geblinddoekt moet je de winter beschrijven met de wind die op je huid een tekst krast van zacht leer het zal zonderling en uit alle hoeken waaien en de bijlen zullen roesten niet zoals de wind het voorspelt want de tover van zijn schrift verbrandt je hand niet met de wapens van de zomer alleen met de winter begint een nieuw seizoen dat duurt een ijstijd in de sluimering van de breekbaarheid
voor mij niets achter mij niets en daartussen ik op de fiets de kop omhoog de kop omlaag heel veel wind vandaag blauw van de kou rij ik naar die warme handen van jou want het vriest dat het kraakt en ik hoop dat je friet met stoofvlees hebt gemaakt