naast de beek die pas kan lopen trekken de huizen zich terug om droog te liggen de merels wandelen met hun armen op de rug en niemand ziet hoe een hond een hap neemt uit de avondzon de straat slentert door het dorp en valt even verder op de kasseien languit in slaap het licht rinkelt als goudstukken door je haar en de takken naar beneden ik leg mijn woorden tussen je lippen je handen bladeren lauw en voorzichtig door mijn huid in mijn droom val ik in slaap