteel op wintersport, omdat het
lessenvrije week is na de examens van januari. We hebben het erover dat het
toch wat raar doet als de kinderen in de week op kot zitten, want dat het lege nest
syndroom dan een beetje de kop opsteekt. We spreken over Erasmusuitwisselingen
en vergelijken het studentenleven van nu met dat uit onze tijd.
-En wat doe jij zoal om gezond te blijven? vraagt
ze zonder enige overgang.
-Euh
-Welja, wat doe je zoal van sporten? Fietsen
misschien?
-Neen, fietsen zit er voor mij niet meer in.
-Waarom niet? vraagt ze oprecht verbaasd
-Omdat ik met poreuze botten zit en een paar
botbreuken aan de bekkenbodem. Dan is fietsen een pijnlijke zaak!
-Ah ja, zegt ze ietwat geschrokken. Ze
schijnt zich plots te herinneren dat ik met botuitzaaiingen zit. Meteen voegt
ze er aan toe:
-Weet je, fietsen is toch maar fietsen, he?
Er zijn nog genoeg andere sporten die je kan doen.
-t Is te zeggen tennissen gaat ook niet meer. Dat deed ik nochtans
heel graag. En andere sporten? Er blijft niet veel meer over. In feite gaat
geen enkele sport meer waarbij ik gevaar loop te vallen, want dat geeft
gegarandeerd botbreuken. Ik kan nog altijd aansluiten bij de biljartclub, of
vogelpik gaan spelen
-Aha
Hier wist ze heel eventjes
niet meer wat zeggen.
-Maar ja, weet je, sport is ook niet alles
he? probeert ze.
Dan is
het mijn beurt om te zwijgen.
-Hoe is het met de echtgenoot? draait ze het
gesprek opnieuw, daarmee het moeilijke moment ontwijkend.
Nadat de laatste
nieuwtjes over de wederzijdse wederhelften zijn uitgewisseld, wordt het gesprek
beëindigd.
Hoe voel ik me na
zon telefoontje?Wel, ik weet het echt niet. De vriendin is een
opgewekte vrouw die zelf graag plezier maakt en die blijkbaar geen andere dan
opgewekte antwoorden had verwacht op haar vragen.
Vele mensen vragen me
hoe ik het stel, maar ze willen eigenlijk niets liever horen dan dat ik zeg dat
alles prima is. Als ik anders antwoord, dan weten ze niet meer wat gezegd. Ook
deze vriendin is een van de velen die niet weten hoe te reageren op minder goed
nieuws. Maar kan ik hen dat kwalijk nemen? We hebben dat immers nooit geleerd
op school.
Een ongeluk komt
nooit alleen, zegt men. Gisteren is Marie-Rose Morel overleden. Ze heeft haar
ongelijke strijd tegen die vervloekte kanker verloren. Alweer een lotgenote die
het niet heeft gehaald. Ik kan het voorval niet uit mijn hoofd zetten. Bij elke
melding in het nieuwsbericht komen de tranen te voorschijn. Waarom ik me zo
verbonden voel? Ik zou het niet weten. Ik heb Marie-Rose nooit persoonlijk
gekend. Sinds de bekendmaking van haar ziekte echter kan ik haar trieste
verhaal niet uit mijn hoofd zetten. Er zijn
wel wat overeenkomsten. Zij had net als ik twee kinderen van drie en
vijf toen de ziekte werd vastgesteld. Ook bij haar waren haar kinderen de
grootste stimulans om te vechten. Net als ik heeft ze moeilijkheden en onbegrip
op haar werk moeten doorstaan. We kenden beiden het geluk van een goede
achterban, familie en vrienden die door dik en dun blijven steunen. Alleen heb
ik het geluk gehad om mijn kinderen te zien opgroeien tot jonge volwassenen. Dat
geluk is haar onthouden.
Vandaag moet ik naar
het ziekenhuis en ik heb er een slecht gevoel bij, dat even later bewaarheid
wordt. De vakantie is voorbij. Ik zal moeten starten met een nieuwe chemo.
Capecitabine heet het actief bestanddeel van het gifmengsel deze keer. Deze
stof behoort tot de antimetabolieten. De merknaam is Xeloda ®.
Voor het eerst krijg
ik chemo met pilletjes ipv met een infuus. Ik krijg een aantal pilletjes mee
naar huis en daarvan moet ik er gedurende 14 dagen, vier s morgens en vier s avonds innemen binnen de 30
minuten na de maaltijd. Voordeel is dat ik slechts om de drie weken naar mijn
buitenverblijf moet, voor de controle en
voor een nieuwe lading chemopilletjes (112 zijn het er).
Met pijn in het hart
heb ik de laatste jaren het wel en wee van Marie-Rose gevolgd. Eerst op haar
website, haar blog, haar boek en later langs de persberichten. Omdat ik
ongeveer in hetzelfde schuitje zit kan ik me goed inleven in wat zij heeft
meegemaakt, als moeder van twee kleine kinderen, als jonge vrouw in de bloei
van haar leven, bruisend van energie, vol van plannen Het is doodjammer dat
het zo moest aflopen.
Toch ben ik blij dat
zij zo goed omringd is geweest door familie en vrienden. Ik hoop dat die mensen
beseffen hoe waardevol ze voor haar zijn geweest. Ook het feit dat zij haar
kinderen veilig kon achterlaten onder de hoede van haar echtgenoot Frank, moet
haar enorm hebben getroost. Frank, je bent een bewonderenswaardige man en ik
wens je veel sterkte toe. Ik hoop dat je in de herinneringen aan deze prachtige
vrouw de steun mag vinden om dit verlies te verwerken. Blijf goed voor
Alexander en Marnix zorgen.
