de koude polder slaat nog even terug met gouden degens van de wind maar de zon bezingt triomfantelijk het vonnis als een wreed en warm geheim nu weet ik het land had de winter nodig om de stilte te bedekken ik luister jou jij luistert mij ik fluister jou jij fluistert mij je ogen verwelken als twee druppels twijfel en onze ademende woorden omzeilen met een brede zwaai de eeuwigheid van gisteren