we liepen langzaam door het gras de stilte nestelde zich in onze kelen de verre zon die van modderkleuren was de hoge wolken onbereikbare kastelen en daaronder het langgerekt zuchten van de velden het was allemaal nabij en toch uren ver ik fluisterde in je haren en telde in elke lok de schaduw van een kleine ster je grage hand had niets vandoen maar die te vullen is me niet gelukt ik heb verlegen en met de teerste zoen je lange lippen toegedrukt