brandrode handen glijden langs de muren omlaag de zon is er gloeiend bij licht nog even op in onmacht en verdwijnt als een dief in de nacht tel maar rap van één tot tien want wie niet weg is is gezien ik struikel over de rand van je ogen en donder hals over kop naar binnen ik raak je grond en kom ( hoe kan dat ? ) zachtjes neer precies op de plaats waar jij stond alles is slechts een kus veraf we lezen elkaar blindelings en we horen niet hoe kokhalzend een late boot naar huis vaart