Dat Marie-Rose haar
ongelijke strijd heeft gevoerd met een onevenaarbare moed en vechtlust en
energie strekt haar tot eer. Vele lotgenoten weten zich door haar mooie
voorbeeld gesterkt in hun strijd. Dat ik niet alleen ben in mijn oprechte
bewondering voor deze knappe vrouw mag blijken uit de honderden aanwezigen die
haar laatste afscheid wilden bijwonen. Maar ook de vele duizenden die niet tot
in Antwerpen zijn geraakt, zullen haar nooit vergeten.
Joepie, ik voel me
goed! Bij het laatste bezoek aan mijn buitenverblijf heeft de oncologe een
aantal scans laten uitvoeren. Daarop zijn geen nieuwe aantastingen te zien. De
bloedwaarden zijn goed en de tumormerker is voor het eerst in twee jaar net
onder de maximum grens gedaald. De chemo was zwaar, maar hij heeft blijkbaar
zijn effect gehad. De oncologe ziet dat
ik me voor het eerst in maanden goed in mijn vel voel en beslist om me nog wat
uitstel te geven. Geen chemo tot 9 februari! Waw, geweldig!
De vriendinnen
hebben een theenamiddag georganiseerd om mijn extra verlof te vieren. Erika is
er in geslaagd de lekkere thee uit Argentina te vinden op het internet. Ze
heeft meteen een paar doosjes besteld en wil ons laten mee genieten. Nu de pijn
min of meer onder controle is, kan ik al gerust een tijdje blijven zitten,
zeker als het gaat om lekkere thee te drinken in goed gezelschap.
Het gaat heel wat
beter met mij. Ik dartel rond als een jong veulen Neen, zo drastisch is de verbetering ook weer
niet,maar het voelt alsof ik het zou kunnen. Ik kan af en toe mijn middagdutjes
uitstellen. Dat moet wel, aangezien ik vaak tot de middag slaap. Anders blijft
er van de dag niet veel meer over. Tijdens de kerstvakantie maakt mijn
echtgenoot de brug op het werk en is hij dus veertien dagen thuis. Ik ben met
hem een paar wandelingetjes gaan maken, steeds wat verder of wat langer. Die
training heeft deugd gedaan, want ik kan terug zonder steunarm stappen. Trappen
doen blijft nog wat moeilijk en zitten gaat alleen op een heel zacht kussen.
Maar ik begin terug te leven en dat doet ontzettend goed.
Mijn bloedwaarden
laten het langs alle kanten afweten. Daarom loopt de chemo in het
honderd en krijg ik haast bij elke behandeling zakjesrode bloedcellen of bloedplaatjes toegediend. Daarnaast geven ze me inspuitingen voor de aanmaak van witte bloedcellen. De chemo schiet
er bij in, het schema ligt volkomen overhoop. Vorige dinsdag heeft de oncologe
beslist het hele gedoe stop te zetten tot 12 januari. Dat alles in de hoop dat
mijn lichaam tegen die tijd weer in volle vorm is om zich opnieuw te laten
vergiftigen.
Ik hoop dat ik het
tot dan overleef zonder al te veel ongelukken. Dat zou een meevaller zijn met
alle feestdagen op komst. Terwijl ik uit het ziekenhuis loop besef ik nog niet goed wat er gebeurd is. Pas later, als ik thuis ben dringt het tot me door: Vier weken vrijaf J!!!
Echt iets
om in kerstsfeer te komen: ¯ Nu sijt wellecome, vier weken vrijaf ¯
Zoals ik me nu voel
gaat het niet langer. Ik ben gewoon een wrak! De chemo maakt me slap
en futloos. Maar bovenal ben ik moe, doodmoe. Een hoopje velletjes en beentjes,
zonder enige inhoud. Ik heb het al eerder proberen uit te leggen hoe die
vermoeidheid eigenlijk aanvoelt. Het is niet de moeheid die je voelt na een
zware inspanning, lang lopen of hard werken. Het heeft niet te maken met je ademhaling
of je spieren of wat dan ook. Deze moeheid zit in elke vezel van je lichaam. Ze maakt dat je bijna verlamd bent. Je
voelt ze zo hard in elke cel dat het haast pijn doet.
Mijn bloedwaarden
zijn beneden alle pijl. Dat draagt er natuurlijk toe bij dat ik moe ben.Het enige waartoe ik
nog in staat ben is liggen. Liggen in de zetel beneden, of boven in bed. Ik heb
geen fut om te lezen. Kruiswoordraadsels of sudokus kunnen me niet bekoren.
Zelfs voor de televisie vallen mijn ogen dicht. Dat kan natuurlijk ook te maken
hebben met de kwaliteit van de uitzendingen J.
De enige reden
waarom ik opsta is om naar het toilet te gaan. Dan moet ik me goed vasthouden
en kleine veilige stapjes nemen. Mijn benen zijn volkomen onbetrouwbaar
geworden. Wanneer ik iets langer probeer recht te staan gaat mijn lichaam
trillen als een espenblad en tegelijk breekt het zweet me uit.
Veel leven zit er
niet meer in me. Ik zal maar hopen
dat die kanker zich even beroerd voelt als ik!