in de winter zijn er meer bomen dan in de zomer maar dat deert je niet want je draagt de warmte als een baby met roze handjes tussen de huizen je heupen veranderen water in wijn en je oksels vallen open vol hemels de stilte plant zich voort langs de vogels die hangen aan het plafond van het bos je woorden heb ik luchtledig getrokken als zachte eenden in de mist de straat begint te blozen de zon glijdt uit en giechelt
een negen op de schaal van Richter alsof ik per ongeluk tegen de schrikdraad van de wei was gaan staan toen ik je in sepia op facebook zag ik kwinkelierde van verrukking ik leek verdomme wel een leeuwerik het geheugen van vijftig jaar geleden speelt een vreemd spel het verdoezelt, het vergroot, het verbergt het bedriegt, schaamteloos maar nog altijd zie ik je gezicht omhuld van verwondering, verlangen en zachtheid de versplinterde droom blijft over glashelder
ik weet niet wat mij het liefst is de schoonheid van de duiksprong of het verdwijnen in het water de merel die fluit of de stilte daarna maar ik geniet van die vogel in de armen van de kersenboom tot hij schaterlachend wegvlucht in het groene licht en de grens van de stilte aangeeft rond de vele cirkels in mijn hoofd
denk aan een zwaluwvlucht schuin tegen de zon die bevelen schreeuwt tot de zwellende druiven in het veld de van bloed doorlopen klaprozen rijden zij aan zij naar het gevecht van de zomer en zie, daar slingert je lach als een lasso tussen de bomen van mijn herinneringen nog steeds draag je de vreugde van champagne gevangen in je lijf zoals een ragfijn broekje zachte dijen in de greep houdt ja, je bent het verboden zijn het paradijs in de omheining van je lichaam je bent lang geleden en elk uur kortbij jij bent de nacht die we nu hebben dichtgevouwen maar nog altijd ken ik de voornamen van je gewillige borsten
de armen van je woorden duwen me tegen de muur mijn drift staat zo hoog tot tegen de rand van mijn rivier als je me zou optillen zou je morsen zoals met een tas koffie die te vol is de witte magnolia parfumeert mijn tuin met dampende dromen de stilte blaast tekstballonnen tussen de hagen en smeert de bomen in met sprookjes de tijd gaat er stiekem vandoooor... op de vergeelde straat staat een gedicht te liften
val je na het vrijen direct in slaap vraag je soms wel, soms niet, zeg ik en wat doe je wanneer ik in slaap ben gevallen ? dan leg ik mijn arm om je heen en luister naar je ademhaling en daarna ? wil je weten daarna niets, daarna val ik in slaap
het schateren van de bok het geharrewar van de sterren het in en uit ademen van eb en vloed de onderaardse lavastromen de routes van langgerekte trekvogels de dienstregeling van de spoorwegen het broebelen van de olievelden in Texas de hartslag van de kolibri's tussen de lianen het gezang van de potvissen onder het pakijs van antartica het dansen van de soepletters
er is zoveel wat ik niet begrijp
maar het deert me niet want er was blauw en rood in haar schoenen alsof ze vogels aan haar voeten droeg als ze danste
donderende explosie tegelijk trekken mijn schouders samen de hemel scheurt in rafels echo's heen en weer ketsend tegen de muren van de vier windstreken een straaljager snelt weg, inkrimpend tot een stip trekt het lawaai met zich mee tot het licht weer effen en geluidloos als een vallend laken me in de nek pakt er zijn geen vogels meer alleen wij moeder, vader,ik
ben ik altijd al op zoek geweest naar woorden misschien maar ik denk dat de woorden mij kwamen zoeken waar kwamen zij vandaan misschien vanop een knoestige boomstronk die meedreef met het water in het zalmkleurige schijnsel van de zon of uit de mond van een zatte tuinkabouter fluisterend vanachter de takken van de nacht of plotseling vanuit de schreew van een kraai hoe zouden zij elkaar herkennen in hun blauwzwart verenpak of wanneer ik alleen was en zij mij zacht aanraakten het is dan dat mijn ziel als een kat omhoog sprong
Parijs stad van het licht van de Tour op de Champs-Elysées heeft een droef gezicht gekregen en kruipt bang in mijn tv geen Moulin Rouge meer geen variété kalasjnikovs schieten broers aan stukken uiteengerukte fraternité Parijs staat in brand ligt niet meer in Disneyland
de novemberkleuren van de bomen zijn zo mooi dat ik ze liever niet beschrijf de zon voelt zich niet meer op haar gemak vlucht weg tussen de regenbuien toch probeer ik rust te vinden langs de wilde snelweg van mijn leven hier tref ik mijn bewustzijn aan op een met struikgewas begroeid terrein waar overal het onbegrip opschiet met daartussen enkele frustraties een fikse dosis weemoed en wat melancholie mijn dromen liggen verstopt en mijn verlangens zijn vertrapt weer beukt de wind tegen mijn woorden getemde chaos
de middag leegdrinken als een glas champagne de avond kruiden met voorbijvliegende vogels even de laatste schoenen poetsen de planten water geven tot ze in huilen openbarsten de kat bij de melk zetten of nog beter de koe bij de horens vatten de deur op een kier laten voor de ochtendzon zacht vertrekken en onhoorbaar wandelen tot bij jezelf sterven, je moet er alle tijd voor nemen
een nieuwe morgen biedt zich aan teder en aarzelend zich verontschuldigend voor zoveel breekbaarheid ik zuig iedere beweging in me op van de vogels die gaten in de lucht fladderen mijn tuin staat vol lege plekken ik leun tegen mijn schouder dit is hopeloos bevrijd me van de tijd als ik straks thuiskom ben ik mezelf kwijt dan verbrand ik mijn dromen die ik vandaag droeg als versleten kleren ze zijn doorweekt met heimwee en treurigheid ze zijn niet meer te redden
met een dichtgevouwen glimlach en op hooggehakte benen houdt mijn spiegelbeeld de glazen draaideur van het komende jaar voor me open de dagen van vroeger hebben zich genesteld in de onontdekte hoekjes van mijn lijf in de rafels en de randen ervan om me te laten schrikken van de dag van morgen maar ik ben niet bang voor de blauwe plekken en de schaafwonden van de tijd zolang jij bij me bent ik leg mijn arm om je schouders je past precies in mij
Nog enkele dagen en het is zo ver ... 70 jaar. Zeventig worden is niet zo moeilijk . Je moet alleen de voorbije negenenzestig jaar overleven. Het lijkt superver voor sommigen, maar het valt reuze mee als je in de buurt woont. Verjaardagen zijn vooral lessen in nederigheid. Hoe meer je er meemaakt, hoe minder aandacht je er aan besteedt. Enerzijds natuurlijk vanwege de gewenning, anderzijds vanwege de blijvende en met het vorderen der jaren zelfs toenemende onzekerheid. Al bij al is het toch maar raar dat je in leven bent gebleven, terwijl om je heen geliefden en kennissen bij bosjes zijn weggevallen, waardoor er alsmaar minder mensen zijn om je eventuele vrolijkheid mee te delen en wie je een glas champagne in de handen kan stoppen. Want het mag gezegd worden : het betreft hier een vrolijkheid die bij nader toezien slechts de sluier is waarachter zich de weemoed verschuilt, de weemoed en de beklemming van het besef dat wat voorbij is, voorbij is. Zoiets krijg je niet uitgelegd aan pakweg twee kleinzonen die zich staan uit te sloven om spontaan blij te zijn op opa's verjaardag.Vanzelfsprekend wens ik mezelf zulke droevige gedachten niet toe. Ik wens me in de toekomende tijd vijf kommerloze jaren toe !Want het zal weer gedaan rap gedaan zijn met de rust, eens die vijfenzeventigste eraan komt. Gevierd worden als een held ... dat doe je nooit ongestraft !
ik wil je eindeloosheid geven in je ogen zit onsterfelijkheid en regen en gefluister en wind die waait alsof hij elders is de angst van de niet meer zo strakke huid is er nooit geweest en de plooien waarin de schaduwen van de jaren schuilen brengen ons aan het lachen het leven is niet te kort het is te lang als je het verspilt aan de niet-liefde, het niet-lachen het niet-kiezen wij gebruiken elke dag onze tijd om naar de lucht te kijken en naar mekaar je ruikt dan naar appels op een houten rek in de zon ik val geruisloos in een siroopzoete slaap
de bomen kammen de wind en dan zonder naar links of rechts te kijken rijdt de zon door het rode licht van de avond de eenzaamheid trekt aan de ketting ik zou graag een uur met jou onder zuiver water willen zwemmen op zoek naar de kussen van jaren geleden zo gulzig, zo wild, zo adembenemend urenlang hingen ze tussen onze lippen de zonde werd een feest maar je bent er niet de lucht kleurt zoetblauw en rond mij wordt alles zo saai als plafondverf
mijn woorden liggen geruisloos aan de binnenkant van mijn huis wanordelijk, zo vlak voor het schrijven, maar woorden zijn laf en slaan op de vlucht bang voor de vervoeging van voorbije jaren verward door de rauwheid van de waarheid alles goed, vraag je ja, ja, zeg ik wetend dat mijn vermomming als bejaarde geslaagd is maar misplaatst in de tijd de leugen nestelt zich in alle hoeken van mijn lijf