hier drukt de wind zijn lippen als een kus tegen de bomen ik luister naar verre, mooie muziek in het schoonschrift van mijn dromen lig je op mij te wachten ik wrijf je in met mijn vingertoppen heb je de bijsluiter goed gelezen vraag je ja, zeg ik, ik moet je strelen tot jij geheel en al door mijn huid bent opgenomen
er is zoveel wat ik niet begrijp het in en uitademen van eb en vloed de onderaardse lavastromen het schateren van de bok de routes van de wilde ganzen de dienstregeling van de spoorwegen de olievelden in Texas de hartslag van de kolibries tussen de lianen van het amazonewoud het gezang van de potvissen onder het pakijs van antarctica het dansen van de soepletters
er is zoveel wat ik niet begrijp zoals die kus van jou lang geleden die maar niet wil opdrogen
ik, het zoekende water, onrustig, wil je slok na slok ontdekken ik wil stromen door jou, langs jou jij bent mijn rivier, liefste, geef me de goede richting aan , dam me in, bundel mijn geweld
als ik niet ingedamd word stroom ik over, richt ik vernieling aan, verlies ik mijn kracht maar laat mij mijn eigenzinng water, want een oever waarlangs geen water stroomt brokkelt af, valt uit elkaar in kleine brokjes verdriet Begrijp je dat, liefste ?
de tijd sluipt door de straten grijnst zijn tanden bloot en jaagt op mij als een leeuwin slaat toe springt me naar de strot mijn leven krimpt, de kop almaar dieper in de kas dagen worden uren, denken wordt doem, het hart verstart en maakt zich ongerust als een poes die haar eerste aarzelende stapjes maakt in de sneeuw mij rest het pijnlijke licht van lage zon en het kraken van adem die stamelt
de kou van december vraagt naar de trage wolk in mijn ogen.Naar mijn naam. ik antwoord : Dat ik lucht ben, dat de verte mijn hoofdkussen en de hemel mijn huis is. Tussen mijn wimpers verkleumen de daken. Paars. De tijd glijdt. Naar het donker. Onder de langgerekte vingers van het gras. de avond schudt mij dooreen als een spel kaarten. Ik mag niet vergeten aan jou. Te denken
hier bij het graf van vader en moeder hangt de geur van gedempte gesprekken vallen de woorden langzaam uiteen in de wind stapvoets naar het zuiden de grond ligt verkleumd onder de zware lucht die een grijs hemd heeft aangetrokken de grafstenen zijn moe en leunen op hun elleboog om de levensloop van vage letters en voorbije cijfers te dragen ik kijk de foto van mijn moeder recht in de ogen
dromen zijn zwerfkatten die met gele ogen langs mijn huid naar binnen sluipen mijn huid zo dikwijls betast, gestreeld, gekrabd, huid die samen met mij geworsteld heeft op het strand, op autozetels, op satijnen lakens en samen met mij troost zocht bij een andere huid
mijn dromen spelen een luguber spel met elkaar ze knopen zich aaneen en botsen tegen mekaar op ze dansen en strompelen spreken elkaar tegen en vullen elkaar aan ze zingen en betogen strelen en slaan walgen van mekaar en hebben lief en als het licht huivert voor de avond roerloos en blauw wordt blijven mijn dromen warm en naakt achter zoals slapen zonder slipje
dag papa, zegt zij als ik de ziekenkamer binnenkom haar glimlach schuift moeizaam naar me toe met de tederheid van trage regen in de wreedheid van deze onmetelijke dag ik hou meer van haar dan het gezond verstand me toelaat ik zou alles voor haar weggeven ik zou alles verliezen als ik haar kwijt zou zijn ik denk dat er een wereld binnen in de wereld bestaat en dat die de naam van mijn altijd kleine meid draagt
ik pluk een ruiker woorden en ik zie dat elke letter haar beter maakt
ik zou zo graag even slapen heel even maar een minuut of een eeuw slapend duurt dat even lang maar iedereen moet weten dat ik niet dood ben dat de lucht zo blauw is als de huiver rond mijn lippen dat ik het vriendje ben van de westenwind dat ik de onmetelijke schaduw ben van mijn loepzuivere tranen vlecht de manen van onze hartstocht rond mijn nek nu de maan tussen mijn lakens kruipt straks klinkt de stilte als muziek in mijn oren