Veel vrouwen krijgen te maken met borstkanker. Al 18 jaar ben ik aan het vechten tegen die vervloekte ziekte. Genezing zit er helaas niet in. Wel proberen we de tijd zo lang mogelijk te rekken. Tijd die ik wil doorbrengen met mijn kinderen en mijn man, met familie en goede vrienden. Gewoon tijd om te leven, want ik geniet zo graag van het leven.
Drie en vijf waren mijn kinderen toen het verdict viel. Dat was meteen mijn grote drijfveer om te vechten en zeker niet op te geven. Ik moest en zou mijn kinderen zien opgroeien, ondanks de slechte prognose. Tien jaar, smeekte ik. Ik wil er alles aan doen om er nog minstens tien jaar te zijn voor mijn kinderen. Ik heb zo lang op kinderen moeten wachten. Ik was al 35 toen onze dochter werd geboren, en 37 toen onze zoon er aankwam. Ik kon ze nu niet achterlaten. Dat was ondenkbaar.
Zo sukkelde ik verder, van de ene behandeling naar de andere, met een aantal ingrepen en paniekmomenten onderweg. Maar tussen die kritieke fasen door, kon ik genieten van mijn kinderen, en van het leven in al zijn facetten. De tiende verjaardag van mijn strijd hebben we gevierd, stilletjes in vertrouwde kring maar met veel dankbaarheid.
Tegen alle verwachtingen in heb ik ook de vijftiende verjaardag kunnen vieren. Bij die gelegenheid ben ik begonnen het verhaal van mijn vijftien jaar leven met kanker neer te pennen. Vlak daarna keerde mijn geluk. Er werden verschillende botuitzaaiingen vastgesteld. Sindsdien ben ik haast voortdurend in chemobehandeling. Daardoor draait het leven wel wat minder vlotjes, maar ik blijf vechten. Want hoewel mijn kinderen nu al 20 en 22jaar zijn kan ik ze toch niet achterlaten. Ik wil graag oma worden. Ik wil graag nog vaak op reis gaan, op stap gaan met vriendinnen … ik wil graag zoveel nog …
De tijd begint nu echt te korten. Maar dat besef is opnieuw een stimulans, een aanmoediging om vol te houden en te blijven vechten, want wie weet …
Geen nieuws, goed
nieuws. Zo luidt het gezegde en zo is het ook. De toestand blijft ongewijzigd.
De tumorcellen in mijn schedelbeenderen blijven hun best doen en woekeren dat
het een lieve lust is. Ze zijn vooral actief aan de linkerkant. Daar heb ik een
paar builen die behoorlijk pijnlijk zijn. Dat ze daar maar blijven en niet
onder de haargrens uitkomen, denk ik vaak. Stel je voor dat ik met zon builen op
mijn voorhoofd of elders in het aangezicht moet rondlopen. Dat zou geen zicht
zijn! Het was wel een hele opluchting via
de scans te vernemen dat de kanker voorlopig in het bot blijft zitten en nog
niet de hersenen zelf aantast. Door die hoofdpijnen was ik er toch niet zo
gerust meer in. Maar zie, de goden zijn met mij! Ik ben al bij al toch een echt
zondagskind. Als je bedenkt hoe lang ik het al volhou sinds die kanker in mijn
lijf kroop. Er zijn talloze lotgenoten die al veel eerder hun gevecht tegen
kanker moesten opgeven.
Ander nieuws. Een
tijdje terug kreeg ik bericht vanuit de familie dat er een kindje is geboren
dat zwaar gehandicapt ter wereld kwam. Dat is pas iets waarvan je hart stil
gaat staan. Als moeder sta je machteloos. De dokters vinden niet wat de oorzaak
is en kunnen dus ook geen gepaste therapie voorschrijven. Wat doe je dan? Zoiets moet verschrikkelijk zijn om te
verwerken. Het ganse gezin, ouders, andere kinderen, grootouders, iedereen
wordt erdoor getroffen. Hun leven wordt kompleet overhoop gegooid en de
toekomst ziet er alles behalve rooskleurig uit.
Dan kan ik niet
anders dan mezelf heel gelukkig prijzen dat ik twee gezonde kinderen heb.
En die ouders en het ganse gezin bewonderen om hun eindeloze inzet voor
dat kleine wezentje, hun niet aflatende hoop op beterschap, de kracht waarmee
ze blijven zoeken naar oplossingen, en het feit dat ze ondanks alles een
glimlach kunnen bewaren voor anderen. Daar doe ik mijn hoed voor af!
De laatste weken
kreeg ik steeds meer pijnlijke bultjes op mijn hoofd. Daardoor weet ik dat de
kanker zijn vernielend werk weer een tandje hoger heeft gezet. Ik heb een
lichte hoofdpijn vlak onder het schedeldak, vooral aan de linkerkant. De
tumormerker klimt eveneens gestaag de hoogte in. De oncologe overweegt dus om
van chemo te veranderen, aangezien de kanker niet gevoelig blijkt voor het
product.
Maar eerst moeten
een paar scans worden genomen. Eentje van de schedel, om te zien of de hersenen
niet zijn aangetast en eentje van de thorax en de bovenbuik om te zien of alles
in orde is met de longen en de lever. De beide scans zijn op donderdag genomen.
Eerst had ik donderdag een afspraak voor de schedel en volgende maandag voor de
thorax. Donderdag was er echter een heel vriendelijke verpleegkundige van
dienst op radiologie. Ik heb al mijn charmes in de strijd geworpen om te
bekomen dat de beide scans toch op dezelfde donderdag zouden kunnen genomen
worden. Dat zou me een extra rit naar Hasselt kunnen besparen. Na enig
weerwerk stemde hij er in toe om de dokter erover aan te spreken. En, het
mocht! Zo was ik ineens van twee onderzoeken verlost. Bedankt lieve
verpleegkundige en welwillende dokter!
De oncologe die de
resultaten van de scans met mij zou bespreken, komt echter pas op woensdag naar
het ziekenhuis in Hasselt. Ze werkt namelijk ook in een ander ziekenhuis.
Wachten op resultaten tot volgende woensdag wanneer ik terug een afspraak heb
met haar, dat is (voor mij althans) een zware opdracht. Geduld is me jammer
genoeg niet met de moedermelk meegegeven.
Dus heb ik vrijdag
een aantal telefoontjes gedaan. Het was superdruk in het ziekenhuis.
Verscheidene artsen zijn immers met verlof, maar het aantal patiënten mindert
daarom niet. De aanwezige artsen zitten dus tot over hun oren in het werk. Toch
heb ik er eentje gevonden die zo vriendelijk was om te beloven dat ze me zou bellen wanneer ze klaar was met haar raadplegingen. En ze heeft woord gehouden.
Zodoende weet ik nu dat er geen uitzaaiingen zijn in de hersenen. Wel is er
toegenomen activiteit in het schedelbeen. Ook de longen en de lever zijn in
ongewijzigde staat vertelde ze. Ik heb dat dan allemaal maar opgenomen als
goed nieuws.
Zo kunnen we de
verjaardag van mijn moeder en mijn dochter vandaag met een blij hartje vieren.
Hip, hip, hoeraaaa!
Laatst vond ik in een boekje enkele mooie gezegdes over
vriendschap en zo.
Ik wil jullie graag laten delen in die mooie woorden. Het eerste gaat over luisteren, iets wat ik nog steeds aan het
leren ben:
De
meest fundamentele en krachtige manier om een band te sluiten met een ander
persoon is door te luisteren. Gewoon luisteren. Misschien is onze aandacht wel
het belangrijkste dat wij elkaar kunnen geven
Een
liefdevolle stilte heeft vaak veel meer helende en opbouwende kracht dan de
best bedoelde woorden.
Rachel Naomi Remen
Heel belangrijk is ook jezelf graag zien:
Vriendschap
met jezelf is heel belangrijk, want zonder deze vriendschap kun je ook geen
vriendschap sluiten met anderen.
Eleanor Rooselvelt
Een waarheid die niet te ontkennen valt:
Waar
anders leven we voor, dan om elkaar het leven minder moeilijk te maken?
George Eliot
Vriendschap
is net als filosofie en kunst niet noodzakelijk
Het
is van generlei waarde om te overleven;
het
is eerder iets dat het overleven gemakkelijker maakt.
C.S. Lewis
Dit gezegde geldt vooral voor mezelf. Ik kan er echt van
genieten om eens zot te doen!
Een
van de voordelen van oude vrienden is dat we bij hen eens dwaas kunnen doen
Jullie hebben lang
moeten wachten op wat nieuws. Het spijt me. Gauw even bijwerken.
De twee zakjes bloed
die ik op donderdag 7 juli kreeg toegediend hebben niet veel effect gehad.
Misschien wel op mijn bloedwaarden (dat zullen we bij het volgende
ziekenhuisbezoek weten), maar niet op mijn gevoel. Ik blijf me even moe en
uitgeput voelen. Ik doe dan ook veel dutjes overdag. Wanneer ik zo van die
slappe dagen heb krijg ik gauw het gevoel dat ik volkomen nutteloos ben.
Intussen heb ik het
stadium bereikt dat mijn morfinepleister in zon kleine stukjes wordt verknipt,
dat het moeilijk wordt om ze vast te plakken. Zaterdag ben ik ermee gestopt. Zoals
ik al eerder vertelde ga ik er van uit dat ik, nu de pijn minder is, ook de
morfine moest afbouwen. Wie weet heb ik hem later nog veel harder nodig. Als ze
later om een of andere reden de dosis fel moeten opdrijven ben ik bang dat ik
helemaal suf ga worden en dat wil ik alleszins voorkomen.
Dat afkicken, hoe
geleidelijk je het ook doet, vraagt enorm veel doorzettingsvermogen. Het heeft
niets te maken met de wil om af te kicken, het is je lichaam dat zo snakt naar
die drug. Het veroorzaakt lichamelijke en geestelijke vermoeidheid,
lusteloosheid en neerslachtigheid. Vaak heb ik ijskoude handen en voeten, die
met niets zijn op te warmen. Het enige dat helpt is in de badkamer met de
voeten in de bidet vol heet water gaan zitten en er steeds warmer water bijdoen
tot die verkleumde voeten eindelijk op temperatuur komen. Daarna wollen sokken
aantrekken en onder een warme fleece kruipen. Soms krijg ik een soort
trillingen in de borstkas en dan denk ik dat er iets mis is met mijn hart. Het
ergste is die niet te beschrijven vermoeidheid. Soms jeukt mijn haar en kan ik
de fut niet opbrengen om mijn arm te heffen om te krabben. Eigenlijk breng ik
het grootste gedeelte van de dag in de zetel door. Dan heb ik het gevoel dat ik
het leven misloop en begin ik me af te vragen of het allemaal nog wel de moeite
loont. Dat neerslachtige gevoel wordt waarschijnlijk ook veroorzaakt door het gebrek
aan morfine.
Sinds enkele dagen
pas zijn de afkickverschijnselen, behalve de vermoeidheid, grotendeels
verdwenen. Toppunt is dat ik sinds een week terug pijn heb. Haast onhoudbare
pijn in de bovenrug. Verdorie toch! Zo kruipen de dagen voorbij en ik blijf me
ellendig voelen. Wanneer zal ik me terug wat normaler gaan voelen? Ik word er
haast wanhopig van. Onlangs sprak ik toevallig mijn schoonbroer radioloog aan
over die vervelende afkickverschijnselen en de terugkerende pijn. Hij vertelde
dat het eigenlijk niet nodig was om die kleine dosis morfine te stoppen. Het
lichaam went aan morfine, vertelde hij, in die zin dat de slaperigheid die zich
in het begin voordoet niet van blijvende aard is. Als ik pijn heb of wanneer ik
blijvende last ondervind van dat afkicken, dan moest ik volgens hem terug een
morfinepleister kleven. Dat kon geen kwaad voor later verzekerde hij mij. Je
moest eens weten welke dosissen morfine sommige patiënten krijgen toegediend,
en die zijn net zo helder van geest als jij en ik zei hij.
Diezelfde avond heb
ik opnieuw een kwartje morfinepleister gekleefd. De volgende dag was mijn
rugpijn stukken beter en had ik terug wat energie! En zeggen dat ik nu al
zoveel weken heb afgezien voor niets!
Ik blijf erbij dat
artsen veel meer uitleg moeten geven bij behandelingen en bij de geneesmiddelen
die ze toedienen. Uitleg over het effect, de noodzaak, de bijwerkingen, wat er
gebeurt als je ermee stopt, wat het voordeel is om ermee verder te doen, en nog
veel meer! Ik heb het zowel met de huisarts als met de oncoloog gehad over mijn
drijfveren om met de morfine te stoppen. Geen van beide heeft me verteld wat
mijn schoonbroer me vertelde. Anders was ik nooit door die hel van dat afkicken
gegaan.
Communicatie, of het
gebrek daaraan, is en blijft een groot en belangrijk probleem in de relatie
arts-patiënt!
Om acht uur s
morgens moest ik me aanmelden in het ziekenhuis dichter bij huis voor mijn
bloedaanvoer. Een vriendelijke verpleegkundige bracht me meteen naar een kamer
met drie bedden. Ik kreeg het bed bij de
deur, weg van het raam. Wat later kwam een vrouw binnen die in het
tegenoverstaande mocht plaatsnemen. Ze had gezelschap mee en babbelde opgewekt
met haar bezoekers. Tenslotte kwam een oudere vrouw binnen die erg moeilijk te
been was en zwaar hijgde en hoestte. Zij kreeg het bed aan het raam bij de
televisie. Ik weet niet wat er scheelde maar die vrouw kreeg regelmatig een
zware hoestaanval waarbij je de fluimen op en neer hoorde reutelen in haar
borstkas. Haar man vertrok kort nadat hij haar in bed had gestopt en de vrouw
viel prompt luid snurkend in slaap.
Een uurtje later
kwam de verpleegkundige me aanprikken. Ze deed erg twijfelachtig over mijn
bloedgroepkaart. Nochtans werd die uitgevaardigd door een erkend labo in
Herentals. Ze vroeg of die kaart uitgevaardigd was door dit ziekenhuis? Neen
dus. Dan zullen we die bloedgroep opnieuw moeten bepalen, zei ze. Hoezo?
Verandert de bloedgroep naargelang het ziekenhuis waar je behandeld wordt?
Waartoe dient de bloedgroepkaart dan? Waarom vragen ze nadrukkelijk om die
bloedgroepkaart niet vergeten mee te brengen? Is de nieuwe bloedgroepbepaling
gewoon een middel om extra onderzoekskosten aan te rekenen? Dit was alvast geen
goed begin.
Om twintig over
negen was de bloedafname achter de rug. Het wachten ging verder.
Kort daarna kwam er
een volledig in het zwart geklede vrouw de kamer binnenwandelen. Ze was meer
dan mollig en ze had onverzorgd lang, slordig en vettig haar dat klitterig rond
haar gezicht slingerde. Ik ging er van uit dat ze op bezoek kwam bij een van
mijn twee kamergenotes. Toen ze de gordijnen rond mijn bed begon dicht te
trekken besefte ik tot mijn schrik dat zij de oncologe moest zijn. Ze schoof de
stoel dichterbij en stelde zich voor. Ze gaf me een slap handje dat ze
onmiddellijk terugtrok voor ik haar groet kon beantwoorden. Een onmiskenbare
zweetgeur drong mijn neus binnen. Ik deed moeite om mijn afkeer te verbergen.
Vriendelijk was deze dokter wel, en waarschijnlijk was ze ook deskundig genoeg,
maar moet een arts niet een toonbeeld van hygiëne zijn? Dat haar haar vandaag
nog geen kam had gezien was overduidelijk, laat staan dat ze het onlangs nog
gewassen had.
De verpleegkundigen waren
zeer vriendelijk en kwamen af en toe vragen of ik iets nodig had. De hoofdverpleegkundige
kwam uitleg geven over wat er nog zou volgen. Maar toch duurde de wachttijd
enorm lang. Er was een televisie in de kamer, maar die was zodanig opgehangen
dat alleen dat ene bed bij het raam ernaar kon kijken. Er was geen radio en ook
geen tafeltje om iets op te zetten. Dus hield ik mijn drankje de ganse
voormiddag in de hand. Ik heb wat papier gevraagd en ben wat beginnen
schrijven, met mijn leesboek als tafeltje.
Rond het middaguur
kregen we een kommetje megazoute soep en enkele boterhammetjes met gerookt paardenvlees.
Waarom ze in ziekenhuizen steeds zon zoute soep opdienen blijft me een
raadsel.
Om half één kwam de
verpleegkundige mijn bloeddruk en hartslag meten. Ze vertelde opgewekt dat de
bloedeenheden al waren toegekomen. Oef! We konden eindelijk beginnen. Twee
uur en een half per zakje. Rond half zes was ik eindelijk klaar.
Amaai, wat een
ellenlange oersaaie dag in het ziekenhuis.
Vandaag,
woensdagmiddag, vertrekt onze dochter op reis. Ik zou haar na de middag tot
Leuven brengen en vandaar zou ze de trein naar de luchthaven nemen. Ze gaat voor 23 dagen op reis, samen met een vriendin, voor een avontuurlijke tocht met
de rugzak door Costa Rica en Nicaragua.
Het zal raar doen
haar zo lang te missen en ik hoop maar dat alles vlot zal verlopen in Hasselt
zodat ik tijdig terug zal zijn. Normaal gezien zou het moeten lukken.
Doktersafspraak om kwart voor één, daarna nog even wachten op de nieuwe dosis
Xeloda uit de apotheek en tot slot nog een klein uurtje taxi naar huis.
Helaas! Het begon al
met het verlate doktersbezoek. Natuurlijk was ik daarmee mijn afspraak met de
taxi mislopen en moest er een nieuwe wagen worden gestuurd, waarop ik ruim een
half uur moest wachten.
Ik schrok me een
hoedje toen de dokteres me na enig opzoekwerk op haar computer meedeelde dat
mijn bloedwaarden te laag stonden en dat ik dringend twee eenheden bloed nodig
had. Ze zou ze meteen bestellen. Oh neen, niet vandaag, zei ik lichtjes in
paniek. Twee eenheden bloed laten inlopen (minstens vier uur), en dan nog eerst
het resultaat van de kruisproef afwachten (nog eens minstens een uur). Zo zou ik
nooit op tijd terug thuis zijn om de dochter weg te brengen. Aangezien het
dagziekenhuis sluit rond vijf uur zou ik zelfs nog moeten overnachten. dat was onmogelijk. Ik moest
absoluut nog mijn dochter zien voor ze vertrok. Ik had nog geen afscheid kunnen
nemen en ik zou haar bijna een maand lang niet meer zien!
Dat kan ik absoluut
niet maken vandaag, zei ik tegen de arts. Het zal wel moeten, zei de
dokteres onverstoorbaar. Neen, vandaag niet zei ik vastberaden. Uiteindelijk
zwichtte ze voor mijn argumenten. We kwamen tot een akkoord dat ik de volgende
dag in het ziekenhuis van Tienen de bloedtransfusie zou kunnen krijgen. Dat was
dichter bij huis en zo kon ik de lange autorit heen en weer naar Hasselt
vermijden. De arts bracht de nodige dokumenten in orde en ik kon vertrekken.
Na het laatste
ziekenhuisbezoek in Hasselt kreeg ik op het secretariaat een afspraak voor over
drie weken bij mijn vaste oncologe. De afspraak werd gepland voor de eerste
woensdag van juli. Kort daarop bleek echter dat de oncologe vergeten was haar
vakantieplanning mede te delen aan het secretariaat. Ze zou de eerste week van
juli met vakantie gaan. Er werd voor mij een nieuwe afspraak geregeld op de
eerste dinsdag bij een andere dokter. Eigenlijk was ik blij dat ik nog eens bij
die andere arts terecht kon. Hij is immers een van de verantwoordelijken op de
dienst oncologie en ik wou van de gelegenheid gebruik maken om hem aan te
spreken over die botwoekeringen aan de linker zijkant van mijn schedel. Ik
belde de taxi om een nieuwe afspraak te maken.
Op maandag 4 juli
kreeg ik telefoon van het ziekenhuis dat de hoofdarts zich ziek gemeld had voor
de volgende dag. Ik kreeg een derde afspraakdatum, opnieuw op woensdag maar bij
nog een andere arts. Ik belde meteen naar de taxidienst om de afspraak te
wijzigen. Gelukkig dat die mensen zo aanpasbaar zijn! Om 10u45 is de taxi me
komen ophalen zodat ik tegen kwart voor twaalf op de dagzaal was. Het doktersbezoek
zou om kwart voor één doorgaan.
Het was rustig op
het dagziekenhuis. Ik werd begroet door drie nieuwe gezichten. Ze vertelden dat
zij de vlinders waren, de mobiele ploeg die werd ingeschakeld als de andere
verpleegkundigen er om een of andere redenen niet konden zijn. Tijdens de
vakantie deed die situatie zich geregeld voor.
De vlinders waren
even vriendelijk, voorkomend en handig als de vaste ploegleden. Ze hebben in
Hasselt blijkbaar een goede selectieprocedure?
De tijd vloog
voorbij en om twintig voor één zat ik klaar in de wachtzaal voor de deur van
het dokterslokaal. Omstreeks vijf voor één kwam de arts naar buiten, keek me
even aan in het voorbijgaan en verdween in de lange gang. Even later ging ze terug
haar lokaal binnen. Ze gaf geen teken van herkenning. Een voorbijkomende
verpleegkundige vroeg zich af wat ik daar nog steeds zat te doen. Ze gaf me de
raad even aan te kloppen bij de dokter. Toen de dokter verscheen vroeg ik haar
of ze me toch niet vergeten was. Ze vroeg mijn naam en zei meteen dat ik niet
op haar lijst stond. Ik verzekerde haar van wel, maar ze scheen me niet te
geloven en ging alles eerst navragen op het secretariaat. Wat een raar geval.
Ik zat daar toch niet voor mijn plezier?
Toen ze terugkwam
nam ze mijn dossier mee om dat even door te nemen voor ze me binnen liet. Om
twintig over één kon ik eindelijk bij de dokter. Natuurlijk stond ik wel op
haar lijst, maar ze had er niet naar gekeken en was dus niet op de hoogte van
de laatste wijzigingen. Ook wat last van vakantiestress misschien?
Onze zoon (intussen 3e jaar
unief) heeft vandaag examen godsdienst. Geloven of niet geloven? Onze zoon
heeft er zo zijn eigen mening over. Benieuwd hoe het examen gaat aflopen. Terwijl
hij naar Leuven is zit ik te mijmeren bij een kopje koffie en ik denk terug aan
vroeger toen hij nog in de basisschool zat en die geloofskwestie ook aan de
orde kwam.
Hij zat in het eerste leerjaar. Het liep
tegen Sinterklaas toen de zoon thuiskwam met de melding dat een jongen in zijn
klas beweerde dat de Sint niet bestond. Ik mompelde zoiets van wat bazelt die
jongen nu en de zoon was gerustgesteld. Vooral omdat zijn geloof in de Sint
onaantastbaar was. Een kort berichtje aan de juf maakte dat de bewuste jongen
verder zijn mond dicht hield over de Sint en het dispuut koelde zonder blazen.
Het jaar daarop kwam de zoon thuis met
opnieuw een melding van dezelfde jongen. Mama, nu zegt hij dat de mamas en de
papas s nachts de kadootjes gaan kopen! . Ik schrok en hield even mijn mond. Maar mama, dat kan toch niet he? Die
domme jongen! Die weet niet eens dat de winkels s nachts gesloten zijn, zei
ons manneke misprijzend. Ik kon niet anders dan opgelucht ademhalen. Onze zoon bleef rotsvast in de Sint
geloven.
In het derde leerjaar werd er weer
gepraat over het bestaan van de Sint. Nu zeggen ze terug dat de Sint niet
bestaat zei de zoon verbolgen. Maar ik zal bewijzen dat de Sint wel bestaat! zei hij vastbesloten. Ik wachtte het vervolg af. Ik ga een brief schrijven naar de
Sint en die steek in zelf in de bus. Dan kunnen mama en papa niet weten wat ik
aan de Sint gevraagd heb en je zal zien dat de Sint toch mijn kadootjes
brengt, zei de grote fan van Sinterklaas. Dan zullen ze wel moeten geloven
dat de Sint bestaat, zei onze slimmerik. Oei, dat ging de verkeerde kant
uit!Hoe zouden we dat kunnen oplossen?
Sinterklaas was nog wel een paar weekjes veraf, maar ik maakte me toch zorgen.
Ik deed mijn uiterste best, maar zelfs met de meest sluwe vragen kon ik niets
loskrijgen over onze zoon zijn wensen. Dat jaar bracht de Sint enkele pakjes,
met de schrik in het hart. Gelukkig was ons altijd tevreden manneke zo blij met
zijn geschenkjes dat hij het hele gedoe met de brief prompt vergat. Na
Sinterklaas werd er op school blijkbaar enkel gepraat over de kadootjes en niet
meer over wie ze gebracht had. Dat was op het nippertje, met de hakken over de
sloot. Hoe zou het volgend jaar verlopen vroeg ik me af.
Het vierde leerjaar kwam eraan en zoals
verwacht kwam het thema opnieuw aan de orde. De zoon was intussen wat wijzer
geworden, ofwel hield hij ons voor de gek opdat de kadootjes zouden blijven
komen? We zullen het nooit weten. Toen de Sintperiode er aan kwam deed de
wijze jongen ons het volgende verhaal. Mams, we hebben het op school gehad
over geloven zei hij. Ach zo zei ik afwachtend. Welja, er waren er weer die zegden dat
zij niet in de Sint geloofden. Aha?. Nu zou het komen, dacht ik. Nu
is het sprookje uit. Hij gelooft niet meer in de Sint. Maar onze zoon liet zich niet zo gemakkelijk van de wijs brengen. Ik heb hen gezegd: Sommigen mensen
geloven in God, anderen niet. Jullie geloven misschien in God, en niet in de
Sint. Maar ik geloof niet in God, en wél in de Sint!En toen zwegen ze allemaal, zei hij.
Wat een smerig
goedje is die morfine toch! Als je echt kapot gaat van de pijn is morfine
inderdaad een reddende engel. Vorig najaar in het ziekenhuis was ik dolgelukkig
dat ik eindelijk iets kreeg om de pijn te verlichten. Maar nu mijn pijn
verminderd is, geraak ik van die verdomde plakkers niet meer af. Niemand heeft
me ooit verteld dat het zo moeilijk zou zijn om zonder morfine verder te gaan.
Niemand heeft me verteld op welke manier ik eventueel van die morfine kon
afkicken. Ik denk dat de artsen er gewoon van uitgaan dat, wanneer een kankerpatiënt
met morfine begint, dat die daar dan niet meer zal mee stoppen.
Ik raad iedereen aan
tweemaal na te denken vooraleer met morfine te beginnen.
Eigenlijk zouden de
artsen je moeten wijzen op het feit dat je lichaam zo makkelijk verslaafd wordt
aan morfine. Als patiënt sta je daar onvoldoende bij stil. De artsen zouden morfine
niet voor altijd mogen voorschrijven en ze zouden de patiënt van dichterbij
moeten opvolgen en de dosis verlagen zodra dat kan.
Bovendien zouden ze
zeer nadrukkelijk moeten wijzen op de moeilijkheden die het afkicken van zon
verslaving met zich meebrengt! Moeilijkheden voor het lichaam, moeilijkheden
voor de geest. Had ik het zelf geweten, dan had ik zeker al veel vroeger
geprobeerd om met die morfinepleisters te stoppen, of minstens de dosis te
minderen. Maar het kleven van zon pleister wordt haast een gewoonte zoals
dagelijks je tanden poetsen en dan ben je natuurlijk verslaafd voor je het zelf
beseft. Ik was verbijsterd om vast te stellen wat zon verslaving inhoudt. Het
lijkt wel of de morfine al die tijd de leiding heeft overgenomen. Van zodra ik
ermee gestopt was verloor ik controle over lichaam en geest. Mijn hoofd tolde,
ik was verschrikkelijk mistroostig en terzelfdertijd opgejaagd, weende de halve
dag, had nare dromen, kon haast niet meer slapen. Mijn lichaam trilde en rilde.
Het leek of het elk moment kon instorten. Ik was zo zwak en zo slap dat ik op
handen en voeten de trap op kroop. Kortom, ik voelde me rotslecht, op alle
gebied.
Het enige positieve
was (en we moeten toch steeds the bright sight of life bekijken he? J), dat mijn stoelgang probleemloos verliep sinds ik
stopte met morfine. Zálig gewoon! Dat was maanden geleden.
Ondanks dat
positieve puntje, hoe belangrijk ook, neem ik me voor mijn morfineverslaving zo
haast mogelijk ongedaan te maken. Als ik daarvoor opnieuw moet gaan kleven, dan
is dat zo. Wel begin ik met een halve pleister omdat ik er van uitga dat mijn
lichaam na die tien dagen zonder morfine toch met een lagere dosis zou moeten
verder kunnen. De pleister van deze vrijdag blijft er alvast vier dagen op in
plaats van drie, en de volgende pleister zal vijf dagen blijven kleven. Als
alles goed blijft gaan, met andere woorden als de pijn weg blijft en ik niet ga
flippen, kunnen we de dosis binnenkort verminderen door nog een stukje van de
pleister weg te knippen. Zo zullen we langzaam afbouwen tot ik uiteindelijk
verder kan zonder morfinepleisters! We
gaan ons best doen.
Natuurlijk ken ik
niets van afkickverschijnselen. Ik weet enkel wat ik er in boekjes links en
rechts over gelezen heb en dat is niet zo veel. Ik moest terugdenken aan de
uitzending over Kim Kay in Koppen XL en haar strijd tegen de morfineverslaving
die ze overhield aan haar kanker.
Opeens kon ik veel
beter begrijpen wat dat meisje aan de hand had. Je kan zon
afkickverschijnselen niet altijd goed verwoorden, maar het moet ronduit
verschrikkelijk zijn. Gelukkig gaat het bij mij niet om zon zware verslaving.
Ik weet natuurlijk niet welke dosissen Kim gewend was. Maar ik kan me nu veel
beter indenken wat verslaafde mensen moeten doormaken. Loskomen van een verslaving
heeft natuurlijk te maken met wilskracht, maar als je lichaam én je geest (want
ook je gemoed heeft fel te lijden) zo fel reageren op het onthouden van de
morfine, dan moet je al een hele held zijn om die strijd zomaar vol te houden!
Geen enkele niet-verslaafde zou ooit mogen oordelen over iemand die het
afkicken niet kan volhouden. Het is een onbeschrijflijke, ontzettend moeilijke
strijd. We kunnen enkel onze bewondering uitspreken over de mensen die er wél
in slagen hun verslaving te overwinnen.
Opgevoed als ik ben
tot flink zijn, doorzetten, niet opgeven, volhouden, was ik ondanks alle
miserie van zin om niet meer met de pleisters te herbeginnen, ook al had de
oncologe me bezworen dat wel te doen. Waarom blijf je niet gewoon verder
gebruiken, vroeg ze me toen ik over mijn klachten vertelde. Omdat ik weiger
verslaafd te zijn, antwoordde ik bijna verbolgen. Ze raadde me aan om in dat
geval opnieuw de volledige dosis te plakken en dan week na week stilaan af te
bouwen. Heel langzaamaan, zodat het lichaam terug kon wennen aan het leven
zonder morfine. Zou het toch niet lukken zonder
herplakken, vroeg ik me stilletjes af? Ik ben nu al een hele
week aan t afzien. Wanneer ik nu herbegin, dan is alle moeite voor niets geweest.
Maar het beterde
niet. Ik voelde me hoe langer hoe slapper, kon moeilijk op mijn benen staan,
voelde me mistroostig, de nachtmerries bleven aanhouden, ik kon s nachts niet
slapen en viel bijgevolg overdag geregeld in slaap. Eten maken was de grootste
klus van de dag. Mezelf naar de keuken slepen, de groenten uit de benedenlade
van de koelkast halen, neerzijgen aan tafel en op adem komen. De uien
fijnsnijden en een kwartiertje gaan liggen. Daarna de worteltjes schrapen en
weer rusten. Onvoorstelbaar en voor vele lezers onbegrijpelijk, kan ik me
indenken. Maar toch is het zo. Het voelde aan alsof mijn lichaam elk ogenblik
zou stoppen met me te gehoorzamen. Soms was het alsof mijn geest het zou
begeven. En ik werd bang. Bang voor wat er nog zou kunnen gebeuren. Bang dat
het verkeerd zou aflopen.
Vrijdag voelde ik me
zo ellendig dat ik de huisarts belde om advies. Ook zij raadde me aan opnieuw
pleisters te kleven en zeer langzaamaan af te bouwen. Ondanks mijn weerstand
tegen het hergebruik van de morfine, moest ik toegeven dat er geen andere
uitweg was. Vooral omdat de dokter me niet kon verzekeren dat het afkicken zonder langzaam afbouwen zou lukken.
Vrijdagmorgen, na de
telefoon met de huisarts, heb dan ten einde raad, terug een morfinepleister gekleefd. De
volgende morgen voelde ik me meteen een ander mens. Nog niet helemaal zoals het
hoorde, maar toch stukken beter dan de vorige dagen.
Vandaag ga ik
achterwaarts het ziekenhuis binnen. Ik heb er ab-so-luut geen zin in. Zeker niet
als ik denk aan de vorige keer, toen ik zo misselijk was.
Het is al 15u30 wanneer ik aankom. Op het secretariaat staat er niemand meer aan te schuiven voor de inschrijvingen. Het is meteen mijn beurt. Op zaal 3, waar ik vandaag heen gestuurd word met mijn steeds maar dikker wordend dossier, zijn er amper drie stoelen bezet. Ik geef mijn dossier aan de verpleegkundige die me met een brede glimlach verwelkomt. Meteen daarna word ik aangeprikt door een jong meisje in opleiding. Ze loopt haar laatste dag stage, vertelt ze. Nochtans handelt ze de hele procedure vlotjes af, alsof ze nooit anders heeft gedaan. Ze is vriendelijk en praat honderduit, zodanig dat ik de venijnige prik amper gewaar word. Om 16uur ben ik met alles klaar. Bloedstalen genomen, de Zometa ingelopen, de katheter gespoeld en de naald eruit.Nu wordt het
wachten. Mijn afspraak bij de dokter is pas om 17u gepland. Ik ben de laatste
patiënt op zaal 3 en men vraagt me te verhuizen, zodat ze de zaal kunnen
opruimen en afsluiten.
In de wachtruimte
voor het dokterslokaal zitten nog meer mensen. De dokter heeft
blijkbaar wat vertraging opgelopen. Ik verveel me en toch heb ik geen zin om te
lezen in de boekjes die daar ter beschikking liggen, en zelfs niet om een
sudoku op te lossen. De televisie kan me evenmin boeien. Bah, wat een rotdag.
Komaan Karlijn,
herpak je een beetje, probeer ik mezelf wat op te peppen. Uiteindelijk besluit
ik wat te gaan schrijven. Op het secretariaat ga ik een blaadje papier vragen
en ik begin met dit stukje te schrijven. Zo gaat de tijd toch wat sneller
voorbij. De laatste patiënt voor mij wordt pas om twintig over vijf bij de
dokter geroepen. Na het doktersbezoek moet ik nog terug naar de zaal om te
wachten op de voorgeschreven medicatie en dan pas kan ik de taxi bellen die een
half uur nodig heeft om tot Hasselt te rijden. Pfff, het zal laat worden
vandaag eer ik terug thuis geraak.
De zondag van
Vaderdag was ik heel erg moe en slapjes,
maar ik dacht dat het te wijten was aan de voorbereiding van het feestje.
Bovendien had ik de nacht tevoren niet zo goed geslapen.
Kort nadat het
bezoek in de late namiddag naar huis was vertrokken ben ik meteen in de zetel
in slaap gevallen. Nochtans voelde ik me na dat verlate middagdutje slechter
dan tevoren. Teveel hooi op uw vork genomen, zei mijn wijze moeder ietwat
verwijtend. Het zou na een goede nachtrust wel beter gaan, dacht ik.
De volgende dag, op
Pinkstermaandag voelde ik me gewoon rotslecht. Ik had opnieuw weinig geslapen,
veel gewroet, slecht gedroomd, en ik had het ijskoud. Mijn handen en voeten
voelden aan als ijsklompen en ik rilde aanhoudend. Het leek wel of mijn
bloedsomloop was stilgevallen en ik nooit meer warm zou krijgen. Mijn hele
lichaam deed pijn en ik was zo slap dat ik dacht dat ik door mijn benen zou
zakken.
Tegen de middag
werden we verwacht op het verjaardagsfeestje van mijn petekind en ik deed er
alles aan om weer in vorm te geraken. Uiteindelijk ging ik, gekleed in een
warme jogging en dikke pullovers, met mijn voeten in een warmwaterbad zitten in
de hoop ietwat te ontdooien. Na een halfuur, waarbij ik regelmatig warmer water
toevoegde aan het voetbad, moet mijn lichaam het toch op een of andere manier
warm hebben gekregen want, hoewel ik bleef rillen, begon ik terzelfdertijd te
zweten. Mijn hoofd leek te dollen en ik wist niet wat me overkwam. Zo had ik me
nog nooit gevoeld. Het is erg moeilijk om te beschrijven hoe slecht en raar ik
me voelde. Ik begon opeens zomaar te snikken en heb zeker een kwartier
hartverscheurend zitten huilen. Wat was er in godsnaam aan de hand?
Tijdens de vijftig
minuten durende autorit bleef ik maar rillen en zweten, ondanks het feit dat ik
me goed warm had gekleed en nog een extra fleece deken over me heen had. Mijn
man begreep er niets van, want de autocomputer gaf 20° aan. Ik kon mijn ogen
moeilijk open houden, maar dat was waarschijnlijk aan mijn slechte nachtrust te
wijten. Ik heb dan ook bijna de ganse weg geslapen.
Op het feestje was
het wel een raar zicht. Iedereen was op zon zomers gekleed en ik zat daar met
mijn pullovers. Kort na het middageten voelde ik plots een felle vermoeidheid
opkomen en ik ging even in de zetel liggen, waar ik prompt in slaap viel
ondanks het feestlawaai. Na dat dutje ging het even beter.
De volgende dag
voelde ik me zo mogelijk nog slechter. Ik kon alleen maar wenen, voelde me
eindeloos triest. Mijn lichaam trilde van een soort overspanning en tegelijk rilde ik van de kou. Ik begreep niets van die plotse
ommekeer. Vorige week had ik me zo goed gevoeld!
In een poging om aan
mijn man uit te leggen wat er scheelde zei ik het lijkt wel of ik
afkickverschijnselen heb!. Op datzelfde moment drong het tot me door dat het
misschien wel degelijk dat was wat ik aan de hand had! Pas op dat ogenblik kwamen die morfinepleisters in mijn hoofd. Ik was zomaar van de ene
dag op de andere gestopt met de morfinetoediening en daar had mijn lichaam het
duidelijk moeilijk mee. Wat nu gedaan?
Toch maar even
afwachten misschien. Woensdag werd ik in het ziekenhuis verwacht en dan zou ik
de dokter om raad vragen.
De laatste weken
gaat het steeds beter met de pijn. Ik bedoel dus dat ik duidelijk minder pijn
heb. Normaal moet ik de morfinepleister om de drie dagen veranderen. Ik schrijf
op elke nieuwe pleister steeds de datum, zodat ik me niet kan vergissen. Vroeger
moest ik nooit naar de datum kijken. Ik voelde vanzelf wanneer het de derde
dag was. Dan kwam de pijn terug opzetten, zodat ik nooit vergat de pleister te
vervangen. De laatste twee maanden echter gebeurt het steeds vaker dat de
pleister er vier dagen blijft opzitten, zonder dat ik van toegenomen pijn moet
klagen.
Deze week stelde ik
vast dat de pleister er voor de vijfde dag opzat en ik had nog steeds niet de
minste pijn. Ik besloot hem pas de volgende morgen te vervangen nadat ik in bad
was geweest.
Na het bad echter,
was ik een nieuwe pleister allang vergeten. Die vrijdag ging ik met de
vriendinnen op stadsbezoek naar Diest, de dag nadien kwam mijn jongste neefje
logeren, en zondag was het Vaderdag en kwam de ganse familie bij ons voor een
uitgebreid ontbijtbuffet. Zo vlogen de dagen met voldoende afleiding voorbij en
ik dacht gewoon niet meer aan een morfinepleister.
Zalig! Daar was ik
toch weer goed vanaf geraakt.
Een niet
onbelangrijk bijkomend voordeel was dat mijn stoelgangproblemen (te wijten aan
het gebruik van pijnstillers) helemaal van de baan waren. Hoera, driewerf
hoera!
Vandaag is het
zover. Precies een week geleden sinds die grote kotsbeurt. En dus tijd om de
chemo opnieuw op te starten.
Het was niet
gemakkelijk deze morgen. Toen ik de pilletjes zag moest ik mijn afkeer in toom
houden. Gisterenavond heb ik mijn pillendoosje voor de week gevuld. s Morgens vier
pilletjes chemo en nog vier andere geneesmiddelen. s Avonds vier pilletjes
chemo samen met twee andere tabletjes. Dat is mijn dieet voor de volgende
veertien dagen. Dat is, als alles naar wens verloopt. Mocht de misselijkheid
terugkeren dan komt er nog Motilium en Litican bij. Als de darmen het laten
afweten en dat doen ze altijd sinds ik die morfinepleisters gebruik komen er
zakjes Movicolpoeder bij, soms drie of vier per dag. Ik ging vandaag vol goede moed aan de ontbijttafel zitten. Mijn man had een kommetje verse aardbeitjes
klaargezet, voor hij naar zijn werk vertrok. Hij is een echte schat.
Toch had ik het
moeilijk toen ik de verzameling tabletjes en capsules zag liggen. Eerst de
aardbeien opeten, daarna een boterham. Tussenin de pilletjes chemo, om de maag
niet teveel te belasten. Zou ik ze één per één innemen, of ze alle acht in één keer
doorslikken? Ik besloot tot het laatste. Dat ineens doorslikken ging niet
gemakkelijk. Er bleven er nog een paar in mijn mond nazwemmen. Met een tweede
grote slok waren ze allemaal verdwenen. De slokdarm in, recht naar beneden. Elk
pilletje heeft tegenwoordig een coating,
een omhullende film, die maakt dat het ongeschonden doorheen de maag geraakt en
pas in de darm zijn actief bestanddeel vrijgeeft. Dat is goed, want de maag
wordt door al die medicatie wel zwaar op de proef gesteld. Toch had ik het
gevoel dat de pillen bij de maagingang voor een versperring stonden. Het gaf
een raar gevoel. Ik at mijn boterhammetjes zorgvuldig kauwend, met regelmatig
een slok thee om alles door te spoelen. Na een tijdje verdween het zwaar
gevoel.
Deze avond volgt de
tweede chemobeurt. Ik zal flink moeten zijn. Maar binnenkort ben ik het weer
gewoon en gaat alles als vanzelf. Alleen maar hopen dat die nare misselijkheid
weg blijft.
Deze middag kom ik
vrolijk (allee, min of meer vrolijk, want zo leuk is het daar niet) het
ziekenhuis binnen. Mijn afspraak bij de dokter is om kwart over drie, dus moest
ik me pas om 14u15 op het daghospitaal aanmelden. De inschrijving verloopt
vlot. Er is heel weinig volk deze keer. Het verschil met mijn vorige afspraak
is groot. Ook op de dagzaal mag ik meteen binnen. Ik word gewogen, bloeddruk en
pols worden gemeten. Een nieuwe verpleegkundige, ze is stagiaire vertelt ze me,
prikt de catheter aan. Ze doet het vlot, zonder de minste hapering. Vandaag
moet ik geen Zometa krijgen en zodra de bloedstaaltjes genomen zijn haalt de
verpleegster de naald terug uit de catheterpoort. Ik wou haar nog vragen ze te
laten zitten tot ik bij de dokter geweest was, maar ik was te laat.
Dan begint het wachten.
Ik heb nog ruim een uur. Zal ik een sudoku oplossen of zal ik wat lezen? Ik kan
niet beslissen en blijf wat zitten drozen. Omdat ik nog steeds zo moe ben, leg
ik de stoel plat en ga wat liggen slapen. Kort daarna voel ik me niet zo best.
Het lijkt alsof ik ga misselijk worden, en ik vraag me af waarom. De voorbije
twee weken is er niets gebeurd. Ik draai me op de andere zij en probeer nog wat
te rusten, maar de misselijkheid neemt toe. Tegen de tijd dat ik naar de dokter
moet roep ik de verpleegkundige en vraag om een bakje. Opeens ben ik zeker. Er
zit wat klaar dat er absoluut uit wil. Ik spurt naar het toilet en braak mijn
ganse ontbijt de riolering in. Verdorie. Wat is dat nu weer. De dokter komt me
halen en is wat ongerust. Ik ben amper binnen op de raadpleging of ik voel de
tweede dosis aankomen. Nu moet de dokter rennen voor een nierbekken, want in
haar kast ligt er maar ééntje meer. Tegen de tijd dat ze terugkomt is het bakje
bijna aan t overlopen. Waar blijft dat allemaal vandaan komen? Ik heb toch niet
zoveel gegeten?
De dokter laat een bed
klaarmaken voor mij om wat te bekomen. Eer ik op dat bed lig is het alweer
zover. Nu komt de gal. Het eten zal er allemaal uit zijn, denk ik. Ik ben nat in
het zweet en tegelijk ril ik van de kou. Mijn hoofd staat op springen. Wat is
er toch aan de hand? De dokter weet zich ook geen raad. Ze laat de port-a-cath
terug aanprikken en geeft me een infuus met Litican tegen de misselijkheid en
iets tegen de hoofdpijn. Ik ben ronduit uitgeput. De verpleegster brengt me een
deken en een paar handdoeken. En nieuwe kotsbakjes! Dat is nodig wat hetzelfde
scenario blijft zich om het kwartier herhalen. De dokter
overweegt om me te laten opnemen, maar ik heb geen zin in nog eens een
ziekenhuisverblijf. Tussen de kotsbeurten in val ik uitgeput in slaap.
Op de achtergrond hoor
ik een stem die me bekend voorkomt. Het is inmiddels al bijna zes uur en Kathy
van de taxidienst tatert er vrolijk op los. Tot ze mij zit liggen. 'Oei', zegt ze, 'dat is precies niet hetzelfde
Karlijntje als dat wat ik hier deze middag heb afgezet. Kind toch, wat is er
met u aan de hand?' Ik kan niets anders dan
iets mompelen en haar wat schaapachtig aankijken. Verder durf ik mijn mond niet
open te doen uit vrees dat er nog wat mee uitkomt. Maar het tweede infuus met
Litican heeft blijkbaar toch geholpen. Ook mijn hoofdpijn is verdwenen. Alleen
voel ik me heel erg suf. Op de terugweg naar huis heeft Kathy niet veel
gezelschap aan mij. Ik slaap de ganse weg en word pas wakker als ze voor onze
deur halt houdt.
Donderdagmorgen stap ik
vol verwachting het ziekenhuis binnen. Het is er ontzettend druk. De
verpleegkundigen stormen letterlijk de ene zaal in en de andere uit, van patiënt
naar patiënt, gewapend met allerlei darmpjes, leidingen en infuuszakken in de
meest excentrieke kleuren. Toch kan er bij ieder nog een vriendelijke groet af
wanneer ze me herkennen. Er blijkt een overboeking te zijn van 60%. Ze hebben amper
personeel voor drie zalen, terwijl er vier zalen patiënten moeten verzorgd
worden. De minister zou hier dringend moeten ingrijpen en de verpleegkundigen
beter moeten verlonen. Ze doen ontzettend nuttig werk, zetten zich in met hart
en ziel, en worden daar niet echt voor beloond, want ze moeten vaak werken voor
twee.
Wanneer ik bij de
dokter kom bemerk ik ook bij haar voor het eerst dat ze onder druk staat. Ze is
wat ongeduriger en wat kortaf, maar ja, als je 20 patiënten moet zien en je
hebt maar tijd voor 10, dan is elke minuut kostbaar. Geen tijd om eens
rustig te babbelen of om vragen te stellen deze keer. Ik vertel haar dat ik meerdere keren heb moeten overgeven de voorbije weken. Na een kort onderzoek besluit ze dat ik volgens haar opnieuw een slokdarmontsteking heb en dat die eerst moet behandeld worden, tezamen
met mijn blaasontsteking. Ik krijg voorschriften voor twee soorten antibiotica
mee naar huis. Over twee weken moet ik me terug aanmelden en wanneer de
symptomen van misselijkheid en overgeven verdwenen zijn, gaan we verder
met de Xeloda behandeling. De dokter beweert dat Xeloda doorgaans zeer goed
wordt verdragen en ze voegt er ietwat geïrriteerd aan toe: bovendien heb ik
hier geen arsenaal aan chemos meer liggen voor u hoor! We moeten zo lang
mogelijk verder doen met elk product tot het echt niet meer werkt. Anders zijn
onze mogelijkheden meteen uitgeput .
Ik slik even en knik
braafjes. Ok, dat zullen we dan maar doen he.
De laatste dagen bekomt
mijn ontbijt met de grote hoeveelheid pillen erbij, me niet zo. Ik voel me
altijd misselijk en moet wringen om een boterhammetje door mijn keel te
krijgen. Sommige dagen komt het ganse ontbijt samen met de hele pillenwinkel er
gewoon terug uit. Dan vraag ik me af wat
er van de behandeling overblijft? Het lijkt alsof mijn strot zit toegeknepen,
waardoor ik ook moeilijk kan drinken. Enkel Cola verdraag ik redelijk goed. Ik drink Cola van het ontbijt tot het avondeten. De
Colaproducenten zullen er wel bij varen. Wanneer ik op Pasen
zondag opnieuw kotsmisselijk mijn ontbijt terug geef, besluit ik om te stoppen
met de behandeling. Misschien verdraag ik deze chemo niet langer? Ik wil het
graag bespreken met de oncologe maar die is er niet tijdens de paasvakantie.
Wachten dus, tot na paasmaandag.
Aan de telefoon zegt de
dokter me dat het eigenaardig is, dat onregelmatig overgeven. Een dag wel, drie
dagen niet, dan weer terug, dat is atypisch voor een chemo beweert ze. Volgens
haar moet er iets anders aan de hand zijn. Maar ze vindt het goed dat ik de
behandeling heb afgebroken. We zullen bij de volgende raadpleging onderzoeken
wat er aan de hand kan zijn. Intussen heb ik opnieuw
een blaasontsteking. Door de chemos ben ik daar erg gevoelig aan geworden. Normaal
neem ik dagelijks pilletjes om de zuurtegraad in de blaas te regelen om een
ontsteking te voorkomen. Echter, door het overgeven zijn ook die pilletjes mee
in de afvoergoot verdwenen, waardoor ik met een nieuwe ontsteking opgezadeld
zit.
Het wordt dus even op
de tanden bijten tot onze volgende raadpleging op 5 mei.
Twee grote bedenkingen
heb ik in mijn hoofd zitten. de eerste gaat over de noodzaak van aneensluitende
chemobehandelingen. De tweede over de noodzaak van veelvuldige CT-scans.
Sinds september 2009 bestaat mijn
behandeling en ook mijn leven, uit een aaneengesloten rij van chemotherapieën,
met hoogstens enkele weken rust tussenin. Ik vrees dat dit in de toekomst niet
meer gaat veranderen? Gisteren las ik een artikel van een Duitse arts die pleit
tegen die aaneensluitende chemobehandelingen. Hij beweert dat door de
chemococtails weliswaar een groot deel van de kankercellen zal vernietigd
worden, maar dat de meest gevaarlijke kankercellen zich toch kunnen
schuilhouden en zodra de kust veilig is opnieuw zullen opduiken en verder
woekeren. Anderzijds is het onmiskenbaar zo dat de chemo ook de goede cellen in
het lichaam aanvalt en daardoor de toch al verzwakte weerstand nog meer gaat
ondermijnen, waardoor de levenskwaliteit afneemt en de patiënt uiteindelijk
sneller naar de afgang glijdt. Volgens de Duitse artsen die de biotherapie
aanhangen, liggen immers de sterk verzwakte of geblokkeerde afweermechanismen
en de slecht functionerende uitscheidings- en ontgiftingsorganen mede aan de
oorzaak van het niet herstellen van een kankeraanval. Hun behandeling richt
zich dus niet alleen op het bestrijden van de tumor, maar meer nog op het terug
op gang brengen van de gehavende afweermechanismen en uitscheidingsorganen. Daar
kan wel een bron van waarheid inzitten. Ik heb immers vaak moeite met het
behouden van een regelmatige stoelgang. Het zal geen kwaad kunnen om eens werk
van te maken van een gezonde darm. Misschien moet ik
overwegen om de klassieke behandelingen te combineren met de meer biologische
kankertherapie zoals die in de Duitse Hufeland-kliniek in Bad-Mergentheim wordt
toegepast. Daar ben ik nu over aan het denken. Ik ga het daar vast eens over
hebben bij mijn eerstvolgende afspraak met de oncologe. Is het nodig om
onmiddellijk met een nieuwe chemo te starten wanneer de vorige is uitgewerkt of
moet stopgezet worden? Na de vorige chemo (van
aug tot dec 2010) heb ik een aantal weken vrijaf gekregen en daar heb ik
inderdaad enorm van genoten. Ik ben er helemaal van opgefleurd en vond het heel
jammer dat ze daarna onmiddellijk met een nieuwe chemo zijn begonnen, hoewel de
bloedresultaten en tumormerker heel goed scoorden. Voor mij had het niet
gemoeten, ik voelde me zo goed. Maar ja, je weet ook niet wat er intussen
allemaal aan t woekeren is. Je kan jammer genoeg niet in je lichaam kijken.
Daarmee komen we tot een tweede
vraagstelling. Wat met al die scans? Het is een manier om te zien wat zich
binnen in je lichaam afspeelt, maar terzelfdertijd zijn die Röntgenstralen erg
schadelijk, zeker als het lichaam al door kanker is aangetast. RX is
radioactieve straling en dus rechtstreeks kankerverwekkend. Als ik bedenk
hoeveel mammografieën, RX van de longen en CT scans ik de laatste jaren al heb
gekregen, dan is het niet meer te verwonderen dat de kanker blijft woekeren.
Daar stel ik me al langer vragen bij en daarom heb ik de laatste maanden elke
nieuwe CT-scan afgeweerd. Wat voor zin heeft het te weten waar de tumor het
meest woekert? De therapie blijft toch dezelfde.
Ach ja, het blijft maar
zoeken en piekeren en uitproberen. Zowel voor mij als voor de dokters. We hebben immers geen kristallen bol!
Stomverbaasd en
tegelijk heel erg blij was ik met alle reacties die ik kreeg bij het
verschijnen van mijn verhaal in Libelle. Ik had nooit gedacht dat zovele Libelle
lezers door mijn wel en wee geroerd zouden zijn. Nog minder had ik kunnen
vermoeden dat verschillende van die mensen de moeite zouden nemen om me hun
medeleven en beste wensen toe te sturen, door een reactie of berichtje in het
gastenboek van mijn blog.
Hartelijk dank
daarvoor, lieve mensen. Jullie berichtjes, hoe klein ook, geven me veel steun
en moed om verder te gaan. Het gevoel dat ik niet alleen ben. Dat er niet
alleen veel mensen zijn die bezorgd zijn om anderen, maar jammer genoeg ook velen
die in hetzelfde schuitje zitten of iemand in de nabijheid hebben die tegen
kanker moet vechten.
Ik hoop dat jullie
af en toe nog eens zullen binnenwippen op mijn blog. En vooral, voor de
lotgenoten, dat zij wat steun kunnen vinden in wat ik neerpen in mijn ontboezemingen.
Donderdag werd ik
opgebeld door een journaliste van het weekblad Libelle, met de vraag of ik
belangstelling had om mijn verhaal te vertellen voor opname in het rubriekje
met de zelfde naam.
We maakten een
afspraak de maandag daarop. Het hele gesprek heeft ruim twee uur geduurd. Dat komt vooral omdat ik eerst op het verkeerde spoor zat. Door het
jarenlange ziek zijn en zelf opvolgen van mijn dossier, ben ik geneigd alles te
kaderen in een tijdsschema en daarbij veel medische termen te gebruiken. Het
zakelijk houden is ook een soort bescherming. Ik sprak dus in termen van: dat
jaar heb ik een mastectomie gehad, vier jaar later werden beide eierstokken
verwijderd, enzovoorts. Dat maakt een leestekst natuurlijk saai. Maar de
journaliste, die blijkbaar niet aan haar proefstuk toe is, slaagde erin het
gesprek te draaien door telkens te vragen hoe ik me voelde bij elke nieuwe
ontwikkeling in mijn ziekteverhaal. Dat was nieuw voor mij, want het komt
zelden voor dat iemand me vraagt naar mijn
gevoelens bij die gebeurtenissen. In het beste geval wordt er geluisterd
en belangstelling getoond, maar de gevoelsmatige verwerking heb ik altijd
binnenin mezelf gedaan. Het duurde dus even eer ik op het juiste spoor zat,
maar uiteindelijk heb ik zelf veel gehad aan de bevraging. Ze deed me nadenken
en teruggraven naar gevoelens die ik al diep en veilig had opgeborgen.
Enkele dagen later
stuurde ze me het ontwerp van de tekst op. Ik was oprecht verbaasd over de
manier hoe ze mijn verhaal had uitgeschreven. Het doet raar wanneer iemand
anders mijn verhaal vertelt, vanuit een heel ander perspectief dan ik gewoon
ben. Ik vond het alleszins erg boeiend en ik heb er veel uit geleerd. Dank je
wel Sarina